ECLI:NL:RBMID:2009:BH1927

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
27 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/715415-08
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens noodweer-exces na poging doodslag

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Middelburg op 27 januari 2009 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag op een slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging doodslag, maar ontsloeg hem van alle rechtsvervolging op grond van noodweer-exces. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 12 oktober 2008 vond er een gewelddadig voorval plaats in Vlissingen, waarbij de verdachte, na een dreigend telefoongesprek van het slachtoffer, werd aangevallen door deze laatste. De verdachte, die zich in een situatie van acute bedreiging bevond, greep naar een mes en stak het slachtoffer meerdere keren in de borst- en buikstreek. De rechtbank concludeerde dat de verdachte in een hevige gemoedsbeweging verkeerde ten tijde van de aanval en dat zijn reactie, hoewel disproportioneel, voortkwam uit een instinctieve zelfverdediging. De rechtbank achtte het aannemelijk dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond, vooral gezien zijn eerdere ervaringen met geweld. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering, omdat de verdachte van alle rechtsvervolging werd ontslagen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de rechters de zaak grondig hebben beoordeeld aan de hand van de verklaringen van de verdachte, het slachtoffer en getuigen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
parketnummer: 12/715415-08
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 januari 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1982]
wonende te [woonplaats],
gedetineerd in p.i. Zuid West - HvB Torentijd te Middelburg,
ter terechtzitting verschenen,
raadsvrouw mr. V.C. Serrarens, advocaat te Middelburg.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 januari 2009, waarbij de officier van justitie, mr. C. de Kimpe, en de verdediging hun standpunten hebben kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging luidt als volgt.
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 12 oktober 2008 te Vlissingen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te
beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet 10
maal, althans meermalen, met een mes, in elk geval een dergelijk puntig en/of
scherp voorwerp, in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde poging tot doodslag van [slachtoffer]. Zij voert daartoe aan, dat uit de verklaring van verdachte naar voren is gekomen dat hij niet de bedoeling zou hebben gehad het slachtoffer te doden. Door echter met een mes in de buikstreek te steken heeft verdachte bewust het risico op de koop toegenomen dat het slachtoffer aan de verwondingen zou kunnen overlijden (voorwaardelijk opzet). Tevens baseert de officier van justitie zich voor de bewezenverklaring op de aangifte en de letselbeschrijving.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat er tot een bewezenverklaring van de poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling kan worden gekomen en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
De verdachte verklaart ter terechtzitting dat hij weliswaar [slachtoffer] met het mes heeft gestoken, maar dat hij niet de bedoeling heeft gehad om hem te doden.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de aangifte van [slachtoffer];
- de verklaring van [slachtoffer];
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 januari 2009 waaruit blijkt dat hij heeft gestoken;
- de letselbeschrijving betreffende [slachtoffer] .
De rechtbank acht, gezien het dossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd, niet bewezen dat verdachte het opzet had om te doden. De rechtbank is met de officier van justitie wel van oordeel dat er gesproken kan worden van voorwaardelijk opzet. Verdachte heeft tijdens het gevecht met [slachtoffer] het mes gepakt dat bij zijn voordeur lag en vervolgens daarmee meerdere malen in de borst- en buikstreek van die [slachtoffer] gestoken. Het is een feit van algemene bekendheid dat het steken met een mes in deze kwetsbare streken van het menselijk lichaam schade kan aanrichten ten gevolge waarvan een persoon kan overlijden.
De rechtbank is tevens met de officier van justitie van oordeel dat sprake is van poging tot doodslag. Uit de medische informatie die is ingewonnen bij de behandelend chirurg
dr. Van Popta van het ziekenhuis Walcheren van 9 december 2008 blijkt dat [slachtoffer] twee steekwonden in de rechterzijde van de borstkas en zeven steekwonden in de buik heeft opgelopen als gevolg waarvan op dat moment zeker gesproken kan worden van een zeer levensbedreigende toestand die snel specialistisch en operatief ingrijpen rechtvaardigde om te overleven.
4.5 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
hij op of omstreeks 12 oktober 2008 te Vlissingen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te
beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet 10
maal, althans meermalen, met een mes, in elk geval een dergelijk puntig en/of
scherp voorwerp, in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid.
5.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangevoerd dat er geen sprake is van een noodweersituatie nu verdachte anders had kunnen en moeten handelen. Ook is er geen ruimte voor een beroep op noodweerexces nu geen sprake was van een bijzondere of buitengewoon bedreigende situatie waardoor verdachte in een hevige gemoedstoestand terecht kon komen.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft in tegenstelling tot de officier van justitie verzocht verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging ten aanzien van dit feit nu hij uit noodweer dan wel noodweerexces heeft gehandeld zoals nader toegelicht in de door haar overgelegde pleitnotities.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat uit van het volgende.
