vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
64712 / KG ZA 08-187
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 64712 / KG ZA 08-187
[eiseres],
wonende te Hoogstraten, België,
eiseres,
advocaten: mr. J. van der Wijst en mr. B. Verkerk,
1. [gedaagde A.],
wonende te Moerbeke-Waas, gemeente Wachtebeke, België,
2. [gedaagde B.],
wonende te Sinaai-Waas, gemeente Sint Niklaas, België,
3. de stichting
[gedaagde C.],
gevestigd te Vogelwaarde, gemeente Hulst,
gedaagden,
advocaat: mr. P.C.H. Jansen.
De procedure.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 17 oktober 2008;
- de mondelinge behandeling op 13 november 2008, welke behandeling is geschorst in verband met het wrakingsverzoek van gedaagden;
de beschikking van 2 december 2008 van deze rechtbank op het verzoek tot wraking;
de akte vermeerdering van eis;
de voortgezette mondelinge behandeling op 15 januari 2009;
de pleitnota van mr. Van der Wijst;
de pleitnota van mr. Jansen;
het proces-verbaal van de terechtzitting van 15 januari 2009, waarbij de zaak is doorverwezen naar mediation;
de brief van 2 april 2009 van de mediator met de mededeling dat de mediation is geëindigd zonder dat overeenstemming is bereikt;
de voortgezette mondelinge behandeling op 11 mei 2009;
de pleitnota van mr. Van der Wijst;
de door partijen overgelegde producties.
De feiten.
[K] is een familie-onderneming die actief is op het gebied van de paarden- en ruitersport. Eiseres maakte samen met haar vader, [vade[achternaam], en haar broers, gedaagden sub 1 en 2, deel uit van het bestuur van verschillende tot het [achternaam]-concern (waarvan de [L] de topholding is) behorende vennootschappen en de daarin uitgeoefende ondernemingen.
Eiseres heeft bij notariële akte van schenking van 23 januari 1998 veertig van de honderddertig aandelen aan toonder, genummerd 91 tot en met 130, in de naamloze vennootschap [L] verkregen.
Bij notariële akte van overdracht/certificering van 23 januari 1998 heeft eiseres de verkregen aandelen aan toonder overgedragen aan gedaagde sub 3, die hiervoor certificaten heeft uitgegeven. De genoemde akte van overdracht/certificering bevat tevens de administratievoorwaarden die op de certificering van toepassing zijn (hierna: de administratievoorwaarden).
Naast eiseres zijn gedaagden sub 1 en 2 houders van de certificaten van aandelen van de [L]. Tussen hen drieën is bij notariële akte van 23 januari 1998 een certificaathoudersovereenkomst gesloten. Op 27 mei 1998 is een akte tot verbetering van de certificaathoudersovereenkomst verleden.
Artikel 6 van de administratievoorwaarden bevat een blokkeringsregeling. Ingevolge deze regeling dient een certificaathouder die zijn certificaten wenst over te dragen, deze eerst aan te bieden aan zijn medecertificaathouders. Als er op de certificaten wordt gereflecteerd en partijen geen overeenstemming bereiken over de prijs, dient de prijs te worden vastgesteld door één of meer deskundigen. Partijen zijn gebonden aan de uitspraak van de deskundige, waarbij geldt dat een reflectant het recht heeft binnen één maand nadat hem de prijs is meegedeeld van aankoop af te zien.
Artikel 3 lid 6, artikel 2 lid 4 en artikel 4 lid 1 (slot) van de certificaathouders- overeenkomst bepalen:
(1) dat reeds tot deskundige wordt benoemd: de heer G.C.S. de Groot, accountant bij Deloitte & Touche (artikel 3 lid 6) en
(2) dat het bestuur van de [naam bedrijf] (gedaagde sub 3) in afwijking van de in dat artikel neergelegde betalingsregeling bij wege van bindend besluit kan bepalen dat een andere betalingsregeling van toepassing is (artikel 2 lid 4) en
(3) dat de door de aangewezen deskundige vastgestelde waarde kan worden aangepast aan de hand van de marktomstandigheden en dat de door de deskundige vastgestelde waarde
na goedkeuring door het bestuur van de [naam bedrijf] (gedaagde sub 3) bindend is voor partijen (artikel 4 lid 1 slot).
Bij brief van 1 juni 2007 heeft eiseres de door haar gehouden certificaten aan haar medecertificaathouders, gedaagden sub 1 en 2, aangeboden.
Namens gedaagden sub 1 en 2 is bij brief van 6 juli 2007 aan de raadsman van eiseres meegedeeld dat zij opteren voor de verwerving van alle door eiseres gehouden certificaten.
