ECLI:NL:RBMID:2009:BJ1690

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
18 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
60655/ HA ZA 07-598
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van verzekeringspremie door appartementseigenaar

In deze zaak vorderde eiser, een appartementseigenaar, betaling van een bedrag van € 5.354,21 van gedaagde, eveneens appartementseigenaar, ter zake van niet-betaalde verzekeringspremies. De partijen waren betrokken bij een akte van splitsing van een bedrijfsruimte met bovenwoningen in Middelburg, waarbij een reglement was vastgesteld dat de verplichtingen van de eigenaren regelde. Eiser stelde dat hij de verzekeringspremies had voldaan voor de gezamenlijke opstalverzekering, terwijl gedaagde betwistte dat hij hiervoor verantwoordelijk was, en stelde dat er een eerdere beslissing was genomen door de vereniging van eigenaren die dit wijzigde.

De rechtbank oordeelde dat gedaagde, als voorzitter en administrateur van de vereniging, in gebreke was gebleven om de verzekering af te sluiten zoals voorgeschreven in het reglement. Eiser had voldoende bewijs geleverd van de afgesloten verzekering en de betaalde premies. De rechtbank verwierp de stelling van gedaagde dat hij niet verantwoordelijk was voor de betaling van de premies, en oordeelde dat hij zijn deel van de kosten verschuldigd was aan eiser. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten werd afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd was.

De rechtbank veroordeelde gedaagde tot betaling van € 4.640,21, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten van eiser, die op € 1.344,31 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken op 18 februari 2009 door de Rechtbank Middelburg.

