ECLI:NL:RBMID:2009:BJ2131

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
9 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
67203/ KG ZA 09-50
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van conservatoir derdenbeslag in verband met tekortkomingen in de levering van glasstroken

In deze zaak vordert eiseres, [Naam] STAALBOUW B.V., de opheffing van een conservatoir derdenbeslag dat door gedaagde, [naam] HOLDING B.V., is gelegd op vorderingen van eiseres op de Walcherse Bouw Unie B.V. De achtergrond van het geschil ligt in een aannemingsovereenkomst waarbij eiseres in opdracht van gedaagde een casco van een autoshowroom heeft gebouwd. Gedaagde heeft het gebouw in gebruik genomen in november 2005. In een eerder vonnis van de rechtbank Utrecht op 20 augustus 2008 is geoordeeld dat eiseres tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen met betrekking tot de levering en plaatsing van glasstroken, wat heeft geleid tot een vordering van gedaagde tot vervangende schadevergoeding.

Eiseres heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht, terwijl gedaagde incidenteel appel heeft ingesteld. In de tussentijd heeft gedaagde conservatoir beslag gelegd op de vorderingen van eiseres op de Walcherse Bouw Unie B.V. ter zekerheid van haar vordering tot schadevergoeding. Eiseres stelt dat het beslag moet worden opgeheven omdat gedaagde geen recht heeft op de gevorderde schadevergoeding, gezien de eerdere afwijzing van de vordering door de rechtbank Utrecht.

De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen. Eiseres heeft aangetoond dat het beslag haar bedrijfsvoering schaadt, terwijl gedaagde belang heeft bij het handhaven van het beslag voor het geval haar vordering in hoger beroep wordt toegewezen. De voorzieningenrechter oordeelt dat eiseres meer belang heeft bij de opheffing van het beslag dan gedaagde bij handhaving ervan. Daarom wordt de vordering van eiseres tot opheffing van het beslag toegewezen. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op EUR 1.388,25.