Verdachte is op de desbetreffende avond naar een feest geweest in het Arsenaal te Vlissingen. Ook het slachtoffer was hier aanwezig en op dit feest hebben zich in het geheel geen problemen voorgedaan tussen hem en verdachte. Wanneer verdachte van het feest naar huis gaat, belt hij zijn vriendin [getuige 1] op en vraagt haar naar hem toe te komen. [getuige 1] heeft eerder een relatie gehad met [slachtoffer] en heeft nog steeds contact met hem. [getuige 1] heeft [slachtoffer] voorgehouden dat haar relatie met verdachte verbroken is. Nadat [getuige 1] bij verdachte is gearriveerd en zij samen met verdachte en de zus van verdachte voor de voordeur van de woning staan om nog een sigaret te roken, belt [slachtoffer] [getuige 1] op. [getuige 1] neemt haar telefoon op en verdachte neemt de telefoon tijdens dit gesprek voor een kort moment over waarbij door [slachtoffer] dreigend aan hem wordt medegedeeld dat hij eraan komt. Verdachte heeft vervolgens de telefoon weer teruggegeven aan [getuige 1], en [slachtoffer] komt reeds de straat in gereden als zij hem nog aan de lijn heeft. [slachtoffer] stopt voor de woning van verdachte, stapt uit, gooit zijn jas op de grond, loopt op verdachte af en begint verdachte in zijn gezicht te slaan en te stompen. Verdachte heeft hierop een mes gepakt dat achter zijn voordeur lag en heeft [slachtoffer] daarmee op het moment dat [slachtoffer] hem in een wurggreep hield meerdere malen in zijn lichaam gestoken om los te komen.
Verdachte heeft verklaard dat hij, op het moment dat door de telefoon op dreigende toon werd gezegd door [slachtoffer] dat hij er aan zou komen, niet veel van zijn woorden verwachtte. Volgens verdachte volgden de handelingen elkaar daarna echter snel op. Zo komt [slachtoffer] direct daarop al de straat binnen rijden, stapt zijn auto uit, beent met grote stappen –ondertussen zijn jas uittrekkend- rechtstreeks op verdachte af en geeft hem meteen enkele vuistslagen in het gezicht. Verdachte heeft verder verklaard dat hij op het moment dat hij werd geslagen door [slachtoffer] heeft gebukt om het mes te pakken dat hij voor klusjes aan zijn auto achter de voordeur heeft liggen. [slachtoffer] heeft hem toen rond zijn hals in een verwurging beetgepakt. Verdachte heeft verklaard dat hij hierdoor in paniek is geraakt en daardoor in een reactie om ervoor te zorgen dat [slachtoffer] hem los zou laten, meerdere malen met het mes in het lichaam van [slachtoffer] heeft gestoken.
De rechtbank hecht geloof aan de verklaring van verdachte, nu de door hem afgelegde verklaringen consistent zijn en worden ondersteund door verschillende getuigenverklaringen en de aangifte. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij zag dat [slachtoffer] de straat in kwam rijden toen zij nog met [slachtoffer] door de telefoon sprak. Vervolgens heeft [slachtoffer] volgens haar direct verdachte aangevallen en deed hij dit door naar verdachte toe te lopen en hem meerdere keren met gebalde vuisten krachtig op het gezicht te slaan. Ook heeft zij gezien dat [slachtoffer] tijdens het vechten verdachte rond zijn nek pakte en hem naar de grond probeerde te duwen. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij zag dat er een auto heel wild aan kwam rijden. Verder zag zij dat [slachtoffer] uit de auto stapte, in hun richting kwam gelopen en met zijn vuist op het gezicht van verdachte sloeg.
Daarnaast heeft [slachtoffer] zelf verklaard dat hij kort na het telefoongesprek met verdachte met zijn auto bij de woning van verdachte arriveerde. Ook heeft [slachtoffer] verklaard dat hij is begonnen met het slaan met zijn gebalde vuisten.
De rechtbank is op grond van het voorgaande met de verdediging van oordeel dat het aannemelijk is dat bij verdachte een hevige gemoedsbeweging is ontstaan op het moment waarop hij door de bredere en iets grotere [slachtoffer] voor zijn eigen woning in zijn gezicht werd geslagen en gestompt, en dat tegen deze wederrechtelijke aanranding verdediging geboden was. Hierbij speelt voorts een rol dat verdachte zelf reeds eerder slachtoffer is geworden van een geweldsincident -verdachte is in 2002 neergeschoten- en daarnaast was hij op de hoogte van het feit dat [slachtoffer] in het verleden veroordeeld is wegens een steekincident. Het handelen van verdachte, bestaande uit het steken met het mes in het lichaam van [slachtoffer], stond evenwel in geen verhouding met de aard en omvang van de aanranding. Verdachte had zich op een andere, minder ingrijpende wijze kunnen losmaken uit de houdgreep van [slachtoffer], bijvoorbeeld door hem een stoot met zijn elleboog te geven. Verdachte heeft met dit disproportioneel handelen dan ook de grenzen van een noodzakelijke verdediging overschreden. De rechtbank acht evenwel aannemelijk dat deze reactie van verdachte was ingegeven door een hevige gemoedstoestand die als gevolg van de wederrechtelijke aanranding was ontstaan.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het beