ECLI:NL:RBMID:2009:BJ5341

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
13 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 08/1165
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand voor inrichtingskosten op basis van woonplaats

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 13 augustus 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen. De eiser had op 26 februari 2008 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor inrichtingskosten ingevolge de Wet Werk en Bijstand (WWB) in verband met zijn verhuizing naar een nieuw adres. Het college heeft echter op 19 mei 2008 deze aanvraag afgewezen, omdat uit onderzoek was gebleken dat de eiser niet op het opgegeven adres woonde. De eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 8 juli 2009 behandeld. De eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder niet ter zitting verscheen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet de juiste informatie over zijn woonadres heeft verstrekt, wat essentieel is voor de toekenning van bijstand. De rechtbank heeft de bevindingen van de sociaal rechercheur in aanmerking genomen, die had vastgesteld dat de woning van de eiser een onbewoonde indruk maakte en dat er nauwelijks verbruik van gas, water en elektriciteit was.

De rechtbank concludeert dat de eiser ten tijde van de aanvraag geen woonplaats had op het opgegeven adres en dat hij onjuiste inlichtingen heeft verschaft. Daarom kon het recht op bijzondere bijstand voor inrichtingskosten niet worden vastgesteld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een kostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van mr. W. Evenhuis, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht
AWB nummer: 08/1165
Uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
inzake
[naam],
wonende te [plaats],
eiser,
gemachtigde mr. S.J. Nijssen, advocaat te Zierikzee,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen,
te Terneuzen,
verweerder.
I. Procesverloop
Bij besluit van 19 mei 2008 heeft verweerder een aanvraag van verzoeker om bijzondere bijstand voor inrichtingskosten ingevolge de Wet Werk en Bijstand (WWB) afgewezen.
Bij besluit op bezwaar van 12 november 2008 heeft verweerder het bezwaar tegen het besluit van 19 mei 2008 ongegrond verklaard.
Tegen het besluit op bezwaar (hierna: het bestreden besluit) heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
Het beroep is op 8 juli 2009 behandeld ter zitting. Eiser is daar verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is niet ter zitting verschenen. Ter zitting is het onderzoek gesloten.
II. Overwegingen
1. Eiser heeft op 26 februari 2008 een bijstandsuitkering aangevraagd bij verweerder in verband met zijn verhuizing naar [plaats]. Daarbij heeft hij als woonadres [adres] te [plaats] opgegeven. Tevens heeft hij verzocht om bijzondere bijstand in verband met inrichtingskosten.
2. Naar aanleiding van deze aanvragen heeft een sociaal rechercheur een onderzoek ingesteld waarvan de bevindingen, onder meer betreffende verbruik van gas, water en energie in de woning, zijn neergelegd in een rapportage van 9 april 2008.
3. In het besluit van 19 mei 2008 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker voor inrichtingskosten afgewezen. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat uit voormeld onderzoek genoegzaam is gebleken dat eiser niet op het door hem opgegeven adres [adres] woont en dat hij hiermee onjuiste informatie heeft verschaft over zijn woonadres. Hierdoor heeft hij zijn inlichtingenplicht geschonden en kan zijn recht op bijstand niet worden vastgesteld. Met het bestreden besluit heeft verweerder dit standpunt gehandhaafd.
4. Eiser heeft aangevoerd dat hij wel degelijk gas, water en electra verbruikte. Daarbij verwijst eiser naar hetgeen hij op 2 juli 2008 in de woning had verbruikt. Hij stelt verder dat hij over een geldige huurovereenkomst beschikt. Het valt volgens eiser niet in te zien dat hij, gelet op de daarmee gepaard gaande lasten, dan niet zou gaan wonen in de woning aan [adres]. Eiser beschikt verder niet over de middelen om de woning in te richten. Aan de omstandigheid dat de woning niet is ingericht, kunnen volgens eiser geen gevolgtrekkingen worden verbonden.
