vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
66140 / KG ZA 09-5
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 66140 / KG ZA 09-5
Vonnis van 24 februari 2009
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SPIE CONTROLEC AUTOMATION B.V.,
gevestigd te Schiedam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat: mr. R.P. Gasseling,
1. [gedaagde 1, oprichter van D. V. 3],
wonende te Goes,
2. [ gedaagde 2, oprichter van BV 3],
wonende te Goes,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B. V. 3].,
gevestigd te Goes,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat: mr. I. van Rooij.
Eiseres in conventie, verweerster in reconventie zal hierna SPIE genoemd worden.
Gedaagden in conventie, eisers in reconventie sub 1, sub 2 en sub 3 zullen hierna respectievelijk worden aangeduid als [gedaagde-oprichter B. V. 3], [gedaagde 2-oprichter 2 BV 3] en [BV 3]. Voor zover gedaagden sub 1, 2 en 3 gezamenlijk worden bedoeld zullen zij samen gedaagden genoemd worden.
De procedure.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding;
de eis in reconventie;
de producties 1 tot en met 22 van SPIE;
- de producties 1 tot en met 17 van gedaagden;
- de mondelinge behandeling op 5 februari 2009;
- de pleitnota van mr. Gasseling voornoemd;
- de pleitnota van mr. Van Rooij voornoemd.
De feiten.
SPIE is onderdeel van SPIE Nederland B.V. Haar activiteiten bestaan onder meer uit het detacheren van IT-personeel. Deze specifieke activiteiten worden uitgevoerd onder de naam SPIE Asset Management/IT Contracting.
[ gedaagde-oprichter B. V.[gedaagde-oprichter B. V. 3] en [gedaagde 2-oprichter 2 BV 3] zijn op respectievelijk 7 februari 2005 en 1 juli 2005 bij (de rechtsvoorganger van) SPIE in dienst getreden, aanvankelijk op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Deze arbeidsovereenkomsten zijn op respectievelijk 1 januari 2006 ([gedaagde 2-oprichter 2 BV 3]) en 1 oktober 2006 ([ gedaagde-oprichter B. V.[gedaagde-oprichter B. V. 3]) voor onbepaalde tijd voortgezet.
In het kader van deze omzetting heeft SPIE aan [gedaagde 2-oprichter 2 BV 3] (bij brief van 29 december 2005) en aan [ gedaagde-oprichter B. V.[gedaagde-oprichter B. V. 3] (bij brief van 19 september 2006) meegedeeld dat de artikelen 1 en 7 van hun arbeidsovereenkomsten gewijzigd worden, in die zin dat de in de brief opgenomen artikelen 1 en 7 addenda zijn op de arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd.
Artikel 7 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“ Artikel 7 – Relatie-/ronselbeding
De werknemer verbindt zich gedurende twee jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst zich ervan te zullen onthouden contacten te (doen) leggen en/of te (doen) onderhouden, zowel direct als indirect, zowel voor zichzelf als voor derden, met klanten van de werkgever. Onder klanten dient ten deze te worden verstaan die bedrijven, ondernemingen en/of instellingen in wier opdracht, al dan niet direct, de werkgever gedurende de laatste 12 maanden van het dienstverband met de werknemer werkzaamheden heeft verricht, alsmede die klanten aan wie de werkgever gedurende de laatste 12 maanden van het dienstverband offerte heeft uitgebracht of van wie de werkgever een aanvraag tot het doen van een offerte heeft ontvangen.
De werknemer verbindt zich om zich ervan te onthouden, direct of indirect, medewerkers van de werkgever en van met de werkgever gelieerde ondernemingen te (doen) benaderen met het oogmerk hen te bewegen hun (arbeids)overeenkomst met de werkgever te beëindigen.
Bij overtreding van het in dit artikel bepaalde verbeurt de werknemer aan de werkgever een boete van € 5.000,00 per overtreding, te vermeerderen met € 2.500,00 per kalenderdag dat de overtreding voortduurt, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, onverminderd het recht van de werkgever om in plaats van de boete volledige schadevergoeding te vorderen.”
In het Reglement Arbeidsvoorwaarden van SPIE is in lid 3 van artikel 5 (Functies) een verbod tot het verrichten van nevenwerkzaamheden opgenomen. Dit lid 3 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Het is de werknemer verboden om, naast zijn arbeidsovereenkomst met de werkgever, al of niet gehonoreerde nevenwerkzaamheden te verrichten, ongeacht of dit geschiedt voor eigen rekening dan wel ten behoeve van derden. Voorts zal de werknemer zich onthouden van het ontplooien van nevenactiviteiten, die op enigerlei wijze van invloed kunnen zijn op het functioneren van de werknemer in het kader van zijn arbeidsovereenkomst. Niet juiste naleving van deze bepaling zal door de werkgever als dringende reden kunnen worden aangemerkt. Op uitdrukkelijk schriftelijk en gemotiveerd verzoek van de werknemer kan de werkgever de werknemer in het algemeen of voor bepaalde gevallen toestemming verlenen om van het bepaalde in dit artikel af te wijken.”
Op 19 ([gedaagde 2-oprichter 2 BV 3]) respectievelijk 20 november ([ gedaagde-oprichter B. V.[gedaagde-oprichter B. V. 3]) 2008 hebben [gedaagde 2-oprichter 2 BV 3] en [ gedaagde-oprichter B. V.[gedaagde-oprichter B. V. 3] hun dienstverband met SPIE per 1 januari 2009 opgezegd.
Eind week 2 van 2009 heeft SPIE kennis genomen van een e-mail van 7 januari 2009 van [ gedaagde-oprichter B. V.[gedaagde-oprichter B. V. 3] en [gedaagde 2-oprichter 2 BV 3]. Het opschrift van deze e-mail luidt: “Mail van [BV 3] aan de klanten van SPIE.txt.” De e-mail heeft als onderwerp “Overgang van SPIE naar [BV 3] IT BV” en luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…) 2008 is voor ons een roerig jaar geweest waarin wij halverwege het jaar hebben besloten om de detachering activiteiten binnen SPIE te gaan stoppen en onder een andere naam te gaan continueren genaamd [BV 3] IT BV.
(...)
In 2007 hebben we de knoop doorgehakt om dit onder de naam [BV 3] IT BV wel mogelijk te gaan maken. (…) 2008 was een voorbereidingsjaar zodat we vanaf heden een flitsende start kunnen maken. Met de huidige indeling van werkzaamheden en activiteiten kunnen we jullie nu nog sneller en beter van dienst zijn.
Aangezien wij de enige twee waren (met wat extra staff hulp) die de kar trokken binnen SPIE qua detachering in automatiseringspersoneel zijn de activiteiten voorlopig stil gelegd bij SPIE. We willen jullie daarom verzoeken de oude gegevens van SPIE Controlec Automation / SPIE ASSET Management te verwijderen en te vervangen voor de volgende gegevens. Graag ook in jullie aanvraaglijsten de e-mailadressen veranderen naar info@[BV 3]nl.
(…)
(…) Graag in jullie aanvraaglijsten de gegevens van SPIE verwijderen en deze vervangen voor de [BV 3] IT gegevens met als hoofde-mail adres info@[BV 3]nl. (…)
Mochten er nog vragen zijn omtrent het bovenstaande dan vernemen wij dit uiteraard graag. We hopen jullie snel te zien en/of te spreken en we kijken uit naar een zeer succesvol jaar waar we jullie zeker voor nodig hebben.”
Blijkens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel is de door [ gedaagde-oprichter B. V.[gedaagde-oprichter B. V. 3] en [gedaagde 2-oprichter 2 BV 3] gedreven onderneming [B. V. 3]. op 7 december 2007 opgericht. Blijkens dit uittreksel houdt [BV 3] zich bezig met “het ontwikkelen van software, alsmede het detacheren van IT-specialisten.”
Het geschil.
In conventie:
SPIE vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
gedaagden zal verbieden om concurrerende activiteiten te ontplooien, althans om gedurende een tijdvak van 2 jaren vanaf 1 januari 2009 contacten te (doen) leggen en/of te (doen) onderhouden, zowel direct als indirect, zowel voor zichzelf als voor derden, met klanten van SPIE (zoals bedoeld in het relatie-/ronselbeding), onder verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-- per overtreding, te vermeerderen met € 2.500,-- per kalenderdag dat de overtreding voortduurt, een gedeelte van een dag daaronder begrepen;
gedaagden zal gebieden om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis gespecificeerd en onder overlegging van e-mailcorrespondentie en/of andere stukken, opgaaf te doen van concurrerende activiteiten ontplooid tijdens het bestaan van de dienstverbanden van [ gedaagde-oprichter B. V.[gedaagde-oprichter B. V. 3] en [gedaagde 2-oprichter 2 BV 3] met SPIE en na het einde van de dienstverbanden van gedaagden met SPIE, onder verbeurte van een dwangsom van € 2.500,-- per dag dat gedaagden hiermee in gebreke blijven;
gedaagden zal gebieden om aan SPIE binnen 48 uur na dit vonnis opgaaf te doen van relaties, klanten en/of opdrachtgevers aan wie de e-mail gelijksoortig aan de e-mail van 7 januari 2009 is toegezonden, op straffe van een dwangsom van € 2.500,-- per dag dat gedaagden hiermee in gebreke blijven;
gedaagden zal veroordelen om binnen 48 uur na dit vonnis de relaties, klanten en/of opdrachtgevers aan wie een e-mail gelijksoortig aan de e-mail van 7 januari 2009 is toegezonden, schriftelijk mede te delen dat het betreffende e-mail op een misverstand berust, het gedaagden niet vrijstaat de activiteiten van SPIE over te nemen en SPIE op dezelfde voet als vóór 1 januari 2009 de IT-detacherings-activiteiten voortzet, met verstrekking aan SPIE van een kopie van de betreffende berichtgeving onder verbeurte van een dwangsom van € 2.500,-- per dag dat gedaagden hiermee in gebreke zijn;
gedaagden zal verbieden werknemers van SPIE te benaderen om bij hen in dienst te treden en/of werknemers van SPIE in dienst te nemen, onder verbeurte van een dwangsom van € 20.000,-- per overtreding;
gedaagden zal veroordelen om aan SPIE te betalen een schadevergoeding van € 150.000,-- als voorschot op de door SPIE geleden en te lijden schade,
een en ander met veroordeling van gedaagden in de kosten van de procedure.
SPIE heeft aan haar vorderingen het volgende ten grondslag gelegd.
[ gedaagde-oprichter B. V.[gedaagde-oprichter B. V. 3] en [gedaagde 2-oprichter 2 BV 3] handelen in strijd met het met SPIE overeengekomen relatie-/ronselbeding. Op grond van dit beding mogen zij geen klanten van SPIE bedienen. Daaraan hebben zij zich niet gehouden. Dit blijkt onder meer uit de e-mail van 7 januari 2009 van [ gedaagde-oprichter B. V.[gedaagde-oprichter B. V. 3] en [gedaagde 2-oprichter 2 BV 3] gericht aan de klanten van SPIE, waarin zij aangeven dat zij onder de naam [BV 3] de detacheringsactiviteiten van SPIE per 1 januari 2009 op eigen titel hebben voortgezet. Verder hebben [ gedaagde-oprichter B. V.[gedaagde-oprichter B. V. 3] en [gedaagde 2-oprichter 2 BV 3] in strijd gehandeld met het in de personeelsgids van SPIE opgenomen verbod om tijdens het bestaan van het dienstverband nevenwerkzaamheden te verrichten. SPIE heeft immers moeten constateren dat [ gedaagde-oprichter B. V.[gedaagde-oprichter B. V. 3] en [gedaagde 2-oprichter 2 BV 3] al vanaf eind 2007 (dus tijdens hun dienstverbanden met SPIE) onder de vlag van de door hen opgerichte onderneming [BV 3], met SPIE concurrerende activiteiten hebben verricht. Daarnaast maken gedaagden zich schuldig aan onrechtmatige concurrentie jegens SPIE. De in de e-mail van 7 januari 2009 verwoorde informatie dat de detacheringsactiviteiten van SPIE door het vertrek van [ gedaagde-oprichter B. V.[gedaagde-oprichter B. V. 3] en [gedaagde 2-oprichter 2 BV 3] feitelijk stil zijn komen te liggen, gevolgd door het verzoek aan de klanten de gegevens van SPIE te verwijderen en te vervangen door de gegevens van [BV 3], laat in dat opzicht aan duidelijkheid niets te wensen over. Het vorenstaande rechtvaardigt het opleggen van een algemeen verbod om concurrerende activiteiten te ontplooien. Verder hebben vier medewerkers van SPIE aangegeven door [ gedaagde-oprichter B. V.[gedaagde-oprichter B. V. 3] en [gedaagde 2-oprichter 2 BV 3] te zijn benaderd met een concreet voorstel om in dienst van [BV 3] te treden. Ook dat levert strijd op met het relatie-/ronselbeding en is los daarvan als een onrechtmatige daad jegens SPIE aan te merken.
De schade die SPIE als gevolg van het handelen van gedaagden lijdt en nog zal lijden is substantieel. SPIE ziet zich geconfronteerd met een flinke omzetdaling in de laatste 5 maanden van 2008, welke zich hoogstwaarschijnlijk in januari 2009 zal voortzetten.
Gedaagden betwisten de vorderingen van SPIE en voeren daartoe het volgende aan. Er is geen contractuele verplichting op grond waarvan het gedaagden verboden is na het einde van hun dienstverband concurrerende activiteiten te verrichten. Het relatie-/ ronselbeding waar SPIE zich op beroept is nooit tussen partijen overeengekomen. Evenmin bestond er een verbod om tijdens het dienstverband met SPIE nevenwerkzaamheden te verrichten. De betreffende clausule in de personeelsgids hebben [ gedaagde-oprichter B. V.[gedaagde-oprichter B. V. 3] en [gedaagde 2-oprichter 2 BV 3] nooit aanvaard, zodat deze ook niet op hen van toepassing is. Bovendien hadden zij toestemming van SPIE om tijdens hun dienstverbanden met SPIE nevenactiviteiten te verrichten. Het staat [ gedaagde-oprichter B. V.[gedaagde-oprichter B. V. 3] en [gedaagde 2-oprichter 2 BV 3] dan ook volledig vrij een eigen bedrijf op te richten in de IT branche en klanten te bedienen die eerst door SPIE werden bediend. Van een onrechtmatig handelen is geen sprake. In dat licht betwisten zij klanten van SPIE te hebben benaderd met het oogmerk de relatie met SPIE te beëindigen. De klanten zoeken [ gedaagde-oprichter B. V.[gedaagde-oprichter B. V. 3] en [gedaagde 2-oprichter 2 BV 3] op. Evenmin hebben zij personeel van SPIE benaderd met de bedoeling hen ertoe te bewegen hun dienstverband met SPIE op te zeggen en bij [BV 3] in dienst te treden. De medewerkers van SPIE hebben daartoe zelf het initiatief genomen. Tot slot betwisten gedaagden dat er aan de zijde van SPIE sprake zou zijn van enige vorm van schade.
Gedaagden vorderen bij wege van reconventionele vordering -kort gezegd- dat,
het relatie-/ronselbeding, voor zover geoordeeld mocht worden dat deze rechtsgeldig is overeengekomen, met onmiddellijke ingang zal worden geschorst en dat het SPIE wordt verboden, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag, een beroep op dit beding te doen, totdat onherroepelijk in rechte is komen vast te staan dat SPIE gerechtigd is een beroep op dit beding te doen;
het SPIE wordt verboden, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag, lasterlijke uitlatingen in welke vorm dan ook jegens derden te doen omtrent gedaagden;
SPIE wordt geboden, gedaagden toegang te verschaffen tot de servers van SPIE, althans aan gedaagden een afschrift of uittreksel van de bescheiden welke zich op een gegevensdrager bevinden ter beschikking te stellen, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag dat SPIE hiermee in gebreke blijft;
SPIE wordt veroordeeld aan [BV 3] te betalen een bedrag van € 10.000,-- als voorschot op door [BV 3] geleden schade,
een en ander met veroordeling van gedaagden in de kosten van de procedure in conventie en in reconventie.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is door gedaagden de grondslag voor deze reconventionele vordering nader uiteengezet. Bij de beoordeling van het geschil zal daar, en op het door SPIE daartegen gevoerde verweer, voor zover van belang, nader op worden ingegaan.
De beoordeling.
In conventie:
Verbod nevenwerkzaamheden.
Aangenomen moet worden dat met de personeelsgids het Reglement Arbeidsvoorwaarden wordt bedoeld zoals dat als productie 5 bij de dagvaarding is overgelegd. In dit reglement is in artikel 5 lid 3 het verbod opgenomen om tijdens het bestaan van het dienstverband nevenactiviteiten te verrichten, tenzij daarvoor goedkeuring door SPIE is verleend. Het verweer van [ gedaagde-oprichter B. V.[gedaagde-oprichter B. V. 3] en [gedaagde 2-oprichter 2 BV 3] dat dit verbod niet op hen van toepassing is, slaagt niet. In de met hen gesloten arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd is in artikel 1 lid 2 uitdrukkelijk opgenomen dat hierop het Reglement Arbeidsvoorwaarden van SPIE van toepassing is. Met het ondertekenen van de arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd hebben [ gedaagde-oprichter B. V.[gedaagde-oprichter B. V. 3] en [gedaagde 2-oprichter 2 BV 3] zich met het reglement en met het daarin opgenomen verbod akkoord verklaard, zodat van de toepasselijkheid daarvan voorlopig moet worden uitgegaan.
In dat verband hebben gedaagden nog aangevoerd dat zij toestemming hadden om tijdens hun dienstverbanden met SPIE nevenwerkzaamheden te verrichten. Dat die toestemming verder reikte dan de activiteiten van [ gedaagde-oprichter B. V.[gedaagde-oprichter B. V. 3] ten behoeve van de niet-concurrerende [ gedaagde-oprichter B. V.[gedaagde-oprichter B. V. 3]-shop, is niet aannemelijk geworden. Zonder nadere concrete onderbouwing is het vooralsnog ongeloofwaardig dat er toestemming was voor het ontplooien van met SPIE concurrerende activiteiten.
Dat er ondanks het verbod sprake is geweest van concurrerende activiteiten onder de vlag van [BV 3], is, gelet op de door SPIE aangevoerde en door gedaagden niet of onvoldoende weersproken feiten en omstandigheden, naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voldoende gebleken. Daartoe is het volgende redengevend. Uit de inschrijving van [BV 3] in het handelsregister blijkt van een oprichting van deze vennootschap op 7 december 2007. Uit de stukken, productie 8, blijkt verder van de totstandkoming op 1 december 2007 van een mantelovereenkomst tussen [BV 3] als leverancier en Giraffe IT B.V. op grond waarvan een detachering van [BV 3] aan Giraffe van een Senior Ontwikkelaar voor de periode van 4 maanden heeft plaatsgevonden. Daarnaast blijkt uit de stukken dat er sprake is geweest van tewerkstellingen door [BV 3] tijdens werktijd, waarbij de eerste contacten door [ gedaagde-oprichter B. V.[gedaagde-oprichter B. V. 3] en/of [gedaagde 2-oprichter 2 BV 3] namens SPIE zijn gelegd en vervolgens klanten zijn gevraagd de contracten op naam van [BV 3] te zetten en de stukken naar [BV 3] te sturen (een e-mail van [ gedaagde-oprichter B. V.[gedaagde-oprichter B. V. 3] aan Centric Professional Services van 13 oktober 2008, en een e-mail van [ gedaagde-oprichter B. V.[gedaagde-oprichter B. V. 3] (beiden vanaf zijn SPIE-mailadres) aan Choice4U van 15 oktober 2008 ). Verder wordt in dit verband nog genoemd de als productie 12 overgelegde e-mail van 30 oktober 2008 van [ gedaagde-oprichter B. V.[gedaagde-oprichter B. V. 3] -in het kader van een detachering ten behoeve van Ballast Nedam- waarin het volgende is vermeld:“Via deze weg wil ik je de volgende kandidaten aanbieden, let op deze heren worden bij hun inzet via het bedrijf [BV 3] IT gedetacheerd, dus niet via SPIE. Dit is voor het risico en de te lage marge”. En tot slot ligt in de in de pleitnota van mr. Van Rooij verwoorde stelling dat gedaagden in 2008 slechts 4 uur in de werktijd van SPIE besteed hebben aan [BV 3] een erkenning besloten van het door SPIE gestelde.
Het vorenstaande kan dan ook niet anders worden geduid dan een structurele wijze van concurreren die in strijd is met het verbod tot het verrichten van nevenwerkzaamheden. Gedaagden hebben in dit verband nog wel naar voren gebracht dat SPIE geen interesse zou hebben in detacheringswerkzaamheden en dat het voor hen steeds duidelijker werd dat er voor de afdeling waar zij werkzaam waren geen toekomst was bij SPIE. Deze door SPIE uitdrukkelijk weersproken omstandigheden, kunnen echter niet leiden tot het oordeel dat het [ gedaagde-oprichter B. V.[gedaagde-oprichter B. V. 3] en [gedaagde 2-oprichter 2 BV 3] dus vrij stond tijdens hun dienstverbanden met SPIE concurrerende activiteiten te ontplooien.
Relatie-/ronselbeding.
Gedaagden betwisten dat het relatie-/ronselbeding (zoals hiervoor onder 2.3. weergegeven) op hen van toepassing is omdat het beding, dat door SPIE aan de arbeidsovereenkomsten van [ gedaagde-oprichter B. V.[gedaagde-oprichter B. V. 3] en [gedaagde 2-oprichter 2 BV 3] is toegevoegd, nooit schriftelijk tussen partijen is overeengekomen. SPIE stelt dat door het in de brieven van 29 december 2005 en 19 september 2006 stipuleren van een relatie-/ronselbeding wel aan het vereiste van schriftelijkheid is voldaan en dat nu [ gedaagde-oprichter B. V.[gedaagde-oprichter B. V. 3] en [gedaagde 2-oprichter 2 BV 3] niet van bezwaren tegen het beding hebben doen blijken, zij hieraan gebonden zijn.
Deze stelling kan niet als juist worden aanvaard. Volgens artikel 7:653 lid 1 BW moet een concurrentiebeding, of zoals in het onderhavige geval het relatie-/ronselbeding, schriftelijk zijn overeengekomen. In dit geval moet worden aangenomen, SPIE heeft dit ook niet weersproken, dat [ gedaagde-oprichter B. V.[gedaagde-oprichter B. V. 3] en [gedaagde 2-oprichter 2 BV 3] de brieven waarin het relatie-/ronselbeding als addendum op de bestaande arbeidsvoorwaarden is opgenomen, niet hebben ondertekend. Gelet hierop moet voorlopig worden geoordeeld dat niet aan het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:653 BW lid 1 is voldaan en het relatie-/ronselbeding dus niet rechtsgeldig tussen partijen is overeengekomen.
Onrechtmatige concurrentie
Het niet toepasselijk zijn van het relatie/-ronselbeding laat onverlet dat het ontplooien van concurrerende activiteiten na het einde van het dienstverband onder bijzondere omstandigheden jegens de ex-werkgever onrechtmatig kan zijn. Volgens vaste rechtspraak is sprake van onrechtmatige concurrentie indien de ex-werknemer met gebruikmaking van kennis en gegevens over klanten opgedaan bij de voormalige werkgever, duurzame relaties van de werkgever benadert op een wijze die stelselmatig en substantieel afbreuk doet aan het bedrijfsdebiet van de voormalige werkgever. Hiervan is, gelet op de inhoud van de e-mail van 7 januari 2009, naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter sprake. In deze e-mail, gericht aan de klanten van SPIE, doen gedaagden voorkomen alsof SPIE haar detacheringsactiviteiten stopzet en dat deze activiteiten overgaan naar [BV 3]. De voorzieningenrechter leidt hieruit af dat gedaagden niet alleen de intentie lijken te hebben om SPIE directe concurrentie aan te doen, maar bovendien lijken zij doelbewust toe te werken naar een situatie dat zij zich alle detacherings-activiteiten van SPIE toe-eigenen. Gedaagden hebben in dit verband nog wel aangevoerd dat de e-mail van 7 januari 2009 slechts onder een beperkte groep, namelijk de leveranciers van SPIE, is verspreid, maar dit is, gelet op de omstandigheid dat in de e-mail ongeclausuleerd verwezen wordt naar “de klanten van SPIE”, vooralsnog niet aannemelijk.
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden oordeelt de voorzieningenrechter dat het handelen van [ gedaagde-oprichter B. V.[gedaagde-oprichter B. V. 3] en [gedaagde 2-oprichter 2 BV 3] voorshands als onrechtmatig jegens SPIE moet worden aangemerkt. Het tijdens dienstbetrekking oprichten van een concurrerende onderneming, [BV 3], het tijdens dienstbetrekking aftroggelen van klanten van SPIE, het tijdens dienstbetrekking met gebruikmaking van de faciliteiten van SPIE werkzaam zijn voor [BV 3], het na einde dienstverband met gebruikmaking van kennis en gegevens over klanten opgedaan bij SPIE actief werven onder klanten van SPIE door het sturen van een e-mail (van 7 januari 2009) waarin de klanten niet alleen ten onrechte worden geïnformeerd over het stopzetten van de detacheringsactiviteiten door SPIE, maar tevens wordt gesuggereerd dat deze activiteiten onder de noemer van [BV 3] worden voortgezet, alsmede het vragen aan klanten de gegevens van SPIE te verwijderen en daarvoor in de plaats op te nemen de gegevens van [BV 3], is een structurele wijze van concurreren die zowel onrechtmatig is jegens SPIE als in strijd met het verbod tot het verrichten van nevenwerkzaamheden.
Het vorenstaande brengt mee dat de gevraagde voorziening onder 3.1. sub 1, inhoudende het verbod van [BV 3] om met klanten van SPIE zaken te doen, zal worden toegewezen. Onder klanten dient dan te worden verstaan (overeenkomstig het relatie-/ronselbeding) die bedrijven, ondernemingen en/of instellingen in wier opdracht, al dan niet direct, SPIE gedurende de laatste 12 maanden van het dienstverband met [ gedaagde-oprichter B. V.[gedaagde-oprichter B. V. 3] en [gedaagde 2-oprichter 2 BV 3] werkzaamheden heeft verricht, alsmede die klanten aan wie SPIE gedurende de laatste 12 maanden van het dienstverband offerte heeft uitgebracht of van wie SPIE een aanvraag tot het doen van een offerte heeft ontvangen.
De duur van het verbod bij wege van voorlopige voorziening wordt in redelijkheid vastgesteld op een periode van één jaar na 1 januari 2009 (datum einde dienstverband). Nu de onrechtmatigheid is gelegen in de wijze waarop gedaagden SPIE beconcurreren, onder meer door de wijze van benadering van klanten van SPIE, is het onder sub 1 gevorderde niet toewijsbaar voor zover dat ziet op een algemeen verbod om activiteiten te ondernemen die concurrerend zijn met SPIE.
Het voorlopig oordeel dat gedaagden onrechtmatig en in strijd met het verbod tot het verrichten van nevenwerkzaamheden hebben gehandeld, rechtvaardigt tevens de toewijzing van het gevorderde onder 3.1. sub 2 tot en met 4.
De gevorderde dwangsommen zullen op de hierna te vermelden wijze worden beperkt en aan een maximum verbonden.
Het onder 3.1. sub 5 gevorderde verbod om werknemers van SPIE te benaderen om bij hen in dienst te treden en/of in dienst te nemen zal worden afgewezen. Het verbod kan immers niet worden gegrond op het relatie-/ronselbeding en verder is er naar de voorlopige beoordeling van de voorzieningenrechter geen sprake van onrechtmatig handelen. Het moet immers gaan om het stelselmatig benaderen van werknemers om deze met gebruikmaking van kennis en gegevens die zijn verkregen uit hoofde van de functie bij de voormalige werkgever te bewegen over te gaan waardoor substantieel afbreuk wordt gedaan aan het bedrijfsdebiet van de ex-werkgever. Dat hiervan sprake is, is gesteld noch gebleken.
Ook de vordering onder 3.1. sub 6, strekkende tot betaling van een voorschot op door SPIE geleden en nog te lijden schade als gevolg van een toerekenbaar tekort schieten en/of onrechtmatig handelen van gedaagden, wordt afgewezen. SPIE heeft weliswaar aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een omzetdaling (schade), maar in het kader van dit kort geding valt niet vast te stellen in welke mate deze het gevolg is van het handelen van gedaagden dan wel van buiten gedaagden liggende factoren als de kredietcrisis. Bovendien is voor toewijzing van een vordering tot betaling van een geldsom in kort geding slechts dan plaats, als uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling -bij afweging van de belangen van partijen- aan toewijzing niet in de weg staat. Dergelijke spoed is niet gesteld of gebleken.
Gedaagden zullen, als de in het grotendeels ongelijk gestelde partij, in de proceskosten aan de zijde van SPIE worden veroordeeld. Deze kosten worden begroot op:
- dagvaarding € 86,25
- vast recht € 262,00
- salaris advocaat € 1.054,00
Totaal € 1.402,25
Nu hiervoor in conventie wordt geoordeeld dat tussen partijen geen relatie-/ronselbeding geldt, is een schorsing van dit beding niet aan de orde. Dit betekent dat de vordering onder 3.4. sub 1 zal worden afgewezen.
Gedaagden stellen dat SPIE schuldig is aan het verspreiden van lasterlijke uitlatingen jegens hen. SPIE heeft een brief verstuurd waarmee ze [BV 3] ernstige schade hebben berokkend. Gedaagden vorderen een verbod op het doen van deze uitlatingen.
SPIE betwist lasterlijke uitlatingen te hebben gedaan.
Dat SPIE lasterlijke uitlatingen heeft gedaan over gedaagden laat zich in dit kort geding niet vaststellen nu gedaagden hebben nagelaten om de betreffende brief in het geding te brengen. Onvoldoende aangetoond en gebleken is derhalve dat SPIE zodanig onrechtmatig heeft gehandeld jegens gedaagden dat dit tot toewijzing van de vordering dient te leiden. Dit brengt mee dat het gevorderde onder 3.4. sub 2 zal worden afgewezen.
Voorts vorderen gedaagden toegang tot de servers van SPIE, althans afschrift of uittreksel van de bescheiden, welke zich op de gegevensdrager bevinden. Gedaagden hebben echter geen grond aangevoerd op basis waarvan dit gebod jegens SPIE kan worden toegewezen, zodat ook de vordering onder 3.4. sub 3 zal worden afgewezen.
Tenslotte vorderen gedaagden een aan [BV 3] te betalen geldsom als voorschot op door [BV 3] geleden schade. Gedaagden stellen concrete omzet te verliezen door de lasterlijke uitlatingen van SPIE. Reeds vanwege voormeld voorlopig oordeel dat onrechtmatig handelen door SPIE niet aannemelijk is geworden, kan de vordering tot betaling van een voorschot op schadevergoeding niet worden toegewezen.
Gedaagden zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten aan de zijde van SPIE worden veroordeeld. Deze kosten worden begroot op € 527,-- voor salaris advocaat.
De beslissing.
De voorzieningenrechter:
verbiedt gedaagden om gedurende een tijdvak van 1 jaar vanaf 1 januari 2009 contacten te (doen) leggen en/of te (doen) onderhouden, zowel direct als indirect, zowel voor zichzelf als voor derden, met de hiervoor onder 4.8. bedoelde klanten van SPIE,
bepaalt dat gedaagden voor iedere keer dat zij in strijd handelen met het onder 5.1. bepaalde, aan SPIE een dwangsom verbeuren van EUR 5.000,-- tot een maximum van EUR 100.000,--,
gebiedt gedaagden om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis gespecificeerd en onder overlegging van e-mailcorrespondentie en/of andere stukken, opgaaf te doen van concurrerende activiteiten ontplooid tijdens het bestaan van de dienstverbanden van [ gedaagde-oprichter B. V.[gedaagde-oprichter B. V. 3] en [gedaagde 2-oprichter 2 BV 3] met SPIE en na het einde van de dienstverbanden met SPIE,
gebiedt gedaagden om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis opgaaf te doen van relaties, klanten en/of opdrachtgevers aan wie de e-mail gelijksoortig aan de e-mail van 7 januari 2009 is toegezonden,
veroordeelt gedaagden om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis de relaties, klanten en/of opdrachtgevers aan wie een e-mail gelijksoortig aan de e-mail van 7 januari 2009 is toegezonden, schriftelijk mede te delen dat de betreffende e-mail op een misverstand berust, het gedaagden niet vrijstaat de activiteiten van SPIE over te nemen en SPIE op dezelfde voet als voor 1 januari 2009 de IT-detacheringsactiviteiten voortzet, met verstrekking aan SPIE van een kopie van de betreffende berichtgeving,
bepaalt dat gedaagden voor elke dag dat zij in strijd handelen met het hiervoor onder 5.3. tot en met 5.5. bepaalde, aan SPIE een dwangsom verbeuren van € 2.500,-- tot een maximum van € 50.000,--,
veroordeelt gedaagden in de proceskosten, aan de zijde van SPIE tot op heden begroot op € 1.402,25,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af,
veroordeelt gedaagden in de proceskosten, aan de zijde van SPIE tot op heden begroot op € 527,--,
verklaart dit vonnis wat de kostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2009.