ECLI:NL:RBMID:2009:BH4223

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
26 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 08/72
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van informatie en de afweging van belangen in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 26 februari 2009 uitspraak gedaan in een geschil over de openbaarheid van documenten met betrekking tot een demonstratie van de Nationalistische Volks Beweging (NVB) op 11 november 2006 in Middelburg. Eiser, vertegenwoordigd door mr. H. van Drunen, had op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verzocht om toegang tot documenten die door de Korpsbeheerder Politie Zeeland waren geweigerd. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken al geoordeeld dat de weigering tot openbaarmaking van bepaalde documenten niet voldoende was gemotiveerd. In het bestreden besluit van 20 december 2007 heeft verweerder alsnog enkele documenten openbaar gemaakt, maar ook opnieuw een aantal documenten geweigerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de weigering van openbaarmaking van de videobeelden en andere documenten niet op de juiste gronden was gebaseerd. De rechtbank heeft de belangenafweging tussen openbaarheid en de bescherming van persoonsgegevens en operationele politie-informatie uitvoerig besproken. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de openbaarheid van de documenten in dit geval zwaarder weegt dan de belangen van de politie en de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om de documenten alsnog openbaar te maken. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht
AWB nummer: 08/72
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
inzake
[naam],
wonende te [plaats],
eiser,
gemachtigde mr. H. van Drunen, werkzaam bij Juridisch Adviesbureau Maury te Utrecht,
tegen
de Korpsbeheerder Politie Zeeland,
te Middelburg,
verweerder.
I. Procesverloop
Bij besluit van 28 november 2006 heeft verweerder afgewezen het verzoek van eiser op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) om hem afschriften te verstrekken van alle documenten die betrekking hebben op een demonstratie van de Nationalistische Volks Beweging (hierna: NVB) op 11 november 2006 te Middelburg.
Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bij brief van 26 februari 2007 heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaar.
Bij besluit van 26 maart 2007 heeft verweerder alsnog op het bezwaar beslist en het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
Bij uitspraak van 9 oktober 2007 (kenmerk: Awb 07/143) heeft de rechtbank - voor zover van belang - het beroep gegrond verklaard, het besluit op bezwaar van 26 maart 2007 vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Tegen genoemde uitspraak is geen rechtsmiddel aangewend.
Verweerder heeft op 20 december 2007 een nieuw besluit op bezwaar genomen (hierna: het bestreden besluit). Hierbij is het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser opnieuw beroep ingesteld bij de rechtbank.
Het beroep is op 16 oktober 2008 behandeld ter zitting. Voor eiser is ter zitting verschenen zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden
drs. P.D. Spies en mr. P.J.M. de Smet, beiden werkzaam bij Politie Zeeland. Ter zitting is het onderzoek gesloten.
II. Overwegingen
1. Artikel 2, eerste lid, van de Wob bepaalt dat een bestuursorgaan bij de uitvoering van zijn taak, onverminderd het elders bij wet bepaalde, informatie verstrekt overeenkomstig deze wet en daarbij uit gaat van het algemeen belang van openbaarheid van informatie.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge het vijfde lid van dit artikel wordt een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.
Ingevolge artikel 10, tweede lid, van de Wob, voor zover van belang, blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
c. de opsporing en vervolging van strafbare feiten;
d. inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet politieregisters (hierna: de Wpolr) wordt onder politieregister of register verstaan een samenhangende verzameling van op verschillende personen betrekking hebbende persoonsgegevens - die langs geautomatiseerde weg wordt gevoerd of met het oog op een doeltreffende raadpleging van die gegevens systematisch is aangelegd, en - die is aangelegd ten dienste van de uitvoering van de politietaak.
Ingevolge het eerste lid, aanhef en onder h, van dit artikel wordt onder het verstrekken van gegevens uit een politieregister verstaan het bekend maken of ter beschikking stellen van persoonsgegevens, voor zover zulks geheel of grotendeels steunt op gegevens die in dat politieregister zijn opgenomen, of die door verwerking daarvan, al dan niet in verband met andere gegevens, zijn verkregen.
Ingevolge het eerste lid, aanhef en onder i, van dit artikel wordt onder persoonsgegevens verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: de Wbp).
Ingevolge artikel 20, eerste lid, van de Wpolr deelt de beheerder een ieder op diens verzoek binnen vier weken mede of en zo ja welke deze persoon betreffende persoonsgegevens in een register zijn opgenomen. Hij verstrekt daarbij tevens desgevraagd inlichtingen over de herkomst van de gegevens en over degenen aan wie deze zijn verstrekt. Hij doet daarbij geen mededelingen in schriftelijke vorm.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van de Wbp wordt onder persoonsgegeven verstaan elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon.
2. Eiser heeft op 2 november 2006 verzocht om openbaarmaking van alle documenten die betrekking hebben op de demonstratie van de NVB op 11 november 2006 in Middelburg.
3. Verweerder heeft in het besluit op bezwaar van 26 maart 2007 een overzicht gegeven van de documenten met betrekking tot de demonstratie van de NVB, die in zijn bezit zijn. Dit betreft de volgende stukken:
a. draaiboek met bijlagen
b. videobeelden
c. aandachtsvestiging 7 november 2006
d. informatieopdracht 6 november 2006
e. verstrekkingrapport openbare orde 19 oktober 2006
f. informatievraag 18 oktober 2006
g. informatieopdracht 20 oktober 2006
h. verstrekkingrapport openbare orde 23 oktober 2006
i. verstrekkingrapport openbare orde 6 november 2006
j. verstrekkingrapport openbare orde 6 november 2006, nr.2
Verweerder heeft in het besluit op bezwaar van 26 maart 2007 geweigerd deze documenten openbaar te maken.
4. In haar uitspraak van 9 oktober 2007 heeft de rechtbank voorop gesteld dat
de aanhef van artikel 10, tweede lid, van de Wob vraagt om een afweging van het belang van het verstrekken van informatie en de in dat artikellid genoemde belangen. De rechtbank heeft vervolgens vastgesteld dat in het besluit op bezwaar van 26 maart 2007, voor zover de weigering op een of meer van die belangen steunt, steeds onvoldoende duidelijk is gemaakt welke deze belangen precies zijn, hoe zwaar deze wegen en waarom de belangenafweging tot weigering van openbaarmaking heeft geleid.
5. Vervolgens heeft de rechtbank dit oordeel nader toegelicht met betrekking tot de weigering van openbaarmaking van de afzonderlijke documenten. De aan de weigering de videobeelden openbaar te maken ten grondslag gelegde motivering heeft de rechtbank niet steekhoudend geacht. De rechtbank heeft het standpunt van verweerder dat de documenten onder c tot en met j onder de werking van de Wpolr vallen, verworpen. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder alle documenten inzake de bestuurlijke aangelegenheid die in zijn bezit zijn, waaronder de geluidsbanden, in de beoordeling van het verzoek moet betrekken. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder een nieuw besluit op bezwaar moet nemen met inachtneming van haar overwegingen.
6. Bij het bestreden besluit heeft verweerder alsnog een aantal documenten dan wel gedeelten daarvan openbaar gemaakt. Voorts heeft hij de openbaarmaking van (gedeelten van) een aantal documenten (wederom) geweigerd. Naar aanleiding van het beroep is verweerder bij verweerschrift van 11 maart 2008 gedeeltelijk teruggekomen op die weigering en heeft hij alsnog een aantal documenten (gedeeltelijk) openbaar gemaakt. Verweerder heeft zich ter onderbouwing van zijn weigering voor een groot aantal documenten beroepen op de uitzonderingsgrond genoemd in artikel 10, tweede lid, onder d, van de Wob. Verweerder heeft daarbij overwogen dat de stukken naar politieambtenaren herleidbare gegevens bevatten en/of informatie over tactieken en strategieën van politieoptreden bij grootschalige evenementen. Door openbaarmaking van die documenten of gedeelten daarvan zouden de werkzaamheden van Politie Zeeland in de toekomst ernstig kunnen worden bemoeilijkt of zelfs onmogelijk gemaakt. Daarnaast heeft verweerder openbaarmaking van een aantal documenten (wederom) geweigerd omdat zij onder het regime van de Wpolr vallen.
7. Eiser kan zich niet verenigen met de (gedeeltelijke) weigering tot openbaarmaking van de betreffende stukken. Hij betoogt dat het beroep gegrond moet worden verklaard omdat verweerder door alsnog bij verweerschrift een aantal documenten of gedeelten daarvan, openbaar te hebben gemaakt, heeft erkend dat bij het bestreden besluit openbaarmaking van een aantal passages uit de documenten ten onrechte zijn geweigerd. Voorts betoogt eiser dat verweerder zich er onvoldoende rekenschap van geeft dat het uitgangspunt van de Wob openbaarheid is en dat een beroep op de uitzonderingsgronden zorgvuldig gemotiveerd moet worden. Verweerder heeft niet aan de uitspraak van de rechtbank voldaan, nu niet per passage van alle documenten inhoudelijk is gemotiveerd waarom openbaarmaking wordt geweigerd. Verweerder heeft volstaan met het citeren van wetsbepalingen en algemene weigeringsgronden. In het bijzonder is niet onderbouwd waarom openbaarmaking de werkzaamheden van de politie in de toekomst ernstig zouden bemoeilijken en waarom de aangehaalde belangen zwaarder moeten wegen dan het beginsel van openbaarheid. Voor de videobeelden heeft verweerder ten onrechte en in strijd met de goede procesorde een nieuwe weigeringsgrond gehanteerd. Deze grond is bovendien niet juist, want de videobeelden vallen gelet op de vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRS) niet onder de werking van de Wpolr. Dat politieambtenaren met een specifieke opdracht op de beelden voorkomen, is onvoldoende reden voor de algehele weigering om de videobeelden openbaar te maken.
Ook de geluidsbanden vallen niet onder de werking van de Wpolr en overigens is niet gemotiveerd waarom de geluidsbanden volledig geheim gehouden moeten worden, nu het kennelijk slechts om passages gaat die geheim moeten blijven.
Ten aanzien van de in geschoonde versie overgelegde mutaties is de verwijdering daaruit van woonplaatsen en geboortejaren onrechtmatig. In dit kader verwijst eiser naar een uitspraak van de ABRS van september 2008, en naar de Aanwijzing voorlichting opsporing en vervolging (Staatscourant 2006, 250). Het schrappen van een of meer BPS-mutatienummers heeft verweerder ook niet goed gemotiveerd. Alleen de politie kan een dergelijk nummer koppelen aan één of meer natuurlijke personen. Voor personen of instanties buiten de politieorganisatie is dat niet mogelijk. Verweerder heeft ten onrechte bij het bestreden besluit geen besluit genomen over de proceskosten in de bezwaarfase. Eiser wil verder dat verweerder alsnog de uitspraak van de rechtbank van 9 oktober 2007 uitvoert voor wat betreft de uitbetaling van de proceskosten aan eiser. Eiser heeft de rechtbank verzocht zelf in de zaak te voorzien omdat het voor verweerder kennelijk te moeilijk is om aan de uitspraak van de rechtbank gevolg te geven. De verwachting van eiser is dat verweerder bij gegrond verklaring van het beroep bij het nemen van een nieuw besluit op bezwaar weer op andere gronden openbaarmaking zal weigeren.
De rechtbank overweegt als volgt.
8. De demonstratie, waarop het verzoek van eiser betrekking heeft, betrof een demonstratie van de NVB op 11 november 2006 te Middelburg, gericht tegen de voorgenomen bouw van een moskee aan de Stromenweg te Middelburg. Blijkens het door de burgemeester van Middelburg op grond van artikel 175 van de Gemeentewet afgegeven noodbevel, bestond de verwachting dat tijdens de demonstratie door andersdenkende(n) (groeperingen) een tegendemonstratie zou worden gehouden dan wel dat deze zouden proberen de demonstratie te verhinderen of zoveel mogelijk te verstoren. Daarbij is voor gewelddadigheden en vernielingen gevreesd.
9. Verweerder heeft tijdens deze procedure bij verweerschrift alsnog een aantal documenten dan wel gedeelten daarvan openbaar gemaakt. Verweerder is aldus zelf na het nemen van het bestreden besluit tot het inzicht gekomen dat het besluit niet ongewijzigd in stand kan blijven. Dit is voor de rechtbank aanleiding het beroep gegrond te verklaren en het bestreden besluit te vernietigen.
10. De rechtbank leidt uit deze gang van zaken af dat verweerder bij het bestreden besluit, waarmee hij geacht werd uitvoering te geven aan de uitspraak van 9 oktober 2007 van de rechtbank, kennelijk niet op voldoende zorgvuldige wijze heeft onderzocht of de betreffende documenten openbaar gemaakt konden worden. In dat verband is opvallend dat verweerder, nadat de rechtbank in haar uitspraak de door verweerder in het besluit op bezwaar van 26 maart 2007 gehanteerde weigeringsgrond voor de videobeelden onjuist heeft geacht, aan de nieuwe weigering tot openbaarmaking van de videobeelden een geheel andere, niet eerder gehanteerde weigeringsgrond ten grondslag heeft gelegd. Ook is in strijd met de uitspraak van de rechtbank het verstrekkingensysteem van de Wpolr voor een aantal documenten (wederom) van toepassing geacht. Voorts zijn in het bestreden besluit de hoofdstukken 4 en 5 van het draaiboek geheel buiten beschouwing gelaten. Een en ander betekent dat verweerder het bestreden besluit niet met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank heeft genomen. Dat is ook aanleiding het beroep gegrond te verklaren.
11. Voorgaande overwegingen hebben bij de rechtbank twijfel doen ontstaan of verweerder zich voldoende bewust is van het uitgangspunt van de Wob waarin openbaarheid wordt voorondersteld. De twijfel wordt versterkt door onder meer het hieronder weergegeven oordeel van de rechtbank dat van de geluidsbanden van in totaal acht uur maar twee fragmenten niet openbaar kunnen worden gemaakt. Dit leidt er toe dat de rechtbank niet het vertrouwen heeft dat in een nieuw te nemen besluit op bezwaar sprake zal zijn van voldoende zorgvuldige besluitvorming met inachtneming van het oordeel van de rechtbank. Er is dan ook aanleiding zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank zal per document dat nog niet door verweerder openbaar is gemaakt haar oordeel geven. Daarbij wordt de volgorde van de documenten als vermeld in rechtsoverweging 3 aangehouden.
