RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
[naam],
wonende te [plaats],
eiseres,
gemachtigde mr. W.R. Aerts, advocaat te Vlissingen,
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
verweerder.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit op bezwaar van verweerder van
12 maart 2009 (hierna: het bestreden besluit).
Op 8 juli 2009 is het beroep behandeld ter zitting. Eiseres is daar in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
A.J. van Loon. Ter zitting is het onderzoek gesloten.
1. Eiseres, geboren op [datum], heeft met een op 20 augustus 2007 door haar ondertekend formulier een uitkering aangevraagd op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
2. Bij besluit van 30 september 2008 is eiseres toekenning van een Wajong-uitkering geweigerd, omdat zij op en na 30 juni 2008 minder dan 25% arbeidsongeschikt was. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
3. Met het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts, het besluit van 30 september 2008 gehandhaafd.
4. Eiseres voert aan dat zij sinds haar 11e jaar aan het chronisch vermoeidheidssyndroom lijdt, waardoor zij vermoeidheids- en concentratieproblemen heeft. De medische beperkingen zijn onjuist vastgesteld in de zin dat een urenbeperking in acht had moeten worden genomen. De bezwaarverzekeringsarts stelt ten onrechte dat daar geen indicatie voor is. Door geen urenbeperking aan te nemen, zullen snel overbelastingsverschijnselen optreden. Eiseres verzoekt de rechtbank een onafhankelijke deskundige te benoemen.
5. Verweerder stelt dat eiseres haar stelling dat haar medische beperkingen onjuist zijn vastgesteld, niet heeft onderbouwd met (nieuwe) medische gegevens. De bezwaarverzekeringsarts vindt dat de verzekeringsarts een gedegen onderzoek heeft gedaan en terecht geen urenbeperking heeft gegeven. Eiseres heeft haar standpunt dat sprake is van meer beperkingen dan door de verzekeringsarts aangenomen, niet onderbouwd. Het dagritme geeft geen aanleiding tot het aannemen van een urenbeperking. Vanwege beschikbaarheid of uit preventief oogmerk is evenmin aanleiding voor een urenbeperking.
De rechtbank gaat van het volgende uit.
6. In de rapportage van J. Bouman (hierna: de verzekeringsarts) van 24 april 2008 is onder meer vermeld: “(…) Lichamelijk en psychiatrisch onderzoek nu laten geen afwijkingen zien. Er wordt eerst nadere, medische informatie opgevraagd voordat de belastbaarheid wordt opgesteld. (…)”.
7. In het medisch onderzoeksverslag van 15 september 2008 van de verzekeringsarts is onder meer vermeld: “Beschouwing: (…) Lichamelijk onderzoek en psychiatrisch onderzoek laten geen afwijkingen zien. Er werd meerdere keren nadere medische informatie opgevraagd. De moeheidsklachten worden door alle behandelaars genoemd. Uit het dagverhaal blijkt dat belanghebbende een normale hoeveelheid tijd slaapt. (…) Belanghebbende heeft een verlaagd aktiviteiten niveau, maar blijkt in staat te zijn om zelfstandig (!) naar haar zus in Londen te reizen. Het verlaagde activiteitenniveau geeft dus geen aanleiding tot het geven van een urenbeperking. Gezien de diagnose en belanghebbende’s klachten zijn er wel beperkingen in arbeid. (…)”.
8. In de rapportage van P. van Thillo-Nadels (hierna: de bezwaarverzekeringsarts) van
10 maart 2009, is onder meer vermeld: “Ik ben van mening dat de verzekeringsarts een gedegen onderzoek heeft gedaan. Hij heeft betrokkene goed onderzocht en goede nota genomen van de informatie van de behandelende sector. (…) Betrokkene of haar gemachtigde onderbouwen niet, bijvoorbeeld middels informatie van de behandelende sector waarin dit onderbouwd aangegeven wordt, dat er sprake zou zijn van meer beperkingen dan de verzekeringsarts heeft aangegeven. De verzekeringsarts heeft terecht geen urenbeperking gegeven. Het laat uit bed komen is geen aanleiding tot een urenbeperking; gezien het feit dat betrokkene aangeeft soms pas om 2 uur te gaan slapen is er sprake van een verschuiving van de actieve uren, anderzijds is er in hoge mate sprake van gewenning. De energetische beperkingen vallen onder de verminderde fysieke inzetbaarheid zoals aangegeven in de rubrieken 1 t/m 5 (…) ook uit preventief oogmerk zie ik geen indicatie voor een urenbeperking. Dat betrokkene meer beperkt zou zijn ten aanzien van lopen en staan past niet logisch bij de vermelde diagnose (er zijn geen aantoonbare afwijkingen) en wordt niet adequaat onderbouwd. (…)”.
