RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht, enkelvoudige
belastingkamer
Procedurenummer: AWB 08/444
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[Naam],wonende
te [woonplaats], eiser,
de heffingsambtenaar van de gemeente Veere, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser een gecombineerde gemeentelijke aanslag 2008 (nummer 200800001080700 en dagtekening 31 maart 2008) opgelegd. Het betreft onder meer een aanslag hondenbelasting 2008 en aanslagen afvalstoffenheffing voor de objecten [adressen], gelegen te [woonplaats]. Tevens heeft verweerder aan eiser voor het jaar 2007 een definitieve aanslag toeristenbelasting 2007 (nummer 200700001968700 en dagtekening 31 maart 2008) opgelegd voor het object [adres] te [woonplaats].
Verweerder heeft de aanslagen bij uitspraak van 23 april 2008 gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 10 mei 2008 beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaats gevonden op 30 september 2008 te Middelburg, gelijktijdig met de behandeling van de zaak met kenmerk 08/300. Eiser is ter zitting verschenen. Namens verweerder zijn verschenen M.G. van Dommele en N.P.C. Geerts. Ter zitting is het onderzoek geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen stukken te overleggen. Voorts zijn aan eiser schriftelijke vragen gesteld. Zowel verweerder als eiser hebben hierna diverse stukken overgelegd. Ter zitting van 10 maart 2009 is het onderzoek voortgezet en gesloten.
Eiser is eigenaar van de woningen [adressen] te [woonplaats].
Eiser stelt dat hij in 2008 geen honden had. De hond die door verweerder is waargenomen, is van [naam]. Het object [adres] was in 2008 een leegstand pand waar geen afvalstoffen zijn aangeboden. Op het adres [adres] zijn evenmin afvalstoffen aangeboden. De minimale hoeveelheid afval die er was, is afgevoerd middels een bestaande bedrijfscontainer. Uit de verhuuropbrengsten is volgens eiser af te leiden dat er op het adres [adres] in 2007 in totaal 492 overnachtingen waren.
Verweerder is van mening dat de aanslagen terecht zijn opgelegd. Volgens verweerder had eiser in 2008 meerdere honden. Dit blijkt uit een observatierapport en foto’s. Verweerder heeft bij brief aan eiser informatie gevraagd over de houder van de honden. Daarop is geen reactie gekomen. Bij de aanslag is uitgegaan van vier honden. Voor deze grondslag is gekozen om eiser te stimuleren om alsnog de benodigde informatie te verstrekken. Eiser is eigenaar van de objecten [adressen]. Hij woont aan [adres] en verhuurt [adres]. Op deze adressen kunnen huishoudelijke afvalstoffen ontstaan. Voor de aanslag toeristenbelasting is uitgegaan van 2.250 overnachtingen.
4. Beoordeling van het geschil
De aanslag hondenbelasting
Artikel 226 van de Gemeentewet bepaalt dat ter zake van het houden van een hond een hondenbelasting kan worden geheven.
Op grond van de Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2008 van de gemeente Veere (hierna: de verordening) is degene die in de gemeente een hond houdt ter zake daarvan belastingplichtig. De verordening bevat een aantal met name genoemde vrijstellingen, welke hier niet van toepassing zijn. De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden. Deze maatstaf noch het gehanteerde tarief zijn in strijd met enige bepaling uit de Gemeentewet.
Ingevolge de verordening wordt als houder van een hond aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.
Verweerder heeft verwezen naar een observatierapport waaruit blijkt dat in de periode van 3 januari 2008 tot en met 22 juni 2008 in totaal 36 keer een controle is uitgevoerd. Bij zeven waarnemingen is op het perceel van eiser een hond gezien. Verweerder heeft voorts twee foto’s van 14 februari 2008 overgelegd waarop één hond is te zien. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat bij de aanslag is uitgegaan van vier honden.
Verweerder heeft de aanslag opgelegd voor het houden van vier honden, wetende dat op basis van onderzoek van ten hoogste één hond zou kunnen worden uitgegaan. Deze wijze van belastingheffing is naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als misbruik van bevoegdheid. Het beroep is dan ook gegrond.
De rechtbank zal beoordelen of er een grondslag is voor het opleggen van een aanslag.
Het ligt op de weg van verweerder feiten en omstandigheden te stellen en, bij betwisting door eiser, deze aannemelijk te maken, waaruit kan worden afgeleid dat is voldaan aan de vereisten tot het opleggen van een aanslag.
