ECLI:NL:RBMID:2009:BJ9611

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
14 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
61494 / HA ZA 2008-070
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een koopovereenkomst voor een café

In deze zaak vorderde eiser, wonende te Oost-Souburg, de nakoming van een koopovereenkomst voor een café, waarvan gedaagde, eveneens wonende te Oost-Souburg, de eigenaar is. Eiser stelde dat er op 23 november 2007 een koopovereenkomst tot stand was gekomen, waarbij een koopprijs van € 40.000,-- was overeengekomen. Gedaagde betwistte echter dat er een koopovereenkomst was gesloten en stelde dat de bemiddelaar, [B.], niet bevoegd was om namens hem een overeenkomst te sluiten. De rechtbank oordeelde dat gedaagde niet gehouden was aan de koopovereenkomst, omdat er geen volmacht was verleend aan [B.] en er geen schijn van volmacht was gewekt. Eiser had de bewijslast om aan te tonen dat gedaagde de schijn had gewekt dat [B.] bevoegd was om de overeenkomst te sluiten, maar slaagde hierin niet. De rechtbank wees de vorderingen van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten van gedaagde, die op € 1.384,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 14 januari 2009 door mr. T. van de Poll.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
61494 / HA ZA 08-7014 januari 2009
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 61494 / HA ZA 08-70
Vonnis van 14 januari 2009
in de zaak van
[eiser],
wonende te Oost-Souburg, gemeente Vlissingen,
eiser,
advocaat mr. B.H. Vader te Oost-Souburg, gemeente Vlissingen,
tegen
[gedaagde],
wonende te Oost-Souburg, gemeente Vlissingen,
gedaagde,
advocaat mr. M.W. Dieleman te Middelburg.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 14 mei 2008
het proces-verbaal van comparitie van 24 juni 2008, inhoudende een (mondeling) vonnis,
het proces-verbaal van getuigenverhoor van 16 september 2008.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
[gedaagde] is eigenaar van de eenmanszaak “Café [naam]” (hierna: het café), gevestigd aan de [adres] te Oost-Souburg.
[gedaagde] heeft de heer B. [B.], werkzaam voor bemiddelingsbureau [K.], ingeschakeld in verband met verkoop van het café.
Tussen [B.], [eiser], [S.] (accountant) en [J.] (bierleverancier) heeft op 23 november 2007 een gesprek plaatsgevonden over de verkoop van het café aan [eiser]. In dat gesprek is onder meer overeenstemming bereikt over een koopprijs van € 40.000,--.
[B.] was niet door [gedaagde] gevolmachtigd om de afspraken zoals die zijn gemaakt op 23 november 2007, te maken.
Het geschil
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] om binnen twee dagen na het ten deze te wijzen vonnis de op of omstreeks 23 november 2007 met [eiser] tot stand gekomen koopovereenkomst na te komen en daartoe alles te verrichten dat daartoe noodzakelijk is, zulks op straffe van een dwangsom en een boete van € 80,-- per dag gerekend vanaf 26 december 2007 tot de dag waarop [gedaagde] de koopovereenkomst alsnog nakomt, vermeerderd met rente en kosten.
[eiser] voert hiertoe aan dat tussen partijen op 23 november 2007 een koopovereenkomst tot stand is gekomen. Na het onder 2.3 bedoelde gesprek zijn [B.] en [eiser] naar het café gegaan. [B.] heeft uitgelegd welke afspraken zijn gemaakt en vervolgens is in het bijzijn van [gedaagde] en zijn echtgenote de inventarislijst doorgenomen. Hierdoor heeft [gedaagde] de schijn gewekt dat [B.] bevoegd was om namens [gedaagde] de afspraken zoals die zijn gemaakt, te maken. Er heeft ook eerder een gesprek op het terras plaatsgevonden waarbij die schijn is gewekt. Ook door een eerder telefoongesprek met de echtgenote van [gedaagde] en een telefoongesprek met [B.] is die schijn gewekt. De echtgenote van [gedaagde] heeft gevraagd of [eiser] wilde proberen het café te kopen. Nadat hij had aangegeven dit te willen, is hij direct daarna gebeld door [B.]. [eiser] heeft hieruit afgeleid dat hij de onderhandelingen met [B.] moest voeren.