Onderhandelingen tussen partijen omtrent de waardering van de certificaten van aandelen van eiseres hebben niet tot resultaat geleid.
In een door eiseres aanhangig gemaakte kort gedingprocedure bij deze rechtbank, die heeft geresulteerd in het vonnis van 4 maart 2008, is onder meer de waardebepaling van de certificaten van eiseres aan de orde geweest. Tijdens de behandeling van dat kort geding bleek dat aan de in de certificaathoudersovereenkomst reeds benoemde deskundige, de heer De Groot, al opdracht was verstrekt om met inachtneming van de jaarstukken van 2004 tot en met 2006 het gemiddelde van de genormaliseerde jaarwinsten vast te stellen om zo te komen tot een waarde van de certificaten. De vordering van eiseres om uit te gaan van de jaarrekeningen van 2004 tot en met 2007 werd afgewezen.
Bij brief van 20 maart 2008 heeft de deskundige bericht de waarde van de certificaten van eiseres op basis van de boekjaren 2004 tot en met 2006 te hebben becijferd op een bedrag van € 10.057.050,--.
Bij brief van 5 mei 2008 heeft de raadsman van eiseres een door het bestuur van de [naam bedrijf] (gedaagde sub 3) ondertekend besluit (dit besluit vermeldt links onderaan de bladzijden als datum 11-4-2008) ontvangen. In dit besluit stelt het bestuur vast dat, als rekening wordt gehouden met de marktomstandigheden, de realistische waarde van de certificaten van eiseres neerkomt op een bedrag van € 7.000.000,--. Bovendien stelt het bestuur een eigen betalingsregeling vast: € 3.000.000,-- wordt per direct betaald en
€ 4.000.000,-- wordt renteloos betaald één jaar na het overlijden van [vader eiseres] (de vader van eiseres).
Eiseres heeft bij brief van 27 mei 2008 bezwaar gemaakt tegen het door het bestuur genomen besluit met betrekking tot de waardebijstelling en de betalingsregeling. Zij heeft verzocht het besluit binnen redelijke termijn te herzien. Bij brief van 17 juni 2008 heeft gedaagde sub 3 aan eiseres laten weten hiertoe geen aanleiding te zien.
Dit heeft geleid tot een tweede kort gedingprocedure tussen partijen. Bij vonnis van 7 augustus 2008 zijn gedaagden sub 1 en 2 veroordeeld tot het overnemen van de certificaten van eiseres, tegen betaling van een bedrag van in ieder geval € 7.000.000,-- (zeven miljoen euro), te betalen in tien, gelijke, achtereenvolgende jaarlijkse termijnen van € 700.000,--, waarvan de eerste termijn betaald dient te worden binnen een week na betekening van het vonnis, vermeerderd met rente en onder het stellen van zekerheid door gedaagden sub 1 en 2 volgens de regeling zoals opgenomen in artikel 2 van de certificaathoudersovereenkomst.
Het vonnis is ten aanzien van de hiervoor genoemde veroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Gedaagden sub 1 en 2 zijn van het vonnis van 7 augustus 2008 in hoger beroep gegaan. Zij weigeren aan het vonnis uitvoering te geven.
Inmiddels heeft eiseres een bodemprocedure aanhangig gemaakt waarin zij vordert dat de contractuele grondslagen voor het besluit van het bestuur van de [naam bedrijf] van 11 april 2008 (hiervoor onder 2.12. weergegeven) buiten werking worden gesteld en dat voor recht wordt verklaard dat het besluit niet van toepassing is.
De vordering en het verweer.
Eiseres vordert, na vermeerdering van eis, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1.a. gedaagden sub 1 en 2 te veroordelen om de certificaten van eiseres af te nemen in overeenstemming met een notariële akte, gelijk aan het concept dat als productie 18 aan de akte vermeerdering van eis is gehecht, en gedaagde sub 3 te veroordelen om de overdracht van die certificaten, voorzoveel nodig, te erkennen;
1.b. meer specifiek, dat de voorzieningenrechter zijn uitspraak zal stellen in de plaats van door gedaagden te verlenen volmachten aan een door de voorzieningenrechter aan te wijzen Nederlandse notaris voor het verlijden van een notariële akte, gelijk aan het concept dat als productie 18 aan de akte vermeerdering van eis is gehecht,
althans subsidiair, dat de voorzieningenrechter gedaagden zal veroordelen de in productie 19 opgenomen volmachten aan de hiervoor bedoelde notaris te verlenen, zulks op straffe van een dwangsom,
althans meer subsidiair dat de voorzieningenrechter een of meer personen aanwijst die gedaagden bij het verlenen van die volmachten zal vertegenwoordigen;
1.c. voorts meer specifiek, dat de voorzieningenrechter gedaagden sub 1 en 2 zal veroordelen tot betaling aan eiseres van de eerste twee betalingstermijnen ad in totaal
€ 1.400.000,--, alsmede tot betaling van een voorschot ad € 529.200,-- op de door gedaagden sub 1 en 2 over kalenderjaar 2007 verschuldigde rente, alsmede tot betaling van een voorschot ad € 560.000,-- op de door gedaagden sub 1 en 2 over kalenderjaar 2008 verschuldigde rente, waarbij geldt dat het laatstgenoemde bedrag vanaf 1 februari 2009 opeisbaar is;
2. dat de voorzieningenrechter een of meer onafhankelijke deskundigen zal benoemen die ter uitvoering van de onder punt 1.a. bedoelde notariële akte de definitieve koopprijs, de hoogte van de door gedaagden sub 1 en 2 te betalen rente, alsmede de door hen te stellen zekerheid bindend zullen vaststellen,
althans subsidiair, dat de voorzieningenrechter gedaagden zal bevelen aan een dergelijke benoeming mee te werken, zulks op straffe van een dwangsom;
3.a. zodanige andere of aanvullende ordemaatregelen te treffen als de voorzieningenrechter passend oordeelt teneinde te waarborgen dat het proces met betrekking tot de verkoop van de certificaten van eiseres behoorlijk en in redelijkheid zal verlopen en niet langer onnodig wordt vertraagd;
3.b. aan niet naleving van de onder punt 1.a. en 3.a. bedoelde ordemaatregelen zodanige dwangsommen te verbinden als de voorzieningenrechter passend oordeelt;
4. gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit geding.
Gedaagden hebben gemotiveerd verweer gevoerd, strekkende tot afwijzing van de vorderingen van eiseres, met veroordeling van eiseres in de kosten van het geding. Op de vorderingen van eiseres en het daartegen gevoerde verweer zal – voor zover relevant – hierna bij de beoordeling worden ingegaan.
De beoordeling.
Bij vonnis van deze rechtbank van 7 augustus 2008 zijn gedaagden sub 1 en 2 veroordeeld de certificaten van eiseres over te nemen tegen betaling van een bedrag van
€ 7.000.000,--, zulks onder vaststelling van een betalingsregeling, vermeerderd met rente en onder het stellen van zekerheid volgens de regeling als opgenomen in artikel 2 van de certificaathoudersovereenkomst. Gedaagden weigeren aan dit vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, uitvoering te geven. Tegen die weigering komt eiseres thans in kort geding op. De vorderingen van eiseres strekken er toe dat de voorzieningenrechter maatregelen treft die bewerkstelligen, althans bevorderen, dat er uitvoering wordt gegeven aan het vonnis van 7 augustus 2008.
Onderhavig geschil is niet een executiegeschil in eigenlijke zin. Wel kan dit kort geding worden beschouwd als een sequeel van de uitspraak die de voorzieningenrechter in een eerder kort geding tussen eiseres en gedaagden sub 1 en 2 heeft gedaan. De vorderingen in dit kort geding strekken er toe dat voorzieningen worden getroffen om de executie van het kort geding vonnis van 7 augustus 2008 mogelijk te maken en af te dwingen. Onder die omstandigheden kan bij de beoordeling van onderhavig geschil, partijen zijn het hierover ook geheel eens, worden aangesloten bij het in een executiegeschil aan te leggen criterium of misbruik wordt gemaakt van het recht op tenuitvoerlegging van de executoriale titel. Gelet hierop zal worden ingegaan op de stellingen die partijen in dat verband hebben aangevoerd. Gedaagden stellen dat het vonnis d.d. 7 augustus 2008 feitelijke en juridische misslagen bevat. Eiseres betwist dit.
De vraag die rijst is of er een verplichting bestaat op grond waarvan gedaagden sub 1 en 2 gehouden zijn tot overname van de certificaten van eiseres. Aan het vonnis van 7 augustus 2008 is kennelijk de gedachte ten grondslag gelegd dat er tussen partijen in ieder geval overeenstemming bestaat over de minimaal voor de certificaten te betalen prijs en dat er dus sprake is van een overeenkomst. Anders dan in het vonnis van 7 augustus 2008 is geoordeeld, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet voldoende aannemelijk dat er tussen partijen op enigerlei wijze een overeenkomst totstandgekomen is. Ter toelichting dient het navolgende.