Uitspraak

Uitspraak
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
67203 / KG ZA 09-50
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 67203 / KG ZA 09-50
Vonnis van 9 april 2009
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Naam] STAALBOUW B.V.,
gevestigd te Serooskerke, gemeente Veere,
eiseres,
advocaat: mr. J. Boogaard,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam] HOLDING B.V.,
gevestigd te De Bilt,
gedaagde,
advocaat: mr. M.R. Lim.
Partijen zullen hierna [eiseres e] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding met producties 1 tot en met 9;
de zijdens [gedaagde] bij brief d.d. 1 april 2009 in het geding gebrachte producties A tot en met C;
de zijdens [eiseres e] per faxbericht d.d. 2 april 2009 overgelegde producties 10 en 11;
de mondelinge behandeling van 2 april 2009 ter gelegenheid waarvan namens [eiseres e] zijn verschenen de heer [eiseres e], bijgestaan door mr. Boogaard voornoemd. Namens [gedaagde] zijn verschenen de heren [P.] en [gedaagde], bijgestaan door mr. Lim voornoemd en mr. B. Braat (kantoorgenoot van mr. Lim);
de pleitnotities van mrs. Boogaard en Lim.
2. De feiten
2.1 [eiseres e] heeft in opdracht van [gedaagde] een casco van een autoshowroom met werkplaats gebouwd. [gedaagde] heeft het gebouw in gebruik genomen in november 2005.
2.2 De door [eiseres e] geleverde en aan het gebouw van [gedaagde] geplaatste glasstroken wijken af van de in het bestek voorgeschreven glasstroken.
2.3 Met name op de bovenste verdieping van de autoshowroom van [gedaagde] is sprake van binnenklimaatproblemen.
2.4 Begin 2007 is er zowel in opdracht van Absoluut Glastechniek B.V. door Peutz als in opdracht van [gedaagde] door TNO onderzoek gedaan naar de binnenklimaatproblemen in de autoshowroom.
2.5 De rechtbank Utrecht heeft - voor zover van belang - bij vonnis d.d. 20 augustus 2008 de (reconventionele) vordering van [gedaagde] voor recht te verklaren dat [eiseres e] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichting voortvloeiende uit de overeenkomst om de betreffende glasstroken conform bestek te leveren en te plaatsen, toegewezen en de vordering in reconventie van [gedaagde] tot betaling van vervangende schadevergoeding afgewezen.
2.6 [eiseres e] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van 20 augustus 2008. [gedaagde] heeft vervolgens incidenteel appèl ingesteld.
2.7 In opdracht van [gedaagde] heeft TNO d.d. 3 november 2008 een aanvullend rapport uitgebracht betreffende een analyse van het oordeel van de rechtbank Utrecht betreffende het verband tussen de glasstroken in de gevel en de klimaatproblemen op de derde etage van de autoshowroom in het gebouw van [gedaagde].
2.8 [gedaagde] heeft op 13 maart 2009 conservatoir derdenbeslag gelegd op al hetgeen [eiseres e] te vorderen heeft en te vorderen krijgt van de Walcherse Bouw Unie B.V. te Grijpskerke ten behoeve van de bouw van het ZEP in de Mortiere te Middelburg, zulks tot zekerheid van verhaal voor de door [gedaagde] gestelde vordering op [eiseres e] uit hoofde van vervangende schadevergoeding in verband met de verkeerd geleverde en geplaatste glasstroken, zulks met inbegrip van rente en kosten begroot op EUR 900.000,--.
3. Het geschil
3.1 [eiseres e] vordert, na wijziging van haar vordering ter zitting, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- dat de voorzieningenrechter het namens [gedaagde] ten laste van [eiseres e] gelegde conservatoir derdenbeslag onder de Walcherse Bouw Unie B.V. opheft, subsidiair [gedaagde] te gebieden om het door haar op 13 maart 2009 gelegde conservatoir derdenbeslag op al hetgeen [eiseres e] te vorderen heeft van de Walcherse Bouw Unie B.V. binnen twee dagen na het betekenen van dit vonnis op te heffen en te doen doorhalen in de openbare registers zulks op straffe van de verbeurte van een dwangsom van EUR 100.000,-- voor iedere dag dat zij in gebreke blijft het gebod na te komen met een maximum van EUR 500.000,--;
- [gedaagde] te verbieden om op dezelfde gronden voor dezelfde vorderingen in de hoger beroepsprocedure opnieuw conservatoir beslag te leggen zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 100.000,-- voor iedere dag dat [gedaagde] het verbod overtreedt met een maximum van EUR 500.000,--;
- dan wel een zodanige voorziening te treffen die de voorzieningenrechter juist zal voorkomen;
- zulks met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
3.2 Ter onderbouwing van haar vordering heeft [eiseres e] het navolgende aangevoerd.
Bij vonnis van 20 augustus 2008 heeft de rechtbank Utrecht de vordering van [gedaagde] tot betaling van vervangende schadevergoeding afgewezen. [gedaagde] heeft dan ook geen vordering op haar. Zij heeft daarentegen wel een vordering op [gedaagde], aangezien [gedaagde] nog een deel van de aanneemsom en een deel van het meerwerk dient te voldoen. [gedaagde] heeft misbruik gemaakt van het haar toekomende recht, aangezien zij geen juiste voorstelling van zaken heeft gegeven in het verzoek waarmee verlof wordt gevraagd tot beslaglegging. In hoger beroep heeft [gedaagde] ten titel van vervangende schadevergoeding de kosten van vervanging van de glasplaten gevorderd. Deze vordering bestaat niet op de gronden als vermeld in het vonnis van de rechtbank Utrecht d.d. 20 augustus 2008. De door haar geleverde glasplaten hebben weliswaar een licht afwijkende zontoetredingswaarde (ZTW-waarde), doch dit is volgens de rapportages van de deskundigen Peutz en TNO zonder praktische betekenis. Voor de licht afwijkende ZTA-waarde van een aantal glasplaten is zij niet verantwoordelijk en aansprakelijk. [gedaagde] heeft dan ook geen vordering op haar uit hoofde van vervangende schadevergoeding.
