ECLI:NL:RBMID:2009:BI5218
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot bewijslevering in een civiele procedure na vrijspraak in strafzaak
In deze civiele procedure, die is aangespannen door [eiseres] tegen [gedaagde], staat de vordering van [eiseres] centraal, die haar stellingen wil onderbouwen met bewijs. De zaak heeft zijn oorsprong in een strafzaak waarin [gedaagde] door het Gerechtshof te ’s-Gravenhage op 15 september 2008 is vrijgesproken van ontucht met zijn toen minderjarige dochter, [eiseres]. Dit arrest volgde op een eerdere veroordeling door het Gerechtshof, die door de Hoge Raad op 28 november 2006 werd vernietigd. De Hoge Raad verwees de zaak terug naar het Gerechtshof voor een nieuwe behandeling.
Na de vrijspraak heeft [eiseres] haar vordering in conventie gehandhaafd en bewijs aangeboden door middel van getuigen, waaronder zijzelf, [gedaagde] en een psycholoog. [gedaagde] heeft de vordering betwist en geconcludeerd tot afwijzing. De rechtbank heeft in haar vonnis van 4 maart 2009 geoordeeld dat de vrijspraak in de strafzaak geen bewijs van onschuld voor [gedaagde] vormt in deze civiele procedure. De rechtbank heeft [eiseres] opgedragen bewijs te leveren van haar stellingen over seksueel misbruik door [gedaagde].
De rechtbank heeft verder bepaald dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op 13 mei 2009, waarbij partijen de mogelijkheid hebben om hun verhinderingen tijdig door te geven. Tot dat moment zijn verdere beslissingen aangehouden, zowel in conventie als in reconventie. De zaak illustreert de complexiteit van het bewijsrecht in civiele procedures, vooral wanneer eerdere strafrechtelijke uitspraken een rol spelen in de beoordeling van de feiten.