RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
[Naam],
wonende te Veere,
en
de commanditaire vennootschap De Heksenketel C.V.,
gevestigd te Veere
eisers,
gemachtigde mr. M.W. Dieleman, advocaat te Middelburg,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere,
verweerder.
Bij brief van 6 november 2008 hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar.
Bij besluit op bezwaar van 4 november 2008, verzonden 10 november 2008,(hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder besloten het bezwaar ongegrond te verklaren.
Het beroep is op 14 april 2009, 29 april 2009, 12 mei 2009 en 20 mei 2009, gelijktijdig met een aantal andere beroepszaken tussen partijen, behandeld ter zitting. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door [naam], bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.M. den Boer, M. Dekker, P.S. Kluijfhout, W.J. van Tatenhove en mr. J.C. Waverijn. Het onderzoek is op 2 juni 2009 gesloten.
1. Bij afzonderlijke, gelijkluidende, aan eisers gerichte besluiten van 8 juli 2008 heeft verweerder besloten
a. de verleende bouwvergunningen eerste en tweede fase tot het realiseren van een agrarische schuur aan [adres] in te trekken wanneer niet binnen een termijn van drie maanden na voltooiing van de schuur een paardenmelkerij in bedrijf is, blijkend uit de aanwezigheid van ten minste 15 paarden en/of pony’s, waarvan 13 drachtig of zogend; en
b. een preventieve last onder dwangsom op te leggen om, in het geval zich de situatie onder a. voordoet, binnen drie maanden de strijdigheid op te heffen door de agrarische schuur in gebruik te nemen voor een paardenmelkerij. Indien de overtreding niet binnen de gestelde termijn is opgeheven zal de geconstateerde strijdigheid door middel van het opleggen van een last onder dwangsom worden beëindigd. De hoogte van de dwangsom wordt bepaald op € 2.500,- per week dat de overtreding voortduurt, met een maximum van € 300.000,-.
2. Tegen deze besluiten hebben eisers op 30 juli 2008 bezwaar gemaakt. Bij brief van 6 november 2008 hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar.
Niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar
3. In de brief van 30 juli 2008 van eisers is onder meer vermeld: “Namens mevrouw [naam](…) en namens de commanditaire vennootschap De Heksenketel C.V. (…) (hierna: De Heksenketel C.V.) tekenen wij hierbij bezwaar aan”. Voorts is in de brief gerefereerd aan het besluit van 8 juli 2008 dat aan belanghebbenden, dat wil zeggen: eiseres [naam] en eiseres De Heksenketel, is verzonden. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam dat door eisers tegen beide besluiten van 8 juli 2008 bezwaar is gemaakt. In dit verband komt ook betekenis toe aan het feit dat het gaat om twee gelijkluidende besluiten. Dat in het bezwaarschrift slechts het kenmerk is genoemd van het aan eiseres [naam] gerichte besluit van 8 juli 2008 is van onvoldoende betekenis om tot een ander oordeel te komen. Voor zover bij verweerder onduidelijkheid heeft kunnen bestaan, had het op de weg van verweerder gelegen om bij eisers navraag te doen.
4. De rechtbank stelt vast dat het besluit op bezwaar van 4 november 2008 slechts betrekking heeft op het bezwaar, gericht tegen het aan eiseres [naam] gerichte besluit van 8 juli 2008 met kenmerk /08U.07662. Op het bezwaar, gericht tegen het aan eiseres De Heksenketel gerichte besluit van 8 juli 2008 met kenmerk /08U.07664, is nog niet beslist. Voor zover het beroep van 6 november 2008 zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar, gericht tegen het besluit van 8 juli 2008 met kenmerk /08U.07664, moet het dan ook gegrond worden verklaard. Dit (fictieve) besluit zal om die reden worden vernietigd.
5. De rechtbank ziet in het voorgaande aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Ten aanzien van de zittingen op 14 april, 29 april en 12 mei zal de rechtbank, analoog aan het bepaalde in artikel 8:44 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), 0,5 punt per zitting toekennen, uitgaande van een zaak van zeer licht gewicht (factor 0,25). Voor het indienen van het beroepschrift alsmede het verschijnen ter zitting van 20 mei 2009 zullen 2 punten toegekend worden, uitgaande van een zaak van zeer licht gewicht. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt per punt € 322,- vergoed. Dit leidt tot een vergoeding van € 281,75.