3.3. [gedaagde] voert verweer tegen de vorderingen van [eiseres e]. Dit verweer strekt tot het niet ontvankelijk verklaren van [eiseres e] in haar vorderingen, althans tot afwijzing van de vorderingen, zulks met veroordeling van [eiseres e] in de kosten van de procedure, uitvoerbaar bij voorraad. Zij voert aan dat zij een bedrag van EUR 687.699,20 (exclusief BTW) te vorderen heeft van [eiseres e]. De grond voor deze vordering is gelegen in het toerekenbaar tekort schieten van [eiseres e] in de nakoming van haar verplichting blijkende uit de met [gedaagde] gesloten aannemingsovereenkomst. [eiseres e] heeft verkeerde glasstroken geplaatst aan een deel van het gebouw. Ondanks het feit dat [eiseres e] zich jegens haar had verplicht tot het vervangen van de betreffende glasstroken, is [eiseres e] deze verplichting niet nagekomen Zij ondervindt grote hinder van het feit dat verkeerde glasstroken zijn geplaatst aangezien de lichtinval aanmerkelijk groter is dan gepland en daardoor met name op de bovenste verdieping van het gebouw de temperatuur te hoog is. Zij heeft de verplichting tot het vervangen van de glasstroken omgezet in een vervangende schadevergoeding en maakt met recht aanspraak op deze schadevergoeding, hetgeen tevens blijkt uit een aanvullende rapportage van TNO. TNO komt tot de conclusie dat de rechtbank Utrecht onjuist heeft geoordeeld terzake de problematiek van het binnenklimaat. Uit de beide TNO-rapportages blijkt dat de door [eiseres e] verkeerd geplaatste glasstroken een aanzienlijke bijdrage leveren aan de binnenklimaatproblematiek.
4. De beoordeling
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Ingevolge artikel 705 lid 2 Wetboek
van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt een gelegd beslag opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad ligt het op de weg van degene die opheffing van het conservatoir beslag vordert (in dit geval [eiseres e]) om, met inachtneming van de beperkingen van de kort geding procedure, aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger (in dit geval [gedaagde]) gepretendeerde vordering ondeugdelijk is. In deze zaak dient derhalve beoordeeld te worden of het voorshands aannemelijk is dat [gedaagde] geen recht heeft op vervangende schadevergoeding ten gevolge van de verkeerd geplaatste glasstroken.
4.2 Ter staving van haar stelling dat de vordering van [gedaagde] ondeugdelijk is, verwijst [eiseres e] naar het vonnis van de rechtbank Utrecht van 20 augustus 2008, waarin de rechtbank de vordering van [gedaagde] met betrekking tot de vervangende schadevergoeding in verband met het plaatsen van verkeerde glasstroken, afgewezen. De rechtbank Utrecht heeft - voor zover van belang – het navolgende overwogen:
“…zijn de klimaatproblemen voornamelijk het gevolg van een ontwerpfout. Immers uit de door partijen overgelegde rapporten blijkt ook als het in het bestek voorgeschreven glas geplaatst zou zijn, niet voldaan zou zijn aan de GTO-eis en extra gekoeld zou moeten worden, dan wel het glas vervangen zou moeten worden door ander dan in het bestek voorgeschreven glas. Dit brengt met zich mee dat het causaal verband tussen de door [gedaagde] gestelde schade en de tekortkoming van [eiseres e] ontbreekt.”
Alleen de afwijzing van de vordering in de hoofdzaak is niet voldoende voor de opheffing van het beslag mede omdat hoger beroep van het vonnis van de rechtbank is ingesteld. Er dient een afweging van de wederzijdse belangen van partijen te plaats te vinden. 4.3 Het hoger beroep van [gedaagde] tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht is voornamelijk gegrond op een aangevuld rapport van TNO en een bewijs door middel van het horen van getuigen van haar stelling dat [eiseres e] zich had verplicht tot vervanging van de verkeerd geplaatste glasstroken. Voorshands moet geoordeeld worden dat het aangevulde TNO rapport noch het bewijs van die stelling het oordeel van de rechtbank anders maakt. Immers met het vervangen van de verkeerd geplaatste glasstroken door de in het bestek bedoelde glasstroken zal het binnenklimaatprobleem in het gebouw van [gedaagde] niet zijn opgelost en blijft een te hoge temperatuur bestaan. Dit blijkt ook uit het nieuwe TNO rapport. De overschrijding zou slechts minder zijn dan thans met het door [eiseres e] geplaatste glas het geval is. Er blijft derhalve sprake van een ontwerpfout.
4.4 In het kader van haar belang bij de opheffing van het door [gedaagde] gelegde beslag stelt [eiseres e] dat zij in haar bedrijfsvoering wordt geschaad omdat haar grootste opdrachtgever, de Walcherse Bouw Unie B.V., de opeisbare facturen niet aan haar kan betalen. Aangezien [gedaagde] het door [eiseres e] gestelde belang niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd, heeft betwist, is het belang van [eiseres e] bij opheffing van het beslag daarmee komen vast te staan. Daartegenover staat het belang van [gedaagde] bij handhaving van het beslag, te weten zekerheid voor het geval haar vordering tot vervangende schadevergoeding in hoger beroep zal worden toegewezen.
De wederzijdse belangen tegen elkaar afwegend, komt de voorzieningenrechter tot het voorlopig oordeel dat [eiseres e] meer belang toekomt bij haar vordering tot opheffing van het beslag, dan [gedaagde] bij handhaving van het beslag. De primaire vordering van [eiseres e] tot opheffing van het beslag zal dan ook worden toegewezen.
4.5 De vordering van [eiseres e] [gedaagde] op straffe van een dwangsom te verbieden om op dezelfde gronden voor dezelfde vorderingen in de hoger beroepsprocedure opnieuw conservatoir beslag te leggen, zal worden afgewezen aangezien deze vordering betrekking heeft op een toekomstige onzekere gebeurtenis waarop thans niet vooruitgelopen kan worden.
4.6 [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten van [eiseres e] worden vastgesteld op:
- dagvaardingskosten 72,25
- vast recht 262,00
- salaris advocaat 1.054,00
Totaal EUR 1.388,25
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
heft het namens [gedaagde] ten laste van [eiseres e] gelegde conservatoir derdenbeslag onder de Walcherse Bouw Unie B.V. op;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiseres e] begroot op EUR 1.388,25;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2009.