5. De rechtbank overweegt dat het recht op bijzondere bijstand, evenals het recht op bijstand voor levensonderhoud, geldend dient te worden gemaakt jegens het college van de gemeente waar de belanghebbende woonplaats heeft als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Uit deze artikelen volgt dat de woonplaats van een persoon zich in zijn woonstede bevindt, en bij gebreke van woonstede ter plaatse van zijn werkelijk verblijf. Een persoon verliest zijn woonstede door daden, waaruit zijn wil blijkt om haar prijs te geven. Dit sluit niet uit dat een woonstede ook op grond van andere feiten en omstandigheden geacht kan worden te zijn opgebroken. Volgens vaste rechtspraak wordt de vraag waar iemand zijn woonplaats heeft dan ook beantwoord aan de hand van de concrete feiten en omstandigheden. De belanghebbende is verplicht juiste en volledige informatie over zijn woonadres te verstrekken, aangezien dat gegeven van essentieel belang is voor de verlening van bijstand.
6. Uit bovenvermeld onderzoek blijkt dat eiser twee maal niet thuis is aangetroffen. Bij het aangekondigde huisbezoek op 8 april 2008 was eiser wel thuis. Bij dit bezoek maakte de woning van eiser een onbewoonde indruk door het ontbreken van enig meubilair. Eiser zou wel gebruik maken van de douche in de woning. Daarop heeft de sociaal rechercheur de meterstanden van de aan de woning geleverde energie en water onderzocht. Daaruit blijkt dat de meterstanden voor wat betreft gas en elektriciteit sedert de opgave daarvan door de vorige bewoner van de woning nauwelijks zijn gewijzigd terwijl de stand van het watergebruik in het geheel niet is gewijzigd op de datum van 4 april 2008, een maand nadat eiser de woning heeft betrokken.
7. De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft in een uitspraak van 16 mei 2008 over eisers aanvraag van 26 februari 2008 om bijstand voor de noodzakelijke kosten voor het bestaan overwogen dat de door verweerder vastgestelde feiten en omstandigheden voldoende indicaties opleveren dat eiser niet daadwerkelijk het hoofdverblijf op het door hem opgegeven adres heeft gehad ten tijde van belang. Daarbij is met name acht geslagen op het ontbreken van enig waterverbruik en het vrijwel niet afnemen van energie. Verder is overwogen dat het vervullen van formaliteiten zoals het aangaan van een huurcontract, de inschrijving bij het CWI en de inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie bij de andere gemeente op zich zelf een vermoeden scheppen dat iemand zijn woonplaats heeft gewijzigd maar dat daarmee niet vast staat dat de betrokkene feitelijk en werkelijk zijn verblijf heeft op het opgegeven nieuwe adres.
8. De rechtbank stelt vast dat hetgeen nadien in de bezwaarprocedure en in het onderhavige beroep is gesteld, geen ander licht werpt op de destijds vastgestelde omstandigheden en zij ziet dan ook aanleiding de overwegingen van de voorzieningenrechter eveneens van toepassing te achten ten aanzien van het bestreden besluit. Aan de door eiser aangevoerde omstandigheid dat het verbruik van energie, van gas en in het bijzonder van water in de periode van maart 2008 tot 2 juli 2008 wel is gewijzigd, zij het niet veel zoals eiser ook erkent, komt naar het oordeel van de rechtbank geen betekenis toe. Het bestreden besluit ziet op de toekenning van het recht op bijstand met ingang van de datum van de aanvraag (26 februari 2008) en of eiser in het kader daarvan voldaan heeft aan de inlichtingenplicht voor wat betreft zijn woonsituatie. Naar het oordeel van de rechtbank zijn daarvoor slechts de omstandigheden van belang ten tijde van het besluit van 19 mei 2008.
9. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft vastgesteld dat eiser ten tijde van belang geen woonplaats had op het adres [adres] te [plaats] en dat eiser daaromtrent aan verweerder onjuiste inlichtingen heeft verschaft. Verweerder heeft dan ook het standpunt kunnen innemen dat eisers recht op bijzondere bijstand voor inrichtingskosten niet kon worden vastgesteld.
10. De conclusie is dat het bestreden besluit in rechte stand houdt. Het beroep is ongegrond.
11. Er is geen aanleiding voor het uitspreken van een kostenveroordeling.
III. Uitspraak
De rechtbank Middelburg
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van mr. W. Evenhuis, griffier, en op 13 augustus 2009 in het openbaar uitgesproken.
De griffier is buiten staat om de uitspraak te ondertekenen.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
Afschrift verzonden op: 13 augustus 2009