ECLI:NL:RBMID:2009:BJ3790

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
27 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/715150-09 en 12/733056-08(TUL)
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Haesen
  • A. Hopmans
  • M. van Boven-Hartogh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitvoer van amfetamine en onrechtmatig verkregen bewijs in strafzaak

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Middelburg op 27 juli 2009, stonden de verdachte en de tenlastelegging van opiumwetdelicten centraal. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk vervoeren van amfetamine (speed) en van bedreiging en vernieling van eigendommen van zijn ex-vriendin. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking van de auto van de verdachte rechtmatig was, ondanks de bezwaren van de verdediging over de onrechtmatigheid van het verkregen bewijs. De rechtbank concludeerde dat er voldoende aanwijzingen waren voor de verdenking van een misdrijf, waardoor de doorzoeking onder de Opiumwet gerechtvaardigd was.

De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte op 9 april 2009 in Axel 580 gram amfetamine had vervoerd en dat hij op 21 december 2008 zijn ex-vriendin had bedreigd en haar televisie had vernield. De verdediging voerde aan dat de narcotesten onbetrouwbaar waren en dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank verwierp deze argumenten en oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van tien maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en het recidiverisico van de verdachte. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op 27 juli 2009.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
parketnummers: 12/715150-09 en 12/733056-08 (TUL) [PROMIS]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 juli 2009
in de strafzaak tegen de ter terechtzitting verschenen verdachte:
[verdachte],
geboren op [1978],
thans gedetineerd in penitentiaire inrichting Rijnmond,
Huis van Bewaring ‘Noordsingel’ in Rotterdam,
raadsman mr. Manders, advocaat te Rotterdam.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 juli 2009, waarbij de officier van justitie, mr. Zondervan, en de verdediging hun standpunten hebben kenbaar gemaakt.
Tevens is aan de orde de zaak onder parketnummer 12/733056-08 met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging.
2 De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 09 april 2009 te Axel, gemeente Terneuzen, opzettelijk
heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 613 gram, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine (speed), zijnde
amfetamine (speed) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 10 lid 4 Opiumwet
2
hij op of omstreeks 07 april 2009 te Axel, gemeente Terneuzen, althans in
Nederland, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht
ongeveer 613 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
amfetamine (speed), zijnde amfetamine (speed) een middel als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
en
hij in of omstreeks 8/9 april 2009 te Axel, gemeente Terneuzen, althans in
Nederland, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht
ongeveer 613 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
amfetamine (speed), zijnde amfetamine (speed) een middel als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond A Opiumwet
art 10 lid 5 Opiumwet
3.
hij op of omstreeks 21 december 2008 te Axel, gemeente Terneuzen, [slachtoffer]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend
de woorden toegevoegd :"Ik pak je alles af wat je hebt en ik breek heel de
boel af en maak je met de grond gelijk", althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 28 januari 2009 te Axel, gemeente Terneuzen, opzettelijk en
wederrechtelijk een ruit (uit de/een achterdeur van een woning gelegen aan de
[adres]) en/of enige inboedel (uit genoemde woning), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt;
en
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1
april 2008 tot en met 21 december 2008 te Axel, gemeente Terneuzen, (telkens)
opzettelijk en wederrechtelijk een bromfiets en/of een tv, in elk geval
(telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1
april 2008 tot en met 21 december 2008 te Axel, gemeente Terneuzen, althans
in Nederland, (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), meermalen, althans eenmaal, in het gezicht, althans tegen het hoofd,
en/of (het) overig(e) lichaam(sdelen) heeft geslagen en/of gestompt en/of
meermalen, althans eenmaal (stevig) bij een/de arm(en) heeft vastgepakt en/of
gedurende enige tijd heeft vastgepakt gehouden, althans meermalen, althans
eenmaal, in de/een arm(en) heeft geknepen, waardoor deze (telkens) letsel
heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3 De voorvragen
3.1 De geldigheid van de dagvaarding
Ter terechtzitting van 13 juli 2009 heeft de raadsman - betreffende het tweede feit - nietigheid van de dagvaarding bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de opzet niet gericht kan zijn op zowel de uitvoer als de invoer van speed en dat om die reden de tenlastelegging op dit punt innerlijk tegenstrijdig is.
De rechtbank is van oordeel dat van een innerlijke tegenstrijdige dagvaarding, zoals de raadsman heeft gesteld, geen sprake is. Zij overweegt hieromtrent dat uit de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijk verschijningsvorm blijkt dat hij de ene dag bewust met de speed de grens is overgestoken en de andere dag bewust daarmee is teruggereden. Gelet hierop had hij de ene dag de opzet op de uitvoer van de speed en de andere dag de opzet op de invoer ervan. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en is van oordeel dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
3.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
3.3. De ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
3.4 Schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij voor de opiumwetdelicten op de eigen verklaring van verdachte en op de aangetroffen speed. In verband met de tenlastegelegde bedreiging en mishandeling van de ex-vriendin van verdachte en de vernielingen waarvan door haar aangifte werd gedaan, baseert de officier van justitie zich op de aangifte van [slachtoffer], de verklaringen van de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] en de bekennende verklaring van verdachte met betrekking tot het leksteken van de banden van de bromfiets.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de rechtbank voor geen van de ten laste gelegde feiten tot een bewezenverklaring kan komen.
