ECLI:NL:RBMID:2009:BH3820
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening van wachtgelduitkering op basis van het Rijkswachtgeldbesluit 1959
In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 19 februari 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. K.M. Moeliker, en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 25 februari 2008, waarin zijn verzoek om herleving van de wachtgelduitkering met ingang van 1 april 2006 werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat eiser tot 1 februari 1992 werkzaam was bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat en sindsdien wachtgeld ontving op basis van het Rijkswachtgeldbesluit (Rwb). Eiser had in de periode van mei 2001 tot 1 december 2001 werkzaamheden verricht voor een ander bedrijf, waarvan de inkomsten in mindering werden gebracht op zijn wachtgeld. Eiser betwistte dat hij deze inkomsten vrijwillig had prijsgegeven en stelde dat hij nog steeds recht had op wachtgeld op basis van het toekenningsbesluit van 29 februari 1992.
De rechtbank overwoog dat artikel 14 van het Rwb bepaalt dat als de betrokkene inkomsten zonder voldoende reden prijsgeeft, het wachtgeld verminderd wordt. De rechtbank concludeerde dat eiser zijn inkomsten bij het andere bedrijf vrijwillig had prijsgegeven, wat leidde tot een op nihil stelling van zijn wachtgelduitkering. De rechtbank oordeelde dat er geen grond was voor de stelling van eiser dat de door hem genoten inkomsten niet blijvend in mindering moesten worden gebracht op zijn wachtgeld. De rechtbank verwierp de beroepsgrond van eiser en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser kan tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes weken na verzending van de uitspraak.