ECLI:NL:RBMID:2009:BK8448

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
4 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
66964
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van een geldlening tussen vrienden

In deze zaak vorderen eisers, die een vriendschappelijke relatie met gedaagde hebben onderhouden, de terugbetaling van een bedrag van € 5.000,-- dat zij op 30 mei 2006 aan gedaagde hebben overhandigd. Eisers stellen dat dit bedrag is verstrekt als een geldlening, terwijl gedaagde betwist dat er sprake is van een geldlening en stelt dat de betaling een vergoeding was voor verleende diensten. De rechtbank oordeelt dat eisers de bewijslast dragen voor hun stelling dat er een overeenkomst van geldlening is gesloten. Gedaagde heeft in zijn verweer aangegeven dat de betaling niet als lening bedoeld was, maar als vergoeding voor adviezen en werkzaamheden die hij voor eiser sub.1 heeft verricht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen schriftelijke overeenkomst is en dat de terugbetalingstermijn niet is afgesproken. Gedaagde heeft weliswaar beloofd het bedrag terug te betalen, maar deze belofte is niet nagekomen. De rechtbank heeft eisers toegelaten tot bewijslevering om aan te tonen dat er daadwerkelijk een overeenkomst van geldlening is gesloten. In afwachting van deze bewijslevering heeft de rechtbank verdere beslissingen aangehouden. De zaak zal worden voortgezet met een getuigenverhoor op 14 december 2009.