Eiser betwist de stellingen van verweerder. Hij heeft daartoe een verklaring overgelegd van [naam]. Uit die verklaring is op te maken dat zij haar hond met regelmaat bij eiser achterlaat. Dit kan voor één dag per week zijn of voor meerdere dagen aaneengesloten. Deze verklaring is niet door verweerder betwist. Naar het oordeel van de rechtbank bieden de stukken, gegeven ook de inhoud van het observatierapport, onvoldoende grondslag voor de conclusie dat eiser in 2008 feitelijk houder was van één of meer honden dan wel dat hij moest worden aangemerkt als houder van de hond van [naam]. Voor houderschap is een mate van duurzaamheid en gezag vereist. Daarvan is niet gebleken. Het voorgaande betekent dat er geen grondslag is voor het opleggen van een aanslag hondenbelasting 2008. De aanslag is ten onrechte opgelegd.
De conclusie is dat de uitspraak op bezwaar in rechte geen stand houdt. Het beroep is gegrond en de uitspraak op bezwaar zal, voor zover deze betrekking heeft op de aanslag hondenbelasting 2008, wegens strijd met de wet worden vernietigd. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door de aanslag te herroepen. Dit betekent dat de aanslag hondenbelasting 2008 geacht wordt te zijn vernietigd.
De aanslagen afvalstoffenheffing
Op grond van artikel 3, in samenhang met artikel 4 van de Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2008 (hierna: Verordening reinigingsheffingen) wordt een directe belasting als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer, genaamd afvalstoffenheffing, geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.11 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijk afvalstoffen geldt.
Vaststaat dat verweerder op grond van de Verordening reinigingsheffingen in samenhang met de Wet Milieubeheer een directe belasting onder de naam afvalstoffenheffing mag heffen ter zake van het feitelijk gebruik van een perceel waar in een particuliere huishouding huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Het is vaste rechtspraak dat daarbij onder perceel moet worden verstaan een gedeelte van een onroerende zaak dat blijkens indeling en inrichting is bestemd voor het voeren van een particuliere huishouding.
Blijkens de stukken en de ter zitting afgelegde verklaringen vallen beide woningen van eiser onder deze definitie. De door eiser genoemde omstandigheid dat afvalstoffen bij het bedrijfsafval worden afgevoerd, is volgens vaste rechtspraak niet relevant.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de aanslagen afvalstoffenheffing voor [adressen] terecht zijn opgelegd.
De aanslag toeristenbelasting
Ingevolge artikel 224, eerste lid, van de Gemeentewet kan een toeristenbelasting worden geheven.
De gemeenteraad van Veere heeft de Verordening op de heffing en invordering van de toeristenbelasting 2007 vastgesteld (hierna: de verordening).
Op grond van de verordening wordt ter zake van het houden van verblijf met overnachten binnen de gemeente Veere onder de naam toeristenbelasting een directe belasting geheven. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf in hem ter beschikking staande ruimten dan wel op hem ter beschikking staande terreinen. Het tarief bedraagt per overnachting € 0,90. Deze maatstaf noch het gehanteerde tarief zijn in strijd met enige bepaling uit de Gemeentewet.
Eiser heeft ter zitting van 10 maart 2009 opgave gedaan van een aantal van 492 overnachtingen in 2007. Dit aantal is niet door verweerder betwist. Gelet op het feit dat bij de aanslag is uitgegaan van een aantal van 2.250 overnachtingen, is het beroep gegrond. De uitspraak op bezwaar, voor zover deze betrekking heeft op de aanslag toeristenbelasting 2007, zal wegens strijd met de wet worden vernietigd. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door de aanslag, uitgaande van een grondslag van 492 overnachtingen bij een tarief van € 0,90 per overnachting, te verminderen tot € 442,80.
De conclusie van het voorgaande is dat het beroep tegen de aanslag hondenbelasting 2008 en de aanslag toeristenbelasting 2007 gegrond is. Het beroep tegen de aanslagen afvalstoffenheffing is ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding omdat niet is gebleken van proceskosten in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De rechtbank te Middelburg
verklaart het beroep, voor zover gericht tegen de aanslag hondenbelasting 2008 en de aanslag toeristenbelasting 2007, gegrond;
verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
vernietigt de uitspraak op bezwaar van 23 april 2008, voor zover deze betrekking heeft op de aanslag hondenbelasting 2008 en de aanslag toeristenbelasting 2007;
herroept de aanslag hondenbelasting 2008;
vermindert de aanslag toeristenbelasting 2007 tot € 442,80 (vierhonderdentweëenveertig euro en tachtig eurocent);
bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde deel van de uitspraak op bezwaar van 23 april 2008;
bepaalt dat de gemeente Veere aan eiser het betaalde griffierecht van € 39,-- (negenendertig euro) vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van F.L. Blok, griffier, en op 16 juli 2009 in het openbaar uitgesproken.
Afschrift aangetekend
verzonden aan partijen op: 16 juli 2009
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.