- telefoonlijst, bijlage 1 bij draaiboek (a)
12. Deze lijst is een overzicht van namen van (politie)ambtenaren en ambtenaren van andere overheidsdiensten, hun functies, hun bureautelefoonnummers en mobiele telefoonnummers, alsmede hun mobilofoon oproepnaam en -nummer. Daarnaast bevat de lijst twee namen en telefoonnummers van leden van het actiecomité van de NVB. Laatstgenoemde gegevens zijn persoonsgegevens als bedoeld in artikel 1 van de Wbp. Het openbaar maken van deze gegevens kan de persoonlijke levenssfeer van de leden van het actiecomité schaden. Het belang van openbaarmaking in de zin van de Wob moet naar het oordeel van de rechtbank wijken voor het in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob genoemde belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.
13. Gelet op de uitspraak van de ABRS van 4 juni 2006 (LJN: BD3114) kan, waar het gaat om beroepshalve functioneren van ambtenaren, slechts in beperkte mate een beroep worden gedaan op het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Dat ligt anders indien het betreft het openbaar maken van namen van de ambtenaren. Namen zijn immers persoonsgegevens en het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer kan zich tegen het openbaar maken daarvan verzetten. Voorts is van belang dat het hier niet gaat om het opgeven van een naam aan een individuele burger die met een ambtenaar in contact treedt, maar om openbaarmaking van de naam in de zin van de Wob. Wat de bereikbaarheid van de verschillende overheidsdiensten als zodanig betreft komt aan een doorkiesnummer, mobiel telefoonnummer of ander bereikbaarheidsgegeven van een individuele ambtenaar een ondergeschikte betekenis toe. Overheidsdiensten, waar het hier om gaat, zijn immers bereikbaar via openbare telefoonnummers. Het belang van openbaarheid van de namen en bereikbaarheidsgegevens van de ambtenaren weegt naar het oordeel van de rechtbank in dit geval dan ook niet op tegen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de betrokken ambtenaren. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat slechts de in de telefoonlijst opgenomen functiegegevens, vermeld in de eerste kolom van beide pagina’s van het document, openbaar gemaakt moeten worden.
- verbindingsschema’s, bijlage 3 bij draaiboek (a)
14. Verweerder heeft openbaarmaking van deze schema’s - en een aanzienlijk aantal andere documenten - geweigerd op grond van het belang van inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder d, van de Wob.
Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat dit belang hier niet als weigeringsgrond kan worden gehanteerd. De Memorie van Toelichting van de Wob (MvT) spreekt met betrekking tot dit belang namelijk van inspectie, controle en toezicht, gericht op het vaststellen van niet-strafbare feiten. In dat kader verwijst de MvT naar het gebruik maken van steekproefgewijze systemen met het oog op inspectie, controle en toezicht. Gelet hierop moet ervan worden uitgegaan dat deze weigeringsgrond alleen bedoeld is voor het bestuurlijk toezicht op het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift anders dan in het kader van opsporing en vervolging van strafbare feiten, zoals bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob.
15. De rechtbank stelt vast dat de verbindingsschema’s operationele informatie over politieoptreden bij en rondom de demonstratie inhouden. Het gaat hierbij om het belang van handhaving van de openbare orde en dat belang kan naar het oordeel van de rechtbank, nu het gaat om een omstreden demonstratie waarbij gewelddadigheden en vernielingen kennelijk niet uit te sluiten waren, als een belang van opsporing en vervolging van strafbare feiten in de zin van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob worden aangemerkt. Gelet op de aard van de gegevens - een overzicht van verbindingen tussen de bij het politieoptreden betrokken politieonderdelen - valt naar het oordeel van de rechtbank niet in te zien dat openbaarmaking van deze gegevens, met uitzondering van de op elk van de schema’s in de linkerbovenhoek vermelde bereikbaarheidsgegevens, de opsporing en vervolging van strafbare feiten in de toekomst zou kunnen frustreren. Het belang van openbaarmaking weegt dan ook zwaarder dan het belang genoemd in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob. De gegevens omtrent bereikbaarheid betreffen interne, niet openbare telefoon- en faxnummers en een emailadres van de Gezamenlijke Meldcentrale Zeeland. Het is voor een goede uitoefening van de politietaak van groot belang dat een ongestoorde onderlinge communicatie kan plaatsvinden en dat de onderlinge bereikbaarheid gewaarborgd is. Het belang van opsporing en vervolging van strafbare feiten weegt dan ook zwaarder dan het belang van openbaarmaking van deze bereikbaarheidsgegevens.
De conclusie is dat de verbindingsschema’s openbaar gemaakt moeten worden met uitzondering van de op elk van de verbindingsschema’s in de linker bovenhoek vermelde bereikbaarheidsgegevens.
- kaart demonstratieroute, bijlage 7 bij draaiboek (a)
16. Het betreft een plattegrond van de stad Middelburg waarop de route van de demonstratie is aangegeven. De plattegrond van Middelburg zelf bestaat uit openbare gegevens. Voorts heeft verweerder de beschrijving van de demonstratieroute inmiddels wel openbaar gemaakt. De aanduiding op de plattegrond van de route was ook reeds uit andere hoofde, te weten het noodbevel van de burgemeester, openbaar. De rechtbank stelt vast dat, anders dan verweerder in het bestreden besluit heeft gesteld, op de kaart geen zogenoemde buiten- en binnenring is aangeduid. Er is dan ook niet gebleken van gegevens die het belang van opsporing en vervolging van strafbare feiten zouden raken. De als bijlage 7 bij het draaiboek gevoegde kaart demonstratieroute moet daarom alsnog openbaar gemaakt worden.
- draaiboek divisie recherche inclusief arrestantenafhandeling (ARAF), bijlage 13 bij draaiboek (a)
17. Dit document bevat een gedetailleerd overzicht van werkwijze en organisatie van de recherche bij aanhoudingen. Het belang van vervolging en opsporing van strafbare feiten is hierbij in het geding. Gelet op de aard van deze gegevens, in het bijzonder het gedetailleerde karakter ervan, zou naar het oordeel van de rechtbank door openbaarmaking van deze gegevens de opsporing en vervolging van strafbare feiten in de toekomst kunnen worden gefrustreerd. Dit belang weegt dan ook zwaarder dan het belang van openbaarmaking. Dit document kan niet openbaar worden gemaakt.
- uitwerking taakbeschrijvingen commandant openbare orde, bijlage 14 bij draaiboek (a)
18. De informatie onder de kop “Specifieke taak” betreft tactische en strategische aspecten van het politieoptreden. Hierbij is het belang als bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob in het geding. Openbaarmaking van deze gegevens zou de opsporing en vervolging van strafbare feiten in de toekomst kunnen bemoeilijken. In verband hiermee weegt naar het oordeel van de rechtbank het belang van opsporing en vervolging van strafbare feiten zwaarder dan het belang van openbaarmaking. Het document bevat voorts de naam van de betreffende commandant en zijn (mobilofoon-)oproepnummer, alsmede namen en (mobilofoon-)oproepnummers van andere politieambtenaren. Deze namen zijn persoonsgegevens in de zin van artikel 1 van de Wbp. Dat geldt ook voor de (mobilofoon-) oproepnamen en –nummers nu zij gecombineerd zijn met de namen van personen. De rechtbank komt op grond van dezelfde redenering als vermeld in rechtsoverweging 13 tot het oordeel dat het belang van openbaarmaking van deze gegevens niet opweegt tegen het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Voor de overige gegevens in dit document geldt dat, voor zover al sprake is van informatie die het belang van de opsporing en vervolging van strafbare feiten raakt, dit belang minder zwaar weegt dan het belang van openbaarmaking. Deze gegevens moeten dan ook openbaar gemaakt worden.