[gedaagde] betwist dat er een koopovereenkomst tot stand is gekomen. De bespreking op 23 november 2007 heeft buiten zijn aanwezigheid plaatsgevonden. [B.] heeft het onderhandelingsresultaat voorgelegd aan [gedaagde], die daarmee niet akkoord is gegaan. [gedaagde] heeft tijdens het bezoek aan het café op 23 november 2007 door [B.] en [eiser] ondubbelzinnig te kennen gegeven dat hij het bod van [eiser] niet aanvaardde. [B.] had geen volmacht om het café te verkopen tegen een koopprijs van € 40.000,---. Een opdracht aan een makelaar tot bemiddeling houdt geen volmacht in tot het sluiten van een koopovereenkomst. Er is ook geen schijn van volmacht gewekt. [gedaagde] heeft op 23 november 2007 geen inventarislijst getekend. Het getekende exemplaar dat in de procedure is overgelegd dateert van vóór 23 november 2007.
De beoordeling
Niet in geschil is dat tijdens het onder 2.3 bedoelde gesprek tussen [eiser] en [B.] een koopprijs van € 40.000,-- is overeengekomen voor het café. [B.] was als bemiddelaar echter niet gevolmachtigd om namens [gedaagde] een koopovereenkomst te sluiten. [gedaagde] is echter gehouden aan de koopovereenkomst indien hij bij [eiser] de schijn heeft gewekt dat [B.] bevoegd was om namens [gedaagde] de afspraken te maken zoals die zijn gemaakt op 23 november 2007. Gelet op de betwisting van [gedaagde] dat hij die schijn is gewekt, is ter comparitie het mondelinge vonnis gewezen dat [eiser] feiten en omstandigheden dient te bewijzen waaruit blijkt dat [gedaagde] de schijn heeft gewekt dat [B.] bevoegd was om namens [gedaagde] de afspraken te maken zoals die zijn gemaakt tijdens het gesprek op 23 november 2007.
[eiser] heeft vervolgens als getuigen doen horen [B.] voornoemd, en zichzelf als partij-getuige. [gedaagde] heeft afgezien van het horen van getuigen in contra-enquête.
Uit de verklaring van [B.] kan niet worden afgeleid dat [gedaagde] de schijn heeft gewekt dat [B.] bevoegd was om namens [gedaagde] de koopovereenkomst te sluiten. [B.] zelf geeft aan dat het voor hem duidelijk was dat [gedaagde] als opdrachtgever nog toestemming moest geven voor de koop. Hij kon geen koop realiseren tijdens het onder 2.3 bedoelde gesprek omdat hij alleen bemiddelaar was en geen eigenaar. Hij weet zeker dat [gedaagde] in ieder geval de maandag na de 23e november tegen hem heeft gezegd dat de koop niet door kon gaan.
Uit de verklaring van [eiser] kan ook niet worden afgeleid dat [gedaagde] de schijn van bevoegdheid van [B.] heeft gewekt. [eiser] verklaart alleen dat [B.] de indruk heeft gewekt dat hij bevoegd was namens [gedaagde] een koopovereenkomst te sluiten. Dit kan [gedaagde] echter niet worden tegengeworpen. Over [gedaagde] zelf verklaart [eiser] niets, behalve dat [gedaagde] op 23 november 2007 tijdens het bezoek aan het café samen met [eiser] en [B.] de inventarislijst heeft nagelopen (maar, anders dan hij eerder in de procedure heeft gesteld, niet ondertekend). Zo dit echter al bij [eiser] een schijn van bevoegdheid van [B.] heeft gewekt, kan [eiser] zich hier niet op beroepen. Het enkele nalopen van een inventarislijst, zegt niets over de bevoegdheid van [B.] om een koopovereenkomst te sluiten.
Uit het voorgaande volgt dat [eiser] niet is geslaagd in zijn bewijsopdracht. De vorderingen van [eiser] worden dan ook afgewezen.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht 254,00
- salaris procureur 1.130,00 (2,5 punt × tarief € 452,00)
Totaal € 1.384,00
De beslissing
De rechtbank
wijst de vorderingen af,
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.384,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. T. van de Poll en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2009.