De rechtbank overweegt als volgt.
9. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wajong is arbeidsongeschikt, geheel of gedeeltelijk, de persoon die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebreken, zwangerschap of bevalling geheel of gedeeltelijk niet in staat is om met arbeid te verdienen, hetgeen gezonde personen, met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij woont of in de omgeving daarvan met arbeid gewoonlijk verdienen.
10. In het bestreden besluit is onder meer vermeld: ‘Op grond van deze herbeoordeling zijn wij van mening dat u per 30 juni 2008 arbeidsongeschikt bent en niet in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering.’. Verweerder heeft ter zitting onweersproken gesteld dat de vermelding in het bestreden besluit dat eiseres per 30 juni 2008 arbeidsongeschikt is, een kennelijke verschrijving betreft. Deze verschrijving is dan ook niet van betekenis voor de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende afweging. Bovendien kan niet worden gezegd dat eiseres hierdoor op een verkeerd spoor is gezet, nu deze misslag in het beroepschrift niet aan de orde is gesteld en blijkens de inhoud van het beroepschrift, voor eiseres kennelijk duidelijk was dat het een verschrijving betrof. De rechtbank zal aan die misslag dan ook voorbij gaan.
11. Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder in verband met de bij eiseres bestaande beperkingen een urenbeperking had moeten opnemen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (hierna: FML).
12. Verweerder heeft niet betwist dat eiseres beperkingen ondervindt als gevolg van (chronische) vermoeidheidsklachten en heeft daarmee rekening gehouden bij het vaststellen van de belastbaarheid van eiseres. Voor het oordeel dat eiseres verdergaande beperkingen heeft dan waarmee verweerder rekening heeft gehouden, is in de aanwezige medische stukken geen steun te vinden. De rechtbank is van oordeel dat de bezwaarverzekeringsarts in haar rapportage van 10 maart 2009 inzichtelijk heeft gemotiveerd waarom een urenbeperking niet medisch geïndiceerd is. Voor een urenbeperking is bovendien pas aanleiding, indien met het stellen van beperkingen op andere onderdelen van de FML niet op voldoende wijze aan de door verweerder erkende problemen van eiseres tegemoet kan worden gekomen. Niet gebleken is dat daarvan sprake is. De stelling van eiseres dat er, indien geen urenbeperking in acht wordt genomen, snel overbelastingsverschijnselen zullen optreden, is niet met (medische) stukken onderbouwd.
13. Eiseres heeft ter zitting nog aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen informatie van de huisarts heeft opgevraagd en tevens dat verweerder zich heeft gebaseerd op gedateerde informatie. Ten aanzien daarvan overweegt de rechtbank dat verweerder zorgvuldig heeft gehandeld door eerst informatie van de behandelend sector op te vragen alvorens de belastbaarheid van eiseres vast te stellen. Indien eiseres van mening was dat er andere en/of meer recente medische informatie van de huisarts en/of van derden voorhanden was, had het op haar weg gelegen die informatie op te vragen en in het geding te brengen.
14. Ten aanzien het verzoek van eiseres een deskundige te benoemen, overweegt de rechtbank dat daartoe slechts aanleiding is indien zowel verweerder als eiseres deugdelijk onderbouwde medische stukken hebben overgelegd met daarin tegengestelde conclusies of, in het verlengde daarvan, indien eiseres voldoende twijfel weet te zaaien ten aanzien van de deugdelijkheid van de medische grondslag van het besluit. Daarvan is in dit geval geen sprake. Eiseres heeft immers ter onderbouwing van haar standpunten geen medische stukken overgelegd, behoudens een kort voor de zitting overgelegde verklaring van drs. G.C.A.M. van Hattem, juridisch adviseur en arts. In die verklaring is slechts in algemene bewoordingen vermeld dat de beperkingen buitengewoon moeilijk zijn te beoordelen en te objectiveren en altijd vatbaar voor discussie zijn en dat op basis van het dossier voor hem onmogelijk is om te beoordelen of de aangenomen beperkingen wellicht te veel of misschien te weinig zijn. Niet blijkt daaruit of eiseres door Van Hattem is onderzocht en van welke stukken hij kennis heeft genomen. Op grond van dat stuk ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding te twijfelen aan de medische grondslag van het bestreden besluit. Het verzoek om een deskundige te benoemen wordt dan ook afgewezen.
15. De conclusie is dat het bestreden besluit in rechte stand houdt. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van mr. W. Evenhuis, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2009.
De griffier is buiten staat om de uitspraak te ondertekenen.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
Afschrift verzonden op: 13 augustus 2009