6. De rechtbank stelt voorts vast dat op het bezwaar, gericht tegen het aan eiseres [naam] gerichte besluit van 8 juli 2008 met kenmerk /08U.07662, bij besluit op bezwaar van 4 november 2008 is beslist. Met toepassing van de artikelen 6:18 en 6:19 van de Awb wordt het beroep geacht ook gericht te zijn tegen het besluit van 4 november 2008. Eisers hebben naar het oordeel van de rechtbank geen belang meer bij beoordeling van het beroep, voor zover het zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar, gericht tegen het besluit van 8 juli 2008 met kenmerk /08U.07662. Het beroep zal, voor zover het daar op is gericht, niet-ontvankelijk worden verklaard.
Besluit op bezwaar van 4 november 2008
7. Voor zover het beroep is gericht tegen het deel van het bestreden besluit waarbij de preventieve intrekking van de bouwvergunningen in stand is gelaten, overweegt de rechtbank het volgende.
8. Op grond van het bepaalde in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
9. De rechtbank is van oordeel dat het besluit tot het preventief intrekken van de bouwvergunningen eerste en tweede fase, welke intrekking eerst wordt geëffectueerd wanneer niet binnen een termijn van drie maanden na het voltooien van de agrarische schuur een paardenmelkerij in bedrijf is, niet kan worden aangemerkt als een op rechtsgevolg gericht besluit. Het is slechts een voornemen tot handhaven en geen besluit in de zin van de Awb. Verweerder had het bezwaar tegen dit besluit dan ook niet-ontvankelijk moeten verklaren. Het beroep is in zoverre gegrond.
10. De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van het bepaalde in artikel 8:72, vierde lid, van de Awb, zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank zal het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren voor zover het betrekking heeft op de beslissing tot het preventief intrekken van de bouwvergunningen eerste en tweede fase en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit op bezwaar voor zover het betrekking heeft op de beslissing tot het preventief intrekken van de bouwvergunningen eerste en tweede fase.
11. Voor zover het beroep is gericht tegen het deel van het bestreden besluit waarmee de preventieve last onder dwangsom is gehandhaafd, overweegt de rechtbank het volgende.
Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat een besluit tot het opleggen van een preventieve last slechts kan worden genomen wanneer het gaat om een gevaar van een overtreding van een concreet bij of krachtens de wet gesteld voorschrift die met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal plaatsvinden, indien die overtreding in het besluit kan worden omschreven met die mate van duidelijkheid die uit het oogpunt van rechtszekerheid is vereist. Zie hiervoor onder meer de uitspraak van 20 augustus 2008 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (LJN: BE8816).
12. De rechtbank stelt vast dat de bouwvergunning tweede fase is verleend op 1 juli 2008, dat wil zeggen, kort voor de datum van de preventieve last onder dwangsom. De bouwvergunning tweede fase is bij brief van 8 juli 2008 toegezonden. Naar het oordeel van de rechtbank was er op dat moment geen sprake van een overtreding van een concreet bij of krachtens de wet gesteld voorschrift die met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zou plaatsvinden. Pas op het moment van vergunningverlening ontstaat de mogelijkheid om tot realisering van de schuur over te gaan en niet gezegd kan worden dat dan reeds de vereiste duidelijkheid bestaat dat binnen een termijn van drie maanden na voltooiing van de schuur geen paardenmelkerij in bedrijf is. Verweerder was naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet bevoegd een preventieve last onder dwangsom op te leggen. Met het bestreden besluit is het besluit van 8 juli 2008, voor zover het inhoudt het opleggen van een preventieve last onder dwangsom, ten onrechte gehandhaafd.
13. Gelet op het vorenstaande is het beroep, voor zover gericht op het opleggen van de preventieve last onder dwangsom, gegrond en het bestreden besluit zal wegens strijd met de wet worden vernietigd. De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van het bepaalde in artikel 8:72, vierde lid, van de Awb, zelf in de zaak te voorzien. Het bezwaar, gericht tegen het opleggen van de preventieve last onder dwangsom, zal gegrond worden verklaard en het besluit van 8 juli 2008 met kenmerk /08U.07662, voor zover het betrekking heeft op de preventieve last onder dwangsom, zal worden herroepen. De rechtbank zal voorts bepalen dat deze uitspraak in de plaats komt van het besluit op bezwaar van 4 november 2008, voor zover dat besluit betrekking heeft op het opleggen van een preventieve last onder dwangsom.
