ECLI:NL:RBMID:2009:BJ1328

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
11 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
58389/ HA ZA 07-308
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake echtscheiding en verdeling van de gemeenschap van goederen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Middelburg werd behandeld, betreft het een echtscheiding tussen een vrouw en een man, waarbij de verdeling van de gemeenschap van goederen aan de orde is. De rechtbank heeft eerder op 18 juni 2008 een tussenvonnis uitgesproken waarin al enkele beslissingen zijn genomen over de inboedel, kunstvoorwerpen, en financiële vorderingen van de vrouw. In het onderhavige vonnis van 11 februari 2009 heeft de rechtbank de verdere beoordeling van de zaak voortgezet. De vrouw heeft een vordering tot verrekening van overgespaarde inkomsten ingediend, waarbij zij een leningsovereenkomst heeft overgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar stellingen over de lening en het plankrediet van de man. De rechtbank heeft de vordering van de vrouw tot verrekening toegewezen tot een bedrag van € 36.977,--, met wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis. Daarnaast heeft de rechtbank de man veroordeeld om aan de vrouw een bedrag van € 14.134,-- te betalen wegens achterstallige pensioentermijnen. De rechtbank heeft ook de verdeling van de inboedelgoederen geregeld en bepaald dat de man binnen een week na betekening van het vonnis de aan de vrouw toebedeelde goederen moet afgeven. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 11 februari 2009.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 58389 / HA ZA 07-308
Vonnis van 11 februari 2009
in de zaak van
[eiseres in reconventie],
wonende te Zelzate (België),
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. G.M.J.O. Haaijer- Cattrysse, gevestigd te Kapellebrug,
tegen
[gedaagde in reconventie, de man],
wonende te Terneuzen,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. D.J. Quist-van Zanten, gevestigd te Middelburg.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 juni 2008
- de akte uitlaten van de vrouw
- de akte uitlaten van de man
- de antwoordakte van de vrouw
- de akte uitlaten van de man.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
In conventie en in reconventie
2.1. In voornoemd tussenvonnis van 18 juni 2008 is reeds beslist ten aanzien van de inboedel, de kunstvoorwerpen, de vordering van de vrouw tot verrekening van overgespaarde inkomsten, het saldo ABN/AMRO bank (het spaarsaldo als bedoeld onder IV van de dagvaarding en het saldo als bedoeld onder 36 van de conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in reconventie), het plankrediet, de kosten scheidingsbemiddelaar, de kosten uitvaart en de verevening pensioen van de man. Iedere verdere beslissing in de zaak is aangehouden in afwachting van inlichtingen van partijen over de waarde van de Suzuki Samurai dan wel een eventueel voor deze auto ingeruilde auto, op het moment van de peildatum (1 september 2004), en omtrent de verevening van het pensioen van de vrouw.
2.2. In het kader van haar vordering tot verrekening van overgespaarde inkomsten, heeft de vrouw alsnog een kopie van een leningscontract d.d. 29 oktober 1985 overgelegd. Volgens haar kan uit dit contract worden afgeleid dat de vrouw aan haar moeder een lening heeft afbetaald voor een bedrag van € 11.648,--. Het in rechtsoverweging 4.16 van het tussenvonnis van 18 juni 2008 – in de teller van de rekensom – opgenomen bedrag van € 5.672,-- dient dan te worden gewijzigd in € 11.648,--. Voorts heeft zij prints van een microfilm van de ABN/AMRO bank overgelegd waaruit volgens haar blijkt dat de man reeds voor het huwelijk een plankrediet (doorlopend krediet) is aangegaan dat in 1995 met de ontslagvergoeding van de vrouw is afgelost. In ieder geval hebben partijen nog in 1994 op het plankrediet afgelost.
2.3. De man heeft aangegeven op de stellingen van de vrouw ten aanzien van de lening bij de moeder van de vrouw en de ontslagvergoeding, niet in te gaan aangezien de rechtbank op dit punt reeds inhoudelijk heeft beslist. Voor zover de rechtbank meent dat op deze stellingen nog gereageerd behoort te worden, verzoekt de man hem hiertoe in de gelegenheid te stellen.
2.4. In beginsel is een rechter gebonden aan de in het tussenvonnis genomen eindbeslissingen. Op dit beginsel wordt slechts een uitzondering gemaakt in het geval van bijzondere, door de rechter in zijn desbetreffende beslissing nauwkeurig aan te geven omstandigheden die het onaanvaardbaar zouden maken dat de rechter aan een dergelijke eindbeslissing zou zijn gebonden.