De conclusie is dat het document openbaar gemaakt moet worden met uitzondering van de informatie onder de kop “Specifieke taak” en de in het document voorkomende namen en bijbehorende (mobilofoon-)oproepnamen en –nummers.
- uitwerking taakcommandant mobiliteit, bijlage 15 bij draaiboek (a)
19. De informatie onder de kop “Specifieke taak” betreft doorstroming en veiligheid van het verkeer gedurende de demonstratie. Daarmee is geen belang in de zin van artikel 10 van de Wob gemoeid. Deze informatie moet openbaar gemaakt worden. De in het document vermelde namen van politieambtenaren en hun (mobilofoon-) oproepnamen en -nummers zijn persoonsgegevens in de zin van artikel 1, eerste lid, van de Wbp. Het belang van openbaarmaking moet hier op grond van de overweging onder 13 wijken voor het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Voor het overige bevat het document geen informatie die op grond van artikel 10 van de Wob niet openbaar gemaakt zou kunnen worden.
De conclusie is dat dit document openbaar gemaakt moet worden met uitzondering van de in het document vermelde namen van politieambtenaren en hun (mobilofoon-) oproepnamen en -nummers.
- uitwerking taakcommandant ROG, bijlage 16 bij draaiboek (a)
20. De informatie onder de kop “Specifieke taak” betreft de werkwijze van de politie rondom de demonstratie. Deze informatie raakt het belang van opsporing en vervolging van strafbare feiten. Gelet op de aard van de informatie zou openbaarmaking de werkwijze van de politie bij opsporing van strafbare feiten kunnen frustreren. Het belang van de opsporing en vervolging van strafbare feiten weegt dan ook zwaarder dan het belang van openbaarmaking van deze gegevens. De in het document vermelde namen van politieambtenaren en het genoemde persoonlijke (mobilofoon-) oproepnummer zijn persoonsgegevens in de zin van artikel 1, eerste lid, van de Wbp. Het belang van openbaarmaking moet hier wijken voor het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer op grond van de in rechtsoverweging 13 gegeven redenering. Voor het overige bevat het document geen informatie die op grond van artikel 10 van de Wob niet openbaar gemaakt zou kunnen worden. De conclusie is dat dit document openbaar moet worden gemaakt met uitzondering van de informatie onder de kop “Specifieke taak” en de in het document vermelde namen van politieambtenaren en het genoemde persoonlijke (mobilofoon-) oproepnummer.
- pagina 7 en verder van het draaiboek (a)
21. Gelet op het bestreden besluit, het verweerschrift en de verklaringen ter zitting, zal de rechtbank zich uitlaten over de volgende onderdelen van het draaiboek.
Onderdeel 3.1, 3.1.1, 3.1.2 en 3.1.3 (risico’s)
22. In dit onderdeel van het draaiboek worden de risico’s van de demonstratie benoemd waarmee de politie rekening heeft te houden. Voor zover deze gegevens al inzicht geven in de werkwijze van de politie en daarmee het belang van opsporing en vervolging raken, weegt dit belang, gelet op de aard van de gegevens, niet op tegen het belang van openbaarmaking. De inhoud van dit document moet dan ook openbaar worden gemaakt.
Onderdeel 3.4, 3.4.1 en 3.4.2 (personele inzet)
23. Dit onderdeel gaat over de inzet en beschikbaarheid van diverse politieonderdelen, de duur van de inzet en de locaties en tijdstippen van briefings. Voor zover deze gegevens al inzicht geven in de werkwijze van de politie en daarmee het belang van opsporing en vervolging in het geding is, weegt dit belang, gelet op de aard van de gegevens, niet op tegen het belang van openbaarmaking. De inhoud van dit document moet openbaar worden gemaakt.
In dit onderdeel wordt een zogeheten BPS-(bedrijfprocessensysteem) mutatienummer genoemd. Blijkens het verhandelde ter zitting is een dergelijk nummer het nummer dat in het computersysteem van de politie aan een daarin ingevoerde mutatie of proces-verbaal wordt gegeven. Aannemelijk is dat een BPS-mutatienummer uit dien hoofde uitsluitend door de politie aan een geïdentificeerde of identificeerbare persoon is te koppelen. Openbaarmaking van alleen dit nummer maakt het dan ook niet mogelijk voor anderen dan de politie om daarmee personen te identificeren. Het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer is bij openbaarmaking dan ook niet in het geding. Nu een dergelijk nummer uitsluitend door de politie is te herleiden naar een geïdentificeerde of identificeerbare persoon, valt, anders dan verweerder stelt, een dergelijk nummer op zichzelf niet als persoonsgegeven in de zin van de Wbp en daarmee van de Wpolr aan te merken. Een BPS-mutatienummer op zichzelf valt dan ook niet onder het verstrekkingenregime van de Wpolr. Zoals de rechtbank in haar uitspraak van 9 oktober 2007 al heeft overwogen, heeft volgens vaste rechtspraak van de ABRS (onder meer LJN: AZ3237 en AZ9505) het verstrekkingenregime van de Wpolr immers uitsluitend betrekking op persoonsgegevens als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van de Wbp.
De rechtbank concludeert dat ook het BPS-mutatienummer openbaar moet worden gemaakt.
3.5 Opdracht eenheden
Onderdeel 3.5.1.
24. Dit onderdeel bevat gegevens over tactische en strategische aspecten van het politieoptreden. Hierbij is het belang bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder c, van de Wob in het geding. Openbaarmaking van deze gegevens zou de opsporing en vervolging van strafbare feiten in de toekomst kunnen bemoeilijken. Dit belang weegt zwaarder dan het belang van openbaarmaking en deze informatie kan dan ook niet openbaar gemaakt worden.
Onderdeel 3.5.2.
25. Dit onderdeel bevat geen informatie die op grond van artikel 10 van de Wob niet openbaar gemaakt zouden kunnen worden. Dit onderdeel moet openbaar gemaakt worden.
Onderdeel 3.5.3.
26. Voor zover de inhoud van dit onderdeel al ziet op opsporing en vervolging van strafbare feiten, weegt het belang daarvan, gelet op de aard van de gegevens, minder zwaar dan het belang van openbaarmaking. Nu ook niet van een andere weigeringsgrond is gebleken, moet dit onderdeel van het draaiboek openbaar worden gemaakt.
Onderdeel 3.5.4.
27. Het gedeelte achter de negende zwarte aandachtsbol (•) bevat gegevens over tactische en strategische aspecten van het politieoptreden. Openbaarmaking van deze gegevens zou de opsporing en vervolging van strafbare feiten in de toekomst kunnen bemoeilijken. Dit belang weegt zwaarder dan het belang van openbaarmaking. Dit gedeelte van onderdeel 3.5.4. kan om deze reden niet openbaar gemaakt worden.
Voor zover de inhoud van dit onderdeel voor het overige al ziet op opsporing en vervolging van strafbare feiten, weegt het belang daarvan, gelet op de aard van de gegevens, minder zwaar dan het belang van openbaarmaking. Nu ook niet een andere weigeringsgrond van toepassing is, moet dit onderdeel, met uitzondering van de tekst achter de negende zwarte aandachtsbol openbaar worden gemaakt.
Onderdeel 3.5.5.