In verband met de ten laste gelegde opiumwetdelicten heeft hij daartoe aangevoerd dat de doorzoeking in de auto van verdachte onrechtmatig is geweest, omdat voor die doorzoeking geen toestemming was verleend door verdachte en uit het dossier niet gebleken is van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering. De raadsman is van mening dat hetgeen uit die doorzoeking is verkregen daarom onrechtmatig is en niet voor het bewijs kan worden gebruikt.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat het speed was dat in de auto werd aangetroffen. Naar zijn mening zijn de uitgevoerde Narcotesten slechts voorlopige testen en is onduidelijk of deze juist zijn uitgevoerd. Nu het NFI-rapport ontbreekt, kan niet bewezen worden dat sprake is van amfetamine (speed) zoals ten laste is gelegd en dient verdachte om die reden van de drugsgerelateerde feiten te worden vrijgesproken.
In verband met de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft de raadsman aangevoerd dat uit de aangifte van [slachtoffer], de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] en de foto’s niet kan worden afgeleid wanneer die gebeurtenissen zich exact hebben afgespeeld en dat verdachte om die reden van deze feiten dient te worden vrijgesproken.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
1. Feiten 1 en 2
- Het al dan niet onrechtmatig verkregen bewijs
Bij een verkeerscontrole in Axel op 9 april 2009 werd verdachte nagetrokken en bleek dat hij gesignaleerd stond om te worden aangehouden. Bij zijn aanhouding heeft verdachte een gripzakje hennep overhandigd aan verbalisanten. Bij zijn insluitingfouillering werd in zijn portefeuille een papiertje met daarin wit poeder aangetroffen. Toen vervolgens aan verdachte werd gevraagd om zijn auto te mogen doorzoeken, reageerde hij zenuwachtig. Hoewel hij geen toestemming gaf, werd zijn auto doorzocht en werd onder de motorkap een tasje met wit poeder aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat op grond van voornoemde feiten en omstandigheden verbalisanten redelijkerwijs konden vermoeden dat verdachte met zijn auto verdovende middelen had vervoerd. Naar het oordeel van de rechtbank handelden verbalisanten derhalve wel degelijk op grond van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering, zodat zij bevoegd waren de auto van verdachte te doorzoeken. Op grond van artikel 9 van de Opiumwet hadden zij toegang tot zijn auto. Overigens heeft de rechter-commissaris bij de behandeling van de vordering inbewaringstelling reeds overwogen dat de auto van verdachte kennelijk op grond van de Opiumwet werd doorzocht en dat van enige onrechtmatigheid niet was gebleken. De rechtbank is van oordeel dat de doorzoeking rechtmatig is geweest en dat de daaruit voortvloeiende bewijsmiddelen voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
- De aangetroffen speed
In de auto van verdachte werd op 9 april 2009 onder de motorkap onder de accu een tasje aangetroffen. In dat tasje zat een zak met daarin wit poeder. Het poeder had een nettogewicht van 580 gram en gaf bij de Narcotest een positieve reactie . Verdachte heeft verklaard dat hij op 7 april 2009 in Roosendaal voor 1200 euro een halve kilo speed had gekocht. Hij heeft eraan geroken en wist dat het speed was. Omdat hij wist dat het strafbaar was, heeft hij het onder de accu verborgen. Met die speed is hij teruggereden naar België om het daar te verkopen. De rechtbank houdt verdachte aan zijn verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd. Bij de rechter-commissaris en ook later bij de behandeling van de vordering gevangenhouding is hij hierop niet teruggekomen. De verklaringen van verdachte zijn - tot de terechtzitting van 13 juli 2009 - consistent afgelegd. Gelet op die consistente verklaringen van verdachte, de wijze van verpakking van het witte poeder, de plek waar verdachte het witte poeder onder de accu had verstopt, de prijs die hij ervoor heeft betaald en de positieve Narcotest, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het aangetroffen witte poeder amfetamine betreft. Het verweer van de raadsman dat niet vaststaat dat het amfetamine betreft, wordt verworpen. Evenmin bevinden zich in het dossier aanwijzingen op basis waarvan zij reden heeft te twijfelen aan juistheid van de uitgevoerde Narcotesten.
2. Feiten 3, 4 en 5, waarvan door [slachtoffer] aangifte werd gedaan
- Feiten 3 en 4
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan van bedreiging en vernieling van haar televisie op 21 december 2008 door verdachte. Op dat moment was [getuige 1] bij haar. Hij heeft het verhaal van aangeefster bevestigd, in die zin dat hij heeft gehoord dat verdachte [slachtoffer] heeft bedreigd, dat verdachte heeft gezegd dat hij de televisie zou pakken en tevens dat er iets werd stuk gesmeten. Gelet hierop acht de rechtbank deze feiten wettig en overtuigend bewezen.