2.5. In het onderhavige geval is er ten aanzien van de lening bij de moeder van de vrouw geen sprake van dergelijke bijzondere omstandigheden. Nog daargelaten dat de vrouw in een zeer laat stadium van de procedure het vorenbedoelde contract heeft overgelegd, uit dit contract kan hoogstens worden afgeleid dat [moeder van de vrouw] (kennelijk de moeder van de vrouw), van beroep “Geschenkart. handel” een bedrag van 350.000 Belgische franks heeft geleend van de C.V. Beroepskrediet voor de Middenstand. Hieruit blijkt niet dat dit (gehele) bedrag vervolgens door de moeder weer is geleend aan partijen.
2.6. Ten aanzien van de stellingen van de vrouw terzake de ontslagvergoeding en het plankrediet geldt eveneens dat geen sprake is van de onder 2.4. bedoelde bijzondere omstandigheden. Weliswaar geven de na het tussenvonnis door de vrouw overgelegde prints een aanwijzing dat er mogelijk op enig moment sprake is geweest van een (plan)krediet, maar haar stelling dat dit een voor het huwelijk door de man aangegane schuld van f. 100.000,-- ofwel € 45.378,-- betrof, waarop gedurende 9 jaar een bedrag van € 73.512,-- is afbetaald uit overgespaard inkomen, heeft de vrouw nog steeds niet onderbouwd. Ook heeft de vrouw haar stelling dat met haar ontslagvergoeding dit plankrediet is afgelost, niet onderbouwd. Aan de stellingen van de vrouw ten aanzien van het plankrediet en de ontslagvergoeding wordt derhalve voorbijgegaan. De rechtbank volhardt in haar oordeel dat de verrekeningsvordering van de vrouw kan worden toegewezen tot een bedrag van € 36.977,--. De vordering van de vrouw om dit bedrag binnen twee weken na betekening van dit vonnis aan haar te betalen, wordt als niet weersproken toegewezen. De wettelijke rente wordt toegewezen met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis, de dag waarop de betaling opeisbaar zal zijn.
2.7. De vrouw heeft voorts aangevoerd dat de Suzuki Samurai een gezinsauto is die valt onder de kosten van de huishouding. Deze auto is in november 1999 ingeruild voor een Suzuki Baleno occasion van september 1997. De vrouw schat de waarde van de auto op de peildatum op € 2.000,--. Voor zover de waarde van de auto valt onder het te verrekenen vermogen, meent de vrouw dat deze waarde lager is dan de waarde van de motor van de man en dat er ten deze niets meer dient te worden verrekend. Ten aanzien van de verevening van haar pensioen, heeft zij aangegeven dat de man geen belang heeft bij zijn vordering nu pensioenverevening alsnog tot stand kan worden gebracht door toezending van het pensioenvereveningsformulier aan het pensioenfonds. Zij maakt geen bezwaar tegen pensioenverevening. Zij heeft de advocaat van de man reeds haar pensioengegevens ten aanzien van PVF Achmea, Pensioenfonds Vervoer, doorgegeven. De afdeling Hibin is bij de vrouw niet bekend.
2.8. De man heeft gesteld dat de rechtbank reeds heeft beslist dat de aanschaf van de Suzuki Samurai niet kan worden beschouwd als betaling van kosten van de gemeenschappelijke huishouding. Het verweer van de vrouw hiertegen behoort door de rechtbank niet te worden behandeld. Nu de Suzuki Samurai op de peildatum niet meer in het bezit was van de vrouw, meent hij dat de waarde van die auto in 1999 als uitgangspunt van de verrekenvordering dient te worden genomen. Hij schat de waarde dan op € 4.643,--. Ten aanzien van de verevening van het pensioen van de vrouw stelt hij dat het verzoek tot pensioenverevening niet zal worden toegewezen omdat het verzoek te laat (later dan 2 jaar na de echtscheidingsdatum) is ingediend. Het is aan de vrouw de omvang van het pensioen bij de afdeling Vervoer en bij de afdeling Hibin, op te vragen.
2.9. Ten aanzien van de Suzuki Samurai is reeds in het tussenvonnis van 18 juni 2008 beslist dat de vrouw zich diende uit te laten over de waarde van de Suzuki Samurai dan wel een eventueel voor deze auto ingeruilde auto op de peildatum van 1 september 2004. Aan alle andere stellingen van de vrouw en de man op dit punt gaat de rechtbank voorbij wegens niet gebleken bijzondere omstandigheden die ertoe moeten leiden dat het tussenvonnis op dit punt niet bindend is. Naar de mening van de vrouw is de waarde van de na inruiling van de auto verkregen Suzuki Baleno op de peildatum € 2.000,--. Nu de man deze waarde op de peildatum niet heeft weersproken, staat deze waarde vast. De man heeft dan recht op de helft, zijnde € 1.000,--. Vermeerderd met de door de vrouw verschuldigde (helft van) de kosten van de scheidingsbemiddelaar van € 2.042,13, bedraagt het toewijsbare vergoedingsrecht dat de man heeft op de vrouw € 3.042,13 in totaal.