28. Voor zover de inhoud van dit onderdeel al ziet op opsporing en vervolging van strafbare feiten, weegt het belang daarvan, gelet op de aard van de gegevens, minder zwaar dan het belang van openbaarmaking. Nu ook niet een andere weigeringsgrond van toepassing is, moet dit onderdeel van het draaiboek openbaar worden gemaakt.
Onderdeel 3.5.6.
29. Dit onderdeel bevat gegevens over tactische en strategische aspecten van het politieoptreden. Openbaarmaking van deze gegevens zou de opsporing en vervolging van strafbare feiten in de toekomst kunnen bemoeilijken. Dit belang weegt zwaarder dan het belang van openbaarmaking. Onderdeel 3.5.6. kan op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob niet openbaar gemaakt worden.
Onderdeel 3.5.7.
30. Dit onderdeel bevat gegevens over tactische en strategische aspecten van het politieoptreden. Openbaarmaking van deze gegevens zou de opsporing en vervolging van strafbare feiten in de toekomst kunnen bemoeilijken. Dit belang weegt zwaarder dan het belang van openbaarmaking. Onderdeel 3.5.7 kan op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob niet openbaar gemaakt worden.
Onderdeel 3.5.8.
31. Voor zover de inhoud van dit onderdeel al ziet op opsporing en vervolging van strafbare feiten, weegt het belang daarvan, gelet op de aard van de gegevens, minder zwaar dan het belang van openbaarmaking. Nu ook niet van een andere weigeringsgrond is gebleken, moet dit onderdeel van het draaiboek openbaar worden gemaakt.
Onderdeel 3.5.9.
32. Voor zover de inhoud van dit onderdeel al ziet op opsporing en vervolging van strafbare feiten, weegt het belang daarvan, gelet op de aard van de gegevens, minder zwaar dan het belang van openbaarmaking. Nu ook niet van een andere weigeringsgrond is gebleken, moet dit onderdeel van het draaiboek openbaar worden gemaakt.
Onderdeel 3.5.10.
33. Dit onderdeel bevat gegevens over tactische en strategische aspecten van het politieoptreden. Openbaarmaking van deze gegevens zou de opsporing en vervolging van strafbare feiten in de toekomst kunnen bemoeilijken. Dit belang weegt zwaarder dan het belang van openbaarmaking. Onderdeel 3.5.10. kan op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob niet openbaar gemaakt worden.
Onderdeel 3.5.11.
34. De inhoud bevat gegevens die het belang van opsporing en vervolging raken. Het betreft echter een vermelding van bevoegdheden uit het Wetboek van strafvordering en deze informatie is uit dien hoofde van algemene bekendheid en openbaar. Het belang van opsporing en vervolging weegt daarom minder zwaar dan het belang van openbaarmaking. Onderdeel 3.5.11. moet openbaar gemaakt worden.
Onderdelen 3.5.12, 3.5.13 en 3.5.14.
35. Voor zover de inhoud van deze onderdelen al ziet op opsporing en vervolging van strafbare feiten, weegt het belang daarvan, gelet op de aard van de gegevens, minder zwaar dan het belang van openbaarmaking. Nu ook niet een andere weigeringsgrond van toepassing is, moeten deze onderdelen van het draaiboek openbaar worden gemaakt.
Onderdeel 3.6 (aanhoudingsbeleid)
36. Dit onderdeel bevat gegevens over tactische en strategische aspecten van het politieoptreden. Openbaarmaking van deze gegevens zou de opsporing en vervolging van strafbare feiten in de toekomst kunnen bemoeilijken. Dit belang weegt zwaarder dan het belang van openbaarmaking. Onderdeel 3.6. kan op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob niet openbaar gemaakt worden.
Onderdeel 3.6.1.
37. De inhoud van dit onderdeel raakt deels het belang van opsporing en vervolging, maar gelet op de aard van de gegevens, weegt dit belang naar het oordeel van de rechtbank minder zwaar dan het belang van openbaarmaking. Overigens is niet gebleken van een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 10 van de Wob. Onderdeel 3.6.1 moet dan ook openbaar gemaakt worden.
Onderdeel 3.6.4.
38. Verweerder heeft de eerste alinea van dit onderdeel openbaar gemaakt en openbaarmaking van de tweede alinea geweigerd. De rechtbank stelt vast dat deze tweede alinea gegevens bevat over tactische en strategische aspecten van het politieoptreden. Openbaarmaking van deze gegevens zou de opsporing en vervolging van strafbare feiten in de toekomst kunnen bemoeilijken. Dit belang weegt zwaarder dan het belang van openbaarmaking. De tweede alinea van onderdeel 3.6.4. kan op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob niet openbaar gemaakt worden.
Onderdelen 3.9.2. en 3.9.3.
39. De inhoud van deze onderdelen betreft het verzamelen en analyseren van informatie. Het belang van opsporing en vervolging is hierbij in het geding. Gelet op de aard van de informatie zou openbaarmaking de werkwijze van de politie in de toekomst kunnen frustreren. Dit belang weegt naar het oordeel van de rechtbank zwaarder dan het belang van openbaarmaking. Openbaarmaking van de onderdelen 3.9.2. en 3.9.3 moet dan ook op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef, en onder c, van de Wob achterwege blijven.
Hoofdstuk 4 (verzorging)
40. De inhoud van dit hoofdstuk betreft logistieke maatregelen voor verzorging, vervoer en administratieve afwikkeling alsmede de opvang en vervoer van gewonden. Gelet op de aard van de gegevens is geen sprake van toepasselijkheid van een van de weigeringsgronden van artikel 10 van de Wob. Hoofdstuk 4 van het draaiboek moet dan ook openbaar gemaakt worden.
Hoofdstuk 5 (bevelvoering/verbindingen)
41. De inhoud van dit hoofdstuk betreft de vermelding van de bevelvoering en een verwijzing naar de als bijlage 3 bij het draaiboek gevoegde verbindingsschema’s en als bijlage 2 bij het draaiboek gevoegde organogram. De bevelvoering is een feit van algemene bekendheid want deze vloeit voort uit de Gemeentewet. De verwijzing naar een organogram en verbindingsschema’s raakt geen van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wob. Hoofdstuk 5 moet in zijn geheel openbaar gemaakt worden.
- videobeelden (b)
42. Naar het oordeel van de rechtbank is het verstrekkingenregime van de Wpolr niet van toepassing op de videobeelden van de demonstratie. In artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wpolr, zoals dit luidde ten tijde van belang, wordt onder politieregister of register verstaan een samenhangende verzameling van op verschillende personen betrekking hebbende persoonsgegevens
- die langs geautomatiseerde weg wordt gevoerd of met het oog op een doeltreffende raadpleging van die gegevens systematisch is aangelegd, en
- die is aangelegd ten dienste van de uitvoering van de politietaak.
Naar het oordeel van de rechtbank vallen videobeelden van een demonstratie, waarop personen zijn te zien, niet onder deze definitie. Weliswaar zijn de personen op die beelden in beginsel identificeerbaar en kunnen de beelden van personen in zoverre worden aangemerkt als persoonsgegevens in de zin van de Wpolr, maar er is op die videobeelden geen sprake van een op doeltreffende raadpleging van die gegevens systematisch aangelegde samenhangende verzameling van persoonsgegevens. Daarnaast geldt dat ingevolge vaste rechtspraak van de ABRS (onder meer LJN: AZ3237en AZ9505) het verstrekkingenregime van de Wpolr uitsluitend betrekking heeft op persoonsgegevens als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van de Wbp en niet op de documenten - in dit geval de videobeelden - waarin ze kunnen zijn vervat. In dit stelsel brengt de omstandigheid dat een document persoonsgegevens bevat niet met zich dat het document als zodanig onder de werking van de Wpolr valt, ook voor zover dit document andere dan persoonsgegevens in voormelde zin bevat.