Uitspraak

Uitspraak
2
66964 / HA ZA 09-149
4 november 2009
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
66964 / HA ZA 09-1494 november 2009
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 66964 / HA ZA 09-149
Vonnis van 4 november 2009
in de zaak van
1. [eiser sub 1]
wonende te Burgh-Haamstede,
2. [eiser sub 2],
wonende te Burgh-Haamstede,
eisers,
advocaat: mr. J.B. de Meester te Goes,
tegen
[gedaagde],
wonende te Schuddebeurs, gemeente Schouwen-Duiveland,
gedaagde,
advocaat: mr. M. van Gastel te Hellevoetsluis.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 27 mei 2009
het proces-verbaal van comparitie van 21 september 2009.
De feiten
Partijen kennen elkaar van de Rotary en hebben gedurende enkele jaren een vriendschappelijke relatie met elkaar onderhouden. Eiser sub.1 is eigenaar van een architectenbureau in Zierikzee; gedaagde is werkzaam bij een bedrijf dat zich bezighoudt met technische installaties in gezondheidszorginstellingen.
Op 30 mei 2006 hebben eisers – in hun woning - een bedrag van € 5.000,-- in
contanten aan gedaagde overhandigd. Gedaagde heeft dat bedrag aangewend ter betaling van zijn jachtrechten in de Ardennen.
2.3. Eisers hebben gedaagde bij een aangetekend verzonden brief van 14 november 2008 verzocht om terugbetaling van voormeld bedrag. Bij aangetekend verzonden brief van 6 januari 2009 heeft de advocaat van eisers dat verzoek herhaald. Gedaagde is niet tot terugbetaling overgegaan.
Het geschil
Eisers vorderen veroordeling van gedaagde tot betaling van € 5.000,--, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, een en ander met veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure.
Eisers leggen aan hun vordering ten grondslag dat zij met gedaagde een overeenkomst van geldlening zijn aangegaan en dat zij gedaagde in dat verband op 30 mei 2006 uit privé-middelen een bedrag van € 5.000,00 hebben overhandigd. Die overeenkomst is mondeling gesloten en is niet op papier gezet. Gedaagde had het geleende bedrag nodig voor de betaling van zijn jaarlijkse jachtrechten in de Ardennen. Hoewel ten tijde van het sluiten van die geldlening geen terugbetalingstermijn is afgesproken, was de lening voor een korte periode bedoeld. Gedaagde is verscheidene malen verzocht om tot terugbetaling over te gaan. Dit moet als opzegging van de lening worden aangemerkt. Gedaagde gaf hen echter steeds te kennen dat het hem (op die momenten) niet uitkwam om terug te betalen. Uiteindelijk heeft gedaagde – onder verbreking van de vriendschapsbanden – in december 2007 toegezegd het geleende geld terug te zullen betalen. Ook de echtgenote van gedaagde, die door hen voor het eerst in september 2007 op de gang van zaken is aangesproken, heeft eisers gezegd de schuld te willen aflossen. Die beloftes van gedaagde en zijn echtgenote zijn echter tot heden niet nagekomen. Eisers menen dat het verweer van gedaagde als ongemotiveerd en tardief moet worden gepasseerd. Hij heeft het bestaan van de onderhavige geldlening namelijk pas in het kader van deze procedure betwist. Op de brieven van 14 november 2008 en 6 januari 2009 heeft hij nooit gereageerd.
Eisers betwisten dat gedaagde in hun opdracht tegen betaling werkzaamheden heeft verricht. Alles wat hij door de jaren heen voor hen heeft gedaan, heeft steeds plaatsgevonden in het kader van vriendendiensten. Tot slot stellen eisers buitengerechtelijke incassokosten te hebben gemaakt tot een bedrag van € 200,00.
Gedaagde voert verweer. Hij betwist dat sprake is geweest van een geldlening. Gedaagde stelt dat hij beschikt(e) over een breed netwerk. Met eisers, althans met eiser sub.1, is hij overeengekomen dat de betaling van 30 mei 2006 gold als vergoeding voor de vele (zakelijke) adviezen die hij eiser sub.1 door de jaren heen heeft gegeven en de vele werkzaamheden die hij ten behoeve van hem heeft verricht. Gedaagde betwist eisers ooit te hebben toegezegd tot terugbetaling van het bedrag van € 5.000,-- over te zullen gaan. Ook zijn echtgenote heeft een dergelijke toezegging nimmer gedaan. Tot slot betwist gedaagde de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten. Zijns inziens was het maken van dergelijke kosten niet gerechtvaardigd. Bovendien staat dat bedrag in geen verhouding tot de verrichte werkzaamheden.
De beoordeling
Eisers beroepen zich op de rechtsgevolgen van de door hen gestelde feiten, die
betwist zijn door gedaagde. Ingevolge artikel 150 Rv dragen eisers dan de bewijslast van die feiten, tenzij uit enige bijzondere regel of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast voortvloeit.
Anders dan eisers is de rechtbank van oordeel dat van een ongemotiveerde
betwisting van de feiten door gedaagde geen sprake is. Gedaagde stelt immers dat de betaling op 30 mei 2006 plaatsvond op grond van een andere rechtsgrond, te weten: in opdracht van eisers, althans van eiser sub.1, verrichte werkzaamheden.
De rechtbank ziet evenmin reden het verweer van gedaagde als tardief aan te
merken. De enkele omstandigheid dat gedaagde niet schriftelijk is ingegaan op de brieven van 14 november 2008 en 6 januari 2009 is daartoe onvoldoende. Dat zou anders zijn indien vast zou staan dat gedaagde ook in mondelinge contacten met eisers nooit eerder het bestaan van een overeenkomst van geldlening heeft betwist. Gelet op het verweer van gedaagde staat dat echter in deze procedure juist niet vast.
4.4. Nu naar het oordeel van de rechtbank voor een andere bewijslastverdeling geen reden is, zullen eisers dienen te bewijzen dat zij met gedaagde een overeenkomst van geldlening hebben gesloten, uit hoofde waarvan zij op 30 mei 2006 een bedrag van € 5.000,00 aan hem hebben uitbetaald. Eisers zullen tot het leveren van bewijs worden toegelaten.
4.5. In afwachting van de bewijslevering, houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan.
De beslissing
De rechtbank
draagt eisers op te bewijzen feiten en/of omstandigheden waaruit blijkt dat zij met gedaagde een overeenkomst van geldlening hebben gesloten en dat zij uit hoofde daarvan het op 30 mei 2006 aan gedaagde overhandigde bedrag van € 5.000,-- aan hem hebben betaald;
bepaalt dat, indien eisers het bewijs willen leveren door middel van het doen horen van getuigen, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. J.A.J. van den Boom in het gerechtsgebouw te Middelburg aan Kousteensedijk 2 op 14 december 2009 van 13.30 tot 15.30 uur;
bepaalt dat de partij die op genoemd tijdstip niet kan verschijnen, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk en gemotiveerd aan de rechtbank - ter attentie van de roladministratie van de sector civiel - om een nadere dag- en uurbepaling dient te vragen onder opgave van de verhinderdata van alle partijen in de drie maanden volgend op genoemde datum;
bepaalt dat eisers, indien zij het bewijs niet door getuigen willen leveren maar door overlegging van bewijsstukken en/of door een ander bewijsmiddel, zij dit binnen twee weken na de datum van deze uitspraak schriftelijk aan de rechtbank ter attentie van de roladministratie van de sector civiel - en aan de wederpartij moeten opgeven;
bepaalt dat eisers – indien zij het bewijs niet uitsluitend door middel van het doen horen van getuigen willen leveren, maar tevens door het in het geding brengen van schriftelijke bewijsstukken, die bewijsstukken uiterlijk twee weken voor voormelde enquêtedatum aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.J. van den Boom en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2009.?