2.10. Bij tussenvonnis van 18 juni 2008 is reeds bepaald dat toewijsbaar is wegens achterstallige pensioentermijnen van de man een bedrag van € 14.134,--. De wettelijke rente ten aanzien van dit bedrag wordt toegewezen met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis, de dag waarop de betaling opeisbaar zal zijn.
2.11. Nadat de vrouw bij antwoordakte heeft gesteld dat zij geen bezwaar heeft tegen verevening van haar pensioen en dat zij haar pensioengegevens reeds bij brief van 11 juli 2006 aan de advocaat van de man heeft doorgegeven, heeft de man hierop niet meer gereageerd. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de man zijn vordering tot het in het geding brengen van bescheiden waaruit de omvang van het door de vrouw tijdens het huwelijk opgebouwde pensioen blijkt, niet langer handhaaft. Zijn vordering de vrouw te veroordelen tot betaling van de helft van de door haar tijdens het huwelijk opgebouwde (ouderdoms-)pensioenrechten aan de man, vanaf het moment dat zij de pensioengerechtigde leeftijd bereikt kan, nu de vrouw deze vordering niet betwist, worden toegewezen. In rechtsoverweging 4.29 van het tussenvonnis van 18 juni 2008 is reeds overwogen dat niet van de vrouw kan worden verlangd dat zij telkens bij vooruitbetaling voor de eerste van de maand dit bedrag zal betalen nu zij eerst zelf de pensioenbetaling dient te ontvangen. In redelijkheid wordt bepaald dat de vrouw het verschuldigde bedrag telkens na uitbetaling door het pensioenfonds, voor de eerste van de daaropvolgende maand aan de man dient te voldoen.
2.12. Gelet op de aard van het geschil, een procedure tussen ex-echtelieden, zal de rechtbank de proceskosten in conventie en in reconventie compenseren zo dat iedere partij de eigen kosten draagt.
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie:
- bepaalt dat ter verdeling van de gemeenschap van inboedel aan de vrouw de volgende inboedelgoederen worden toebedeeld: dressoir, eethoek, servies, tinnen glazen, radiocombinatie, DVD speler, televisie, bronzen cactus, tafeltje met leeuwenpoten, schilderijen, kruidenrek, kookboeken, vazen, Wedgewood koffieservies, beeldjes, pannen en ovenschalen, friteuse, hakblok, gourmetstel, elektrische apparatuur (zijnde de losse elektrische apparatuur als de mixer en dergelijke) uit keuken en kast in de garage, bureaustoel, haar boeken, haar DVD’s en CD’s, haar video’s en foto’s (aan partijen genoegzaam bekend), collectie schelpen en stenen en de kerstversiering;
- veroordeelt de man om binnen één week na betekening van dit vonnis de aan de vrouw toebedeelde inboedelgoederen aan de vrouw af te geven;
- veroordeelt de man om binnen één week na betekening van dit vonnis aan de vrouw af te geven de complete verzameling Netsuki’s alsmede het Japans theeceremonieel en de verzameling antieke poppen;
- veroordeelt de man uit hoofde van het niet nagekomen Amsterdams verrekenbeding binnen twee weken na betekening van dit vonnis aan de vrouw te voldoen een bedrag van € 36.977,-- (zesendertigduizend negenhonderdzevenenzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt de man op grond van artikel 2 lid 6 van de Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding, binnen twee weken na betekening van dit vonnis, aan de vrouw te hebben voldaan aan achterstallige pensioentermijnen € 14.134,-- (veertienduizendhonderdvierendertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
- verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- compenseert de proceskosten in die zin dat ieder de eigen kosten draagt;
- wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie:
- veroordeelt de vrouw uit hoofde van een vergoedingsrecht binnen twee weken na betekening van dit vonnis aan de man tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 3.042,13,-- (drieduizendtweeënveertig euro en dertien eurocent);
- veroordeelt de vrouw tot betaling aan de man van de helft van de door haar tijdens het huwelijk opgebouwde (ouderdoms-)pensioenrechten, vanaf het moment dat zij de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, telkens te voldoen na uitbetaling door het pensioenfonds, voor de eerste van de daaropvolgende maand;
- verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T. van de Poll en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2009.?