De conclusie van het voorgaande is dat de Wob van toepassing is op de videobeelden. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 9 oktober 2007, - rechtsoverwegingen 10 en 11 - , reeds geoordeeld dat het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de op de videobeelden zichtbare politieambtenaren niet in het geding is en dat het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van derden (burgers die niet behoren tot de groep demonstranten), die op de videobeelden te zien zijn, niet opweegt tegen het belang van openbaarmaking van de videobeelden. Nu ook niet is gebleken van een andere weigeringsgrond als bedoeld in artikel 10 van de Wob, moeten de videobeelden openbaar gemaakt worden.
- aandachtsvestiging 7 november 2006 (c)
43. De rechtbank stelt vast dat dit document een mutatie is uit een politieregister in de zin van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wpolr. Dit document bevat namen, geboortedata en adresgegevens van een aantal personen. Al deze gegevens, dus ook de geboortejaren en de woonplaatsen zijn persoonsgegevens als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wbp. Als zodanig vallen deze persoonsgegevens onder het verstrekkingenregime van de Wpolr, die een lex specialis is ten opzichte van de Wob. Volgens de wetsgeschiedenis en de hierboven genoemde vaste rechtspraak van de ABRS vormt de Wpolr een uitputtende regeling ten opzichte van de Wob. Deze persoonsgegevens kunnen dan ook niet openbaar gemaakt worden op grond van de Wob. De stelling van eiser dat de gegevens over woonplaatsen en geboortedata, op grond van de Aanwijzing voorlichting, opsporing en vervolging, wel moeten worden openbaar gemaakt, wordt dan ook verworpen. Het document dat deze persoonsgegevens bevat, valt ingevolge genoemde rechtspraak echter niet onder de Wpolr. Dat betekent dat de Wob wel van toepassing is op het document voor zover het andere gegevens dan deze persoonsgegevens bevat. Verweerder heeft het document zonder genoemde persoonsgegevens, maar met de overige gegevens, al openbaar gemaakt. Gelet op het voorgaande is openbaarmaking op grond van de Wob van meer gegevens uit het document niet mogelijk.
- informatieopdracht 6 november 2006 (d)
44. Dit document is met uitzondering van enkele weggelakte gedeeltes openbaar gemaakt. Er moet dus uitsluitend beoordeeld worden of de weggelakte gedeeltes alsnog openbaar gemaakt kunnen worden. Het betreft onder “1.Algemeen” een naam van een politieambtenaar in combinatie met een emailadres en telefoonnummers en onder “3.Behandeling opdracht” en “4.Werkopdracht” namen van politieambtenaren. Zoals hiervoor onder 13 is overwogen, is het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer in het geding. Dat belang weegt naar het oordeel van de rechtbank zwaarder dan het belang van openbaarmaking. Het verstrekken van deze gegevens moet dan ook achterwege blijven. Het weggelakte gedeelte onder “2. Informatieopdracht”, betreft geen informatie waarbij een belang in de zin van artikel 10 van de Wob aan de orde is. Dit gedeelte moet dus openbaar gemaakt worden. Hetzelfde geldt voor het weggelakte gedeelte onder “4. Werkopdracht (doelstelling en eventuele randvoorwaarden)”. De conclusie is dat van dit document de twee laatstgenoemde weggelakte gedeeltes alsnog openbaar moeten worden gemaakt.
- informatievraag 6 november 2006 te 9.30 uur (zonder letteraanduiding)
45. Dit document is in het bestreden besluit niet genoemd, maar is wel met uitzondering van enkele weggelakte gedeeltes openbaar gemaakt. Het weggelakte gedeelte onder “1.Algemeen” betreft een naam van een politieambtenaar in combinatie met een emailadres en telefoonnummers. Het openbaar maken van deze gegevens maakt een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de politieambtenaar. Het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer als bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob moet dan ook zwaarder wegen dan het belang van openbaarmaking. Dit weggelakte gedeelte wordt dus niet openbaar gemaakt. Het weggelakte gedeelte onder “2.Verzoek, gewenste opleveringswijze” betreft een, naar moet worden aangenomen, persoonlijk emailadres. Ook hiervoor geldt dat openbaarmaking de persoonlijke levenssfeer kan schaden. Dit gedeelte kan dan ook op grond van het belang genoemd in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob niet openbaar worden gemaakt.
- verstrekkingrapport openbare orde 19 oktober 2006 (e)
46. Dit document is met uitzondering van enkele weggelakte gedeeltes openbaar gemaakt. Uitsluitend de weggelakte gedeeltes worden door de rechtbank beoordeeld. In de weggelakte gedeeltes op pagina 1 gaat het om informatie waarbij het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer aan de orde is. Het belang van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob weegt naar het oordeel van de rechtbank zo zwaar dat het verstrekken van deze informatie achterwege moet blijven. Hetzelfde geldt voor het weggelakte gedeelte op pagina 2, tweede alinea, achter de tweede aandachtsbol (•).
De weggelakte gedeeltes in de derde alinea van pagina 2, en op pagina 3 betreffen geen gegevens die een weigeringsgrond in de zin van artikel 10 van de Wob opleveren. Deze weggelakte gedeeltes moeten dus openbaar gemaakt worden.
- informatievraag 18 oktober 2006 (f)
47. Ook dit document is met uitzondering van een aantal weggelakte gedeeltes al openbaar gemaakt. Uitsluitend de weggelakte gedeeltes worden beoordeeld. Het weggelakte gedeelte onder “1.Algemeen” betreft een naam van een politieambtenaar in combinatie met een emailadres. Het openbaar maken van deze gegevens maakt een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene. Het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer als bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob moet daarom, zoals ook overwogen in rechtsoverweging 13, zwaarder wegen dan het belang van openbaarmaking. Het weggelakte gedeelte wordt dan ook niet openbaar gemaakt.
Het weggelakte gedeelte onder “2. Verzoek” betreft de naam, adresgegevens en telefoonnummers van een privépersoon. Openbaarmaking daarvan maakt inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene. Het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer als bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob weegt naar het oordeel van de rechtbank zo zwaar dat het openbaar maken van deze gegevens achterwege moet blijven. De weggelakte gedeeltes van dit document worden niet openbaar gemaakt.
- informatieopdracht 20 oktober 2006 (g)
48. Dit document is met uitzondering van een aantal weggelakte gedeeltes al openbaar gemaakt. Uitsluitend de weggelakte gedeeltes worden beoordeeld.
Het weggelakte gedeelte onder “1.Algemeen” betreft een telefoonnummer van een politiefunctionaris. Dit bereikbaarheidsgegeven kan naar het oordeel van de rechtbank op grond van de eerder in rechtsoverweging 13 gegeven motivering niet openbaar gemaakt worden. In de weggelakte gedeeltes onder “2. Informatieverzoek” gaat het om informatie die mogelijk betrekking heeft op opsporing en vervolging van strafbare feiten. Het valt, gelet op de aard van de gegevens, niet in te zien dat openbaarmaking van deze gegevens de werkzaamheden van de politie in de toekomst zal frustreren. Voor zover de gegevens het belang van opsporing en vervolging van strafbare feiten raken, weegt dit belang naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet op tegen het belang van openbaarmaking. De weggelakte gedeeltes onder “2. Informatieverzoek” moeten alsnog openbaar gemaakt worden.