Uitspraak

Uitspraak
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
60655 / HA ZA 07-598
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 60655 / HA ZA 07-598
Vonnis van 18 februari 2009
in de zaak van
[eiser],
wonende te Middelburg,
eiser,
advocaat mr. N.A. Koole,
tegen
[gedaagde],
wonende te Grijpskerke,
gedaagde,
advocaat mr. C.J. IJdema.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
tussenvonnis van 13 februari 2008
proces-verbaal van comparitie van 11 april 2008
akte na comparitie van partijen
- antwoordakte na comparitie tevens houdende akte overlegging producties
akte uitlaten.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
Bij akte van splitsing, op 9 mei 1990 verleden voor mr. [WS], hebben partijen, [eiser] handelend als één van de twee beherend vennoten van de vennootschap onder firma “Handelsondernemi[ naam beherend vennoot]drijf].”, waarvan de andere beherend vennoot [ naam beherend vennoot] eveneens als comparant optrad, de eigendom van de bedrijfsruimte met vijf bovenwoningen en erf aan het [adres] oneven nummers te Middelburg, kadastraal bekend gemeente Middelburg sectie D nmmer [kadastraal nummer], groot elf are negen en tachtig centiare, gesplitst zoals aangegeven in de akte van splitsing.
De akte van splitsing bevat een reglement als bedoeld in artikel 5:111d BW welk reglement de artikelen omvat opgenomen in het Modelreglement bij splitsing in appartementsrechten - verder het reglement -, vastgesteld bij akte op twee en twintig november negentienhonderd drie en tachtig, en een aanvullend reglement.
Het aanvullend reglement houdt in de oprichting van de vereniging van eigenaars “Vereniging van Eigenaars [adres] oneven nummers”, - verder de vereniging - waarvan beide partijen lid zijn (geweest).
Bij artikel 8 van het aanvullend reglement is [gedaagde] tot voorzitter van de vereniging benoemd. Bij artikel 11 van het aanvullend reglement is [gedaagde] tot administrateur van de vereniging benoemd.
Ingevolge artikel 3 aanhef en onder f van het reglement komen de assurantiepremiën verschuldigd uit hoofde van de verzekeringen die door het reglement zijn voorgeschreven, of waartoe ingevolge artikel 8 van het reglement door de vergadering is besloten, voor rekening van de gezamenlijke eigenaars.
In artikel 8 lid 1 van het reglement is – voor zover van belang - bepaald dat het bestuur de opstal zal verzekeren tegen water-, storm-, brand- en ontploffingsschade.
Het geschil
[eiser] vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 5.354,21 (inclusief wettelijke rente tot de datum van dagvaarding en incassokosten) vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 4.269,45 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van betaling en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
[eiser] stelt daartoe het navolgende.
[eiser] heeft over de periode 2000 tot en met 2006 de verzekeringspremie voldaan met betrekking tot het pand [adres]. Op grond van artikel 5:113 BW respectievelijk het reglement zijn partijen volgens [eiser] gehouden onderling bij te dragen in schulden en kosten die voor rekening van gezamenlijke appartementseigenaars komen.
[eiser] stelt uit hoofde van het deel van de verzekeringspremie dat voor rekening van [gedaagde] komt over de periode 2000 tot en met 2005 een vordering op [gedaagde] te hebben ten bedrage van € 3.740,33 en over 2006 ten bedrage van € 529,12, totaal € 4.269,45. [eiser] vordert dit bedrag subsidiair op grond van ongerechtvaardigde verrijking omdat hij is verarmd en [gedaagde] is verrijkt met het bedrag van de door [eiser] betaalde verzekeringspremie dat voor rekening van [gedaagde] dient te komen.
[gedaagde] betwist het door [eiser] gevorderde bedrag verschuldigd te zijn.
[gedaagde] stelt dat, in afwijking van het reglement, op 11 juni 1990 door de vereniging is besloten dat iedere eigenaar de verzekeringspremies voor zijn/haar eigen rekening neemt omdat de andere eigenaar, Handelsondernemi[ naam beherend vennoot]drijf]., brandbare vloeistoffen in haar bedrijfsruimten opsloeg.
[gedaagde] betwist de door [eiser] gevorderde buitengerechtelijke kosten. [eiser] heeft volgens [gedaagde] geen buitengerechtelijke kosten gemaakt en het ter zake van buitengerechtelijke kosten door [eiser] gevorderde bedrag is volgens [gedaagde] disproportioneel.
[gedaagde] stelt ook zelf een verzekering te hebben afgesloten en legt ter nadere onderbouwing van zijn stelling als produktie 3 bij conclusie van antwoord over een kopie van een document waarop in de kop is vermeld “Bedrijven Compact Polis” en waarop onder andere als risico-adres [adres] te Middelburg is vermeld. De door [gedaagde] bij akte overgelegde betalingsbewijzen sluiten daarop volgens [gedaagde], zowel wat betreft nummer van de Bedrijven Compact Polis alsmede de daarop vermelde bedragen lijnrecht aan.
Volgens [gedaagde] had [eiser] niet het recht om zonder medeweten en machtiging van [gedaagde] een verzekering namens de vereniging af te sluiten.
De verdere beoordeling