Vooropgesteld wordt dat een voorstel tot het sluiten van een overeenkomst eerst dan als aanbod in de zin van artikel 6:217, eerste lid, BW kan worden beschouwd indien dit voorstel alle essentialia van de te sluiten overeenkomst bevat en uit het aanbod de wil blijkt van de aanbieder om in geval van aanvaarding gebonden te zijn. Om van een overeenkomst te kunnen spreken dient de aanvaarding inhoudelijk met het aanbod overeen te stemmen. Stemt de aanvaarding niet overeen met het aanbod, dan geldt krachtens het bepaalde in artikel 6:225 BW dat geen overeenkomst tot stand komt, tenzij de afwijking slechts ondergeschikte punten betreft.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten en indachtig hetgeen hiervoor onder 4.4. is overwogen, kan er vooralsnog niet vanuit worden gegaan dat er tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen. Immers, over één der essentialia – de prijs – is geen overeenstemming bereikt. Gedaagden sub 1 en 2 zijn, zo hebben zij herhaaldelijk laten weten, niet bereid om meer dan € 7.000.000,-- voor de certificaten te betalen, terwijl eiseres vast houdt aan de door de deskundige vastgestelde prijs van € 10.057.050,--. Behalve over de prijs zijn partijen voorts verdeeld over de over de koopprijs verschuldigde rente, de betalingsregeling en over de zekerheid die gedaagden sub 1 en 2 dienen te stellen. Kortom, van enige (wils-)overeenstemming tussen partijen is vooralsnog geen sprake. Overigens is eiseres kennelijk ook zelf de mening toegedaan dat er nog geen overeenkomst tussen partijen is. Dit kan worden afgeleid uit haar mededeling ter zitting dat zij hoopt dat de aandelen in de familie kunnen blijven, maar dat zij zich vrij acht om deze desnoods aan een derde aan te bieden.
Anders dan eiseres aanvoert, kan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter de verplichting tot overname van de certificaten van eiseres evenmin worden aangenomen op grond van de tussen de certificaathouders geldende procedurevoorschriften. Artikel 6 van de administratievoorwaarden voorziet er onder meer in dat als partijen geen overeenstemming bereiken over de prijs van de certificaten, de prijs wordt vastgesteld door een deskundige. Omdat gedaagden sub 1 en 2 niet binnen één maand nadat hun de prijs van de certificaten is meegedeeld, hebben aangegeven af te zien van de aankoop, staat volgens eiseres op grond van de administratievoorwaarden (artikel 6 lid 6) vast dat zij gehouden zijn de certificaten van eiseres over te nemen tegen de prijs die door de deskundige is vastgesteld. Daarmee gaat eiseres naar het oordeel van de voorzieningenrechter te gemakkelijk voorbij aan de omstandigheid dat ingevolge artikel 4 lid 1 (slot) van de certificaathoudersovereenkomst de door de deskundige vastgestelde waarde nog de goedkeuring van het bestuur van de [naam bedrijf] (gedaagde sub 3) dient te verkrijgen om bindend te zijn voor partijen. Feit is dat het bestuur van de [naam bedrijf] de vereiste goedkeuring heeft onthouden. Bij besluit van 11 april 2008 heeft het bestuur van de [naam bedrijf], rekening houdende met de marktomstandigheden, de waarde van de certificaten naar beneden bijgesteld en bepaald op een bedrag van € 7.000.000,--.
De vraag of, zoals eiseres stelt, het besluit van het bestuur van gedaagde sub 3 in strijd is met de afspraken die tussen partijen gelden, laat zich niet eenvoudig beantwoorden. Daarvoor is nader onderzoek nodig waarvoor dit kort geding zich niet leent. Inmiddels heeft eiseres een bodemprocedure aanhangig gemaakt waarin zij het besluit van het bestuur van de [naam bedrijf] aanvecht. Nu op voorhand niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een besluit dat vernietigbaar is of anderszins buiten toepassing zal moeten blijven, kan op grond van de tussen partijen geldende procedurevoorschriften thans geen verplichting tot overname van de certificaten van eiseres en voldoening van de in dat verband verschuldigde koopprijs worden aangenomen.
Het vorenstaande leidt ertoe dat, anders dan de voorzieningenrechter in zijn vonnis van 7 augustus 2008 heeft geoordeeld, een contractuele verplichting of een op grond van de tussen de certificaathouders geldende procedurevoorschriften bestaande verplichting om tegen betaling certificaten van eiseres over te nemen vooralsnog niet kan worden aangenomen. De vorderingen van eiseres, strekkende tot het treffen van maatregelen die bewerkstelligen dat er uitvoering wordt gegeven aan het vonnis van 7 augustus 2008, zullen dan ook worden afgewezen. Voor het treffen van andere ordemaatregelen ziet de voorzieningenrechter, vooruitlopende op de uitkomst van de bodemprocedure, thans geen grond, zodat ook die vordering zal worden afgewezen.
In de omstandigheid dat partijen familie van elkaar zijn ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten tussen partijen te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De beslissing.
De voorzieningenrechter:
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2009.