- verstrekkingrapport openbare orde 23 oktober 2006 (h)
49. Dit document is eveneens, met uitzondering van een aantal weggelakte gedeeltes, al openbaar gemaakt. Uitsluitend de weggelakte gedeeltes worden beoordeeld. Een kenmerk van de Regionale Inlichtingen Dienst, het RID-rapportnummer, is weggelakt. Dit betreft geen informatie waarbij een belang in de zin van artikel 10 van de Wob aan de orde is. Dit nummer moet dan ook openbaar gemaakt worden. De weggelakte naam van de verstrekker kan op grond de rechtsoverweging onder 13 niet openbaar gemaakt worden. Het weggelakte gedeelte achter “Betrouwbaarheidscode informatie” betreft informatie over het vergaren van inlichtingen met betrekking tot de demonstratie door de politie. Nu het gaat om een omstreden demonstratie kan hierbij het belang van opsporing en vervolging van strafbare feiten in het geding komen. Openbaarmaking van deze informatie kan de werkwijze van de politie in de toekomst frustreren. Gelet op de aard van de gegevens weegt het belang van opsporing en vervolging bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob zwaarder dan het belang van openbaarmaking. Dit gedeelte kan niet openbaar gemaakt worden.
Het weggelakte gedeelte onder “Inhoud verstrekking, X1” betreft geen informatie waarbij een belang in de zin van artikel 10 van de Wob is gemoeid. Dit weggelakte gedeelte moet dus openbaar gemaakt worden.
Het weggelakte gedeelte onder B3 betreft, net als de informatie onder X1, informatie die is
vergaard door de Regionale Inlichtingen Dienst. Gelet op de aard van de gegevens is sprake van informatie die de werkwijze van de politie bij het opsporen van strafbare feiten kan frustreren. Het belang van opsporing en vervolging van strafbare feiten als bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob weegt in dit geval dan ook zwaarder dan het belang van openbaarmaking van deze informatie. Het weggelakte gedeelte onder B3 kan niet openbaar gemaakt worden.
- verstrekkingrapport openbare orde 27 oktober 2006 (zonder letteraanduiding)
50. Dit document is door verweerder in het bestreden besluit noch bij verweerschrift bij de beoordeling van het verzoek van eiser betrokken. Het is dan ook niet openbaar gemaakt. De rechtbank zal beoordelen of er reden is om openbaarmaking van dit document geheel of gedeeltelijk te weigeren. De in dit document vermelde naam van de verstrekker en de naam van de leidinggevende RID kunnen op grond van de motivering gegeven in rechtsoverweging 13 niet openbaar gemaakt worden. Het tekstgedeelte achter “betrouwbaarheidscode informatie” betreft net als in het hiervoor genoemde document H informatie aangaande het vergaren van inlichtingen over de demonstratie door de politie. Nu het gaat om een omstreden demonstratie kan hierbij het belang van opsporing en vervolging van strafbare feiten in het geding komen. Gelet op de aard van de gegevens weegt het belang van opsporing en vervolging bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob zwaarder dan het belang van openbaarmaking. Dit tekstgedeelte kan dus niet openbaar gemaakt worden.
Voor de overige inhoud van het document geldt dat, voor zover de informatie al betrekking heeft op opsporing en vervolging van strafbare feiten, het belang daarvan, gelet op de aard van de gegevens, niet opweegt tegen het belang van openbaarmaking. Het document moet dan ook met uitzondering van de namen van de verstrekker en van de leidinggevende RID en het tekstgedeelte achter “betrouwbaarheidscode informatie” openbaar gemaakt worden.
- verstrekkingrapport openbare orde 6 november 2006 (i)
51. Dit document is met uitzondering van een aantal weggelakte gedeeltes al openbaar gemaakt. Uitsluitend de weggelakte gedeeltes worden beoordeeld. Het RID-rapportnummer is weggelakt. Dit betreft geen informatie waarbij een weigeringsgrond in de zin van artikel 10 van de Wob aan de orde is. Dit nummer moet openbaar gemaakt worden. De weggelakte namen van de verstrekker en de leidinggevende, beiden politieambtenaren, kunnen op grond van de in rechtsoverweging 13 vermelde motivering niet openbaar gemaakt worden.
- verstrekkingrapport openbare orde 6 november 2006, nr. 2 (j)
52. Dit document is met weglating van een aantal gedeelten al openbaar gemaakt. Uitsluitend de weggelakte gedeeltes worden beoordeeld. Het weggelakte RID-rapportnummer betreft geen informatie waarbij een weigeringsgrond in de zin van artikel 10 van de Wob aan de orde is. Dit nummer moet openbaar gemaakt worden. De weggelakte namen van de verstrekker en de leidinggevende, beiden politieambtenaren, kunnen op grond van de in rechtsoverweging 13 vermelde motivering niet openbaar gemaakt worden.
Het weggelakte gedeelte in de tweede volzin onder “Inhoud Verstrekking” raakt geen belang in de zin van artikel 10 van de Wob. Dit gedeelte moet alsnog openbaar gemaakt worden.
De overige weggelakte informatie onder “Inhoud Verstrekking” bestaat uit kentekengegevens van auto’s, gegevens over merk en type auto’s en de naam- en woonplaatsgegevens van de kentekenhouders, te weten bezoekers van een vergadering van de NVB. Deze gegevens in combinatie met elkaar zijn gegevens betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon als bedoeld in artikel 1 van de Wbp. Daarnaast gaat het in de weggelakte gedeeltes van de laatste twee alinea’s om namen, geboorte- en adresgegevens van personen. Openbaarmaking van deze persoonsgegevens maakt een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen. Het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer moet hier zwaarder wegen dan het belang van openbaarmaking. Deze weggelakte persoonsgegevens kunnen niet openbaar gemaakt worden.
- geluidsbanden
53. Verweerder heeft openbaarmaking van de geluidsbanden van de demonstratie geweigerd. De rechtbank heeft de geluidsbanden beluisterd. Zij stelt vast dat het in de geluidsbanden voornamelijk gaat om uitwisseling van informatie die ziet op de algemene toezichttaak van de politie, verkeerslogistieke berichten en andere logistieke maatregelen met betrekking tot de demonstratie, waaronder het innemen van posities. Voor zover daarbij al sprake is van belangen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Wob weegt het belang van openbaarmaking, gelet op de aard en inhoud van de geluidsfragmenten, zwaarder. Twee fragmenten moeten echter uitgezonderd worden van openbaarmaking. Deze fragmenten bevatten persoonsgegevens. Openbaarmaking daarvan zou inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen. Het belang van de openbaarheid moet hier wijken voor het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen in de zin van artikel 10, lid 2, onder e, van de Wob. Het betreft de volgende fragmenten:
- 12.24 uur (kenteken met naam en woonplaats)
122319356W3@033339-108
- 12.26 uur (naam + documentatie)
122516685W3@_.108
Naar het oordeel van de rechtbank moeten de geluidsbanden openbaar gemaakt worden met uitzondering van de twee hiervoor genoemde fragmenten.
