ECLI:NL:RBMID:2009:BK8451
Rechtbank Middelburg
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling en ongerechtvaardigde verrijking na verkoop van een auto in het kader van echtscheiding
In deze zaak vorderde [eiseres] betaling van een bedrag van € 8.164,53 van [gedaagde], die de hypothecaire schuld van [eiseres] en haar ex-echtgenoot had afgelost. De partijen waren met elkaar verbonden door een huwelijk dat op 17 maart 2006 was gesloten en dat op 16 april 2008 was ontbonden. De rechtbank had eerder de echtscheiding uitgesproken en de beschikking was op 24 juni 2008 ingeschreven. De vordering van [eiseres] was gebaseerd op ongerechtvaardigde verrijking, omdat zij stelde dat de auto, waarvan de verkoopprijs door [gedaagde] was betaald, een hogere waarde had dan het bedrag waarvoor deze was verkocht. [gedaagde] voerde verweer en stelde dat er geen sprake was van ongerechtvaardigde verrijking, omdat hij de schuld had afgelost om de financiële situatie van [eiseres] en zijn zoon te verlichten.
De rechtbank oordeelde dat [eiseres] niet-ontvankelijk was in haar subsidiaire vordering, omdat deze niet ten behoeve van de gemeenschap was ingesteld. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van ongerechtvaardigde verrijking, omdat [gedaagde] de schuld had afgelost om te voorkomen dat de financiële situatie van [eiseres] zou verslechteren. De rechtbank wees de vordering van [eiseres] af en veroordeelde haar in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] waren begroot op € 1.071,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De vorderingen in voorwaardelijke reconventie van [gedaagde] werden niet inhoudelijk beoordeeld, omdat de voorwaarde niet was vervuld.