14. Hiervoor is onder 4 overwogen dat verweerder op het bezwaar gericht tegen het aan eiseres De Heksenketel gerichte besluit van 8 juli 2008 met kenmerk /08U.07664, nog niet heeft beslist. Op dat bezwaar kan slechts worden beslist zoals hiervoor door de rechtbank in het kader van het beroep van eisers tegen het besluit op bezwaar van 4 november 2008 is overwogen. Dit is voor de rechtbank aanleiding ook hier zelf in te voorzien. De rechtbank zal het bezwaar van eisers tegen het aan eiseres De Heksenketel gerichte besluit van 8 juli 2008 met kenmerk /08U.07664, voor zover het betrekking heeft op de beslissing tot het preventief intrekken van de eerste en tweede fase bouwvergunningen, niet-ontvankelijk verklaren. Het bezwaar, gericht tegen het opleggen van de preventieve last onder dwangsom, zal gegrond worden verklaard en het besluit van 8 juli 2008 met kenmerk /08U.07664, voor zover het betrekking heeft op de preventieve last onder dwangsom, zal worden herroepen.
15. In het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eisers. Ten aanzien van de zittingen op 14 april, 29 april en 12 mei zal de rechtbank, analoog aan het bepaalde in artikel 8:44, van de Awb, 0,5 punt per zitting toekennen, uitgaande van een zaak van gemiddeld gewicht. Voor het indienen van het beroepschrift alsmede het verschijnen ter zitting van 20 mei 2009 zullen 2 punten toegekend worden, uitgaande van een zaak van gemiddeld gewicht. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt per punt € 322,- vergoed. Dit leidt tot een vergoeding van
€ 1.127,-. Tevens ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van de bezwaarfase tot een bedrag van € 644,-. Samen met het onder 5 vastgestelde bedrag van € 281,75 komen de proceskosten op in totaal € 2.052,75.
Niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar
verklaart het beroep, voor zover het betrekking heeft op het bezwaar dat zich richt tegen het aan eiseres De Heksenketel gerichte besluit van 8 juli 2008 met kenmerk /08U.07664, gegrond;
vernietigt het met een niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar gelijk te stellen besluit;
verklaart het bezwaar, gericht tegen het besluit van 8 juli 2008 met kenmerk /08U.07664 , voor zover het betrekking heeft op de beslissing tot het preventief intrekken van de bouwvergunningen eerste en tweede fase, niet-ontvankelijk;
verklaart het bezwaar, gericht tegen het besluit van 8 juli 2008 met kenmerk /08U.07664 , voor zover het betrekking heeft op het opleggen van een preventieve last onder dwangsom, gegrond;
herroept het aan eiseres De Heksenketel gerichte besluit van 8 juli 2008 met kenmerk /08U.07664, voor zover het betrekking heeft op het opleggen van een preventieve last onder dwangsom;
verklaart het beroep, voor zover het betrekking heeft op het bezwaar dat zich richt tegen het aan eiseres [naam] gerichte besluit van 8 juli 2008 met kenmerk /08U.07662, niet-ontvankelijk;
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
Besluit op bezwaar van 4 november 2008
verklaart het beroep, voor zover het betrekking heeft op het preventief intrekken van de bouwvergunningen eerste en tweede fase, gegrond;
vernietigt het besluit op bezwaar van 4 november 2008, voor zover het betrekking heeft op het preventief intrekken van de bouwvergunningen eerste en tweede fase;
verklaart het bezwaar, gericht tegen het aan eiseres [naam] gerichte besluit van 8 juli 2008 met kenmerk /08U.07662, voor zover het betrekking heeft op de beslissing tot het preventief intrekken van de bouwvergunningen eerste en tweede fase, niet-ontvankelijk;
verklaart het beroep, voor zover het betrekking heeft op het opleggen van een preventieve last onder dwangsom, gegrond;
vernietigt het besluit op bezwaar van 4 november 2008 voor zover het betrekking heeft op het opleggen van een preventieve last onder dwangsom;
verklaart het bezwaar, gericht tegen het besluit van 8 juli 2008 met kenmerk /08U.07662 , voor zover het betrekking heeft op het opleggen van de preventieve last onder dwangsom, gegrond;
herroept het besluit van 8 juli 2008 met kenmerk /08U.07662, voor zover het betrekking heeft op de preventieve last onder dwangsom;
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit op bezwaar van 4 november 2008;
bepaalt dat de gemeente Veere aan eisers het betaalde griffierecht ten bedrage van € 288,- (tweehonderdachtentachtig euro) vergoedt;
veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure en de bezwaarprocedure, aan de zijde van eisers begroot op € 2.052,75 (tweeduizendtweëenvijftig euro en vijfenzeventig eurocent), te betalen door de gemeente Veere aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van mr. M.H.Y. Snoeren-Bos, griffier, en op 4 juni 2009 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
Afschrift verzonden op: 4 juni 2009