- andere documenten
54. De stelling van eiser dat er meer documenten over de demonstratie zouden zijn - zoals gegevens over politiële bijstand of financiële afwikkeling -, is door verweerder betwist. De rechtbank heeft onvoldoende aanknopingspunten om aan het standpunt van verweerder dat er geen andere documenten zijn, te twijfelen.
55. De conclusie is dat het bestreden besluit in rechte geen stand houdt. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd. De rechtbank zal tevens bepalen dat verweerder alsnog de documenten of gedeelten daarvan aan eiser moet verstrekken, die blijkens voorgaande overwegingen openbaar gemaakt moeten worden.
- proceskosten
56. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder de uitspraak van de rechtbank van 9 oktober 2007 voor wat betreft de proceskostenveroordeling niet correct heeft uitgevoerd. Volgens eiser heeft verweerder in totaal slechts € 644,- in plaats van een totaalbedrag aan proceskosten van € 724,50 en € 143,- aan griffierecht aan eiser betaald.
57. De rechtbank heeft bij uitspraak van 9 oktober 2007 verweerder veroordeeld tot betaling aan eiser van € 724,50 aan proceskosten en heeft tevens bepaald dat Politie Zeeland aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 143,- moet vergoeden. Deze uitspraak staat in rechte vast en verweerder moet daar gevolg aan geven. De rechtbank constateert dat verweerder niet heeft weersproken dat hij de uitspraak van de rechtbank voor wat betreft de betaling aan eiser van de proceskosten en het griffierecht niet volledig is nagekomen. Verweerder zal, voor zover dat inmiddels nog niet is gebeurd, daarom alsnog aan de uitspraak moeten voldoen en het nog niet uitbetaalde bedrag van in totaal € 223,50 aan eiser moeten betalen.
58. Eiser heeft in het bezwaarschrift van 13 december 2006 verweerder verzocht om toepassing te geven aan artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht. Verweerder heeft echter in het besluit op bezwaar van 26 maart 2007 noch in het besluit op bezwaar van 20 december 2007 op dit verzoek beslist. De rechtbank ziet daarom aanleiding om ook ten aanzien van dit verzoek om vergoeding van kosten die eiser in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, zelf te voorzien. De rechtbank stelt de hoogte van deze kosten vast op € 644,-, uitgaande van een zaak van gemiddeld gewicht en van in totaal twee punten voor het indienen van het bezwaarschrift door eisers gemachtigde en het verschijnen van de gemachtigde ter hoorzitting van 15 maart 2007.
59. De rechtbank ziet voorts aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser voor het voeren van deze beroepsprocedure tot een bedrag van € 644,- uitgaande van een zaak van gemiddeld gewicht en van twee proceshandelingen.
III. Uitspraak
De Rechtbank Middelburg
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het besluit op bezwaar van 20 december 2007;
bepaalt dat verweerder binnen zes weken na verzending van deze uitspraak de volgende informatie aan eiser verstrekt:
- de in de telefoonlijst (bijlage 1 bij het draaiboek) opgenomen functiegegevens, vermeld in de eerste kolom van beide pagina’s
- de verbindingsschema’s (bijlage 3 bij het draaiboek), met uitzondering van de op elk daarvan in de linker bovenhoek vermelde bereikbaarheidsgegevens
- de kaart demonstratieroute (bijlage 7 bij het draaiboek)
- uitwerking taakbeschrijvingen commandant openbare orde (bijlage 14 bij het draaiboek), met uitzondering van de informatie onder de kop “Specifieke taak” en de in het document vermelde namen en bijbehorende (mobilofoon-) oproepnamen en –nummers
- uitwerking taakcommandant mobiliteit (bijlage 15 bij het draaiboek), met uitzondering van de in het document vermelde namen van politieambtenaren en hun (mobilofoon-) oproepnamen en –nummers
- uitwerking taakcommandant ROG (bijlage 16 bij het draaiboek), met uitzondering van de informatie onder de kop “Specifieke taak” en de in het document vermelde namen van politieambtenaren en het genoemde persoonlijke (mobilofoon-) oproepnummer
- de onderdelen 3.1, 3.1.1, 3.1.2 en 3.1.3, (risico’s) van het draaiboek
- de onderdelen 3.4, 3.4.1 en 3.4.2, (personele inzet) van het draaiboek
- onderdeel 3.5.2 van het draaiboek
- onderdeel 3.5.3 van het draaiboek
- onderdeel 3.5.4 van het draaiboek, met uitzondering van de tekst achter de negende zwarte aandachtsbol (•)
- onderdeel 3.5.5 van het draaiboek
- onderdeel 3.5.8 van het draaiboek
- onderdeel 3.5.9 van het draaiboek
- onderdeel 3.5.11 van het draaiboek
- de onderdelen 3.5.12, 3.5.13 en 3.5.14 van het draaiboek
- onderdeel 3.6.1 van het draaiboek
- hoofdstuk 4 (verzorging) van het draaiboek
- hoofdstuk 5 (bevelvoering/verbindingen) van het draaiboek
- de videobeelden
- het weggelakte gedeelte onder “2. Informatieopdracht” en het weggelakte gedeelte onder “4. Werkopdracht (doelstelling en eventuele randvoorwaarden)” van informatieopdracht 6 november 2006
- de weggelakte gedeeltes in de derde alinea van pagina 2 en op pagina 3 van verstrekkingrapport openbare orde 19 oktober 2006
- de weggelakte gedeeltes onder “2. Informatieverzoek” van informatieopdracht 20 oktober 2006
- het weggelakte RID-rapportnummer en het weggelakte gedeelte onder “Inhoud verstrekking, X1” van verstrekkingrapport openbare orde 23 oktober 2006
- verstrekkingrapport openbare orde 27 oktober 2006 (zonder letteraanduiding), met uitzondering van de in het document genoemde naam van de verstrekker, de naam van de leidinggevende RID en het tekstgedeelte achter “betrouwbaarheidscode informatie”
- het weggelakte RID-rapportnummer van verstrekkingrapport openbare orde 6 november 2006
- het weggelakte RID-rapportnummer en het weggelakte gedeelte in de tweede volzin onder “Inhoud Verstrekking” van verstrekkingrapport openbare orde 6 november 2006, nr. 2
- de geluidsbanden, met uitzondering van de fragmenten:
- 12.24 uur (kenteken met naam en woonplaats)
122319356W3@033339-108
- 12.26 uur (naam + documentatie)
122516685W3@_.108
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
bepaalt dat verweerder de door eiser in verband met de behandeling van het bezwaar gemaakte kosten ten bedrage van € 644,- (zeshonderdvierenveertig euro) aan eiser vergoedt;
bepaalt dat Politie Zeeland aan eiser het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 143,- (honderddrieënveertig euro) vergoedt;
veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eiser begroot op
€ 644,- (zeshonderdvierenveertig euro), te betalen door Politie Zeeland aan eiser.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2009
door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Bins-Scheffer, griffier.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
Nota bene:
In deze uitspraak is het beroep (deels) gegrond verklaard en is het bestreden besluit vernietigd.
Als de rechtbank daarbij gronden van uw beroep uitdrukkelijk heeft verworpen en u wilt daarin niet berusten, moet daartegen binnen bovengenoemde termijn hoger beroep worden ingesteld.
Afschrift verzonden op: 26 februari 2009