Van de vernieling van de ruit en de inboedel zoals onder feit 4, bovenaan werd ten laste gelegd, acht de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten voorhanden om tot een veroordeling te komen. Van dit deel van de tenlastelegging zal zij verdachte vrijspreken. Ook van de vernieling van de bromfiets zal zij verdachte vrijspreken. Verdachte heeft weliswaar bekend dat hij de banden van de bromfiets van [slachtoffer] heeft lekgestoken, maar uit het onderzoek ter terechtzitting is onvoldoende komen vast te staan waar en wanneer dat is gebeurd.
- Feit 5
In verband met de onder feit 5 ten laste gelegde mishandelingen overweegt de rechtbank dat vaststaat dat tussen aangeefster en verdachte de nodige spanningen waren. Die waren er ook al toen zij nog in Zaamslag woonden. Zowel uit de zich in het dossier bevindende stukken als uit het onderzoek ter terechtzitting is - naar het oordeel van de rechtbank - onvoldoende komen vast te staan dat verdachte in de ten laste gelegde periode in Axel zijn ex-vriendin [slachtoffer] meermalen heeft mishandeld. De rechtbank zal verdachte van de onder feit 5 ten laste gelegde mishandelingen vrijspreken.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
1.
hij op 09 april 2009 te Axel, gemeente Terneuzen, opzettelijk heeft vervoerd, 580 gram van een materiaal bevattende amfetamine (speed), zijnde amfetamine (speed) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
2.
hij op 07 april 2009 in Nederland, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht
580 gram van een materiaal bevattende amfetamine (speed), zijnde amfetamine (speed) een middel als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst I;
en
hij in of omstreeks 8/9 april 2009 in Nederland, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht
580 gram, van een materiaal bevattende amfetamine (speed), zijnde amfetamine (speed) een middel als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 21 december 2008 te Axel, gemeente Terneuzen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je met de grond gelijk"
4.
hij op 21 december 2008 te Axel, gemeente Terneuzen, opzettelijk en wederrechtelijk een tv, toebehorende aan [slachtoffer],
heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert de in de beslissing onder 10 genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van veertien maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen straf niet hoger dient te zijn dan de tijd die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de uitvoer van amfetamine naar Belgïe. Hij was van plan het daar bij dancings te verkopen. Twee dagen later is hij weer terug de grens overgekomen en werd in zijn auto 580 gram amfetamine, ofwel speed, aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel dat het uitvoeren van harddrugs een ernstig feit is. Door de uitvoer van harddrugs wordt de handel in verdovende middelen in het buitenland in stand gehouden en kunnen de uitvoerders van die verdovende middelen mede verantwoordelijk worden gehouden voor de nadelige effecten die door de handel in- en het gebruik van verdovende middelen worden veroorzaakt.
Amfetamine is een stof die schadelijk is voor de gezondheid. Bovendien is die stof sterk verslavend. De rechtbank rekent het verdachte in ernstige mate aan dat hij van plan was die amfetamine te verkopen. Verdachte heeft zich hierom kennelijk niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag.
Naast de opiumwetdelicten heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de bedreiging van zijn ex-vriendin en vernieling van haar televisie. Ook dit acht de rechtbank ernstige feiten, temeer daar uit het dossier blijkt dat de relatie tussen verdachte en aangeefster werd gekenmerkt door geweld. De oude buren in Zaamslag kennen verdachte in dat verband en weten hem in negatieve zin nog goed te herinneren.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het over verdachte uitgebrachte rapport van de reclassering van 17 juni 2009 waaruit blijkt dat verdachte niet gemotiveerd is tot verandering. Volgens de reclassering is er sprake van een hoog recidiverisico. Eerder dit jaar werd verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf terzake diefstal en vernieling. Bij bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank verder betrokken de hoeveelheid en soort van de aangetroffen drugs.
De officier van justitie is bij zijn eis uitgegaan van een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. Nu de rechtbank niet alle feiten bewezen acht, zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Zij ziet echter geen ruimte voor een straf, zoals door de raadsman werd verzocht.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van tien maanden passend en geboden.
7 De benadeelde partij.
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert schadevergoeding tot een bedrag van € 1854,= terzake van feit 4.
Nu deze vordering niet is onderbouwd en door de verdediging wordt betwist, acht de rechtbank de vordering niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8 De vordering tot tenuitvoerlegging.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 17 februari 2009 die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter in het arrondissement Middelburg ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14g, 57, 63, 285, 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de dagvaarding geldig;
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder feit 4, bovenaan en feit 5 ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder de feiten 1, 2, 3 en 4, onderaan meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten opleveren:
Feit 1
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 2
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Feit 3
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Feit 4
Vernieling
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van tien maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 17 februari 2009 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 12/733056-08 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten twee weken gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer], [adres] niet-ontvankelijk is in haar vordering en dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. Haesen, voorzitter, mr. Hopmans en
mr. Van Boven-Hartogh, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Paulus, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 juli 2009.
Mr. Van Boven-Hartogh is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.