Door [gedaagde] is niet bestreden dat [eiser], namens de vereniging, een verzekering heeft afgesloten met betrekking tot de bedrijfsruimte en vijf bovenwoningen met gezamenlijke opgang aan het [adres] oneven nummers te Middelburg en de daarvoor verschuldigde premie ook door hem is voldaan. Door [gedaagde] is slechts gesteld dat [eiser] niet aangetoond heeft welke verzekering hij voor en namens [gedaagde] heeft afgesloten en waarvoor hij de premie heeft voldaan.
Door [eiser] zijn ten bewijze van het feit dat namens de vereniging een opstalverzekering is afgesloten kopieën van polisbladen in het geding gebracht die zien op de periode waarover door [eiser] thans het ter zake van verzekeringspremies door [gedaagde] verschuldigde bedrag wordt gevorderd. Voorts zijn door [eiser] kopieën van nota’s ter zake van de verschuldigde premie, bankafschriften en een verklaring van de verzekeringstussenpersoon d.d. 29 februari 2008 in het geding gebracht waaruit volgt dat alle gedurende de looptijd van de verzekering verschuldigde premies tijdig zijn voldaan. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] daarmee het bestaan van de opstalverzekering en premiebetalingen genoegzaam heeft aangetoond. Door [gedaagde] is de inhoud van deze produkties ook niet bestreden.
De rechtbank is van oordeel dat, nog afgezien van het feit dat door [eiser] gemotiveerd wordt bestreden dat ter gelegenheid van de vergadering van de vereniging van eigenaren op 11 juni 1990 is besloten dat de leden, in afwijking van hetgeen daaromtrent in het reglement is opgenomen, zouden hebben besloten ieder voor zich de opstal te verzekeren waarvan zij ingevolge de akte van splitsing appartementseigenaar zijn, het reglement door dat besluit niet is gewijzigd. Zowel ingevolge artikel 5:139 BW zoals dat gold tot 1 mei 2005 als ingevolge het huidige artikel 5:139 BW dient de akte van splitsing, waarvan het reglement deel uit maakt, te worden gewijzigd door een daartoe bestemde notariële akte, gevolgd door inschrijving van die akte in de openbare registers.
Gelet op artikel 3 aanhef en onder f jo artikel 8 lid 1 van het reglement komen de assurantiepremiën in principe voor rekening van [eiser] en [gedaagde] gezamenlijk.
Door [gedaagde] is niet bestreden dat hij het ingevolge het reglement voor zijn rekening komende aandeel van de door [eiser] betaalde verzekeringspremie niet heeft voldaan. Ook de hoogte van het door [eiser] gevorderde bedrag is door [gedaagde] niet bestreden. Gelet op het vorenstaande moet [gedaagde] dus geacht worden het voor zijn rekening komende deel van de verzekeringspremie dat door [eiser] is betaald, en thans door hem wordt gevorderd, aan [eiser] verschuldigd te zijn.
Dat [gedaagde] in afwijking van het in het reglement bepaalde alleen zorg gedragen zou hebben voor verzekering van dát gedeelte van de opstal waarvan hij appartementseigenaar was, hetgeen door [eiser] gemotiveerd wordt bestreden, is in strijd met de akte van splitsing. Dat [gedaagde] kosten zou hebben gemaakt voor een door hemzelf afgesloten verzekering moet voor zijn rekening blijven. Dat ontslaat [gedaagde] niet van de plicht bij te dragen in de kosten van de ingevolge het reglement voor de gehele opstal afgesloten verzekering waarvan de verzekeringspremie door [eiser] werd voldaan.
Door [gedaagde] is nog aangevoerd dat hij bij de akte van splitsing tot voorzitter en administrateur is benoemd en derhalve [eiser] niet gerechtigd was om zonder medeweten van [gedaagde] en zonder dat hij daartoe gemachtigd was een verzekering af te sluiten. [gedaagde] kan dit redelijkerwijs niet aan [eiser] tegenwerpen ter betwisting van de vordering. Immers gelet op het reglement is [gedaagde], die als administrateur het bestuur van de vereniging vormt, in gebreke gebleven de verzekering af te sluiten, waartoe hij ingevolge het reglement gehouden was. [eiser] heeft die taak kennelijk van hem overgenomen. Niet valt in te zien dat [gedaagde] daardoor niet gehouden zou zijn het door hem ingevolge het reglement verschuldigde deel van de verzekeringspremie te betalen.
[eiser] heeft een bedrag aan buitengerechtelijke (incasso-)kosten gevorderd. Gesteld noch gebleken is dat deze kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Ter onderbouwing van zijn vordering is door [eiser] niet meer gesteld dan dat er met gedaagde correspondentie heeft plaatsgevonden. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal, nu dit werkzaamheden zijn waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding insluit, worden afgewezen.
De rechtbank zal gelet op het vorenstaande de vordering van [eiser], met uitzondering van die ter zake van de buitengerechtelijke incassokosten, toewijzen.
[gedaagde] zal als de voornamelijk in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
dagvaarding € 84,31
vast recht € 300,--
salaris procureur € 960,-- (2,5 punten x tarief € 384,--)
Totaal € 1.344,31
De beslissing
De rechtbank
veroordeelt [gedaagde] om aan labeur te betalen een bedrag van € 4.640,21, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 4.269,45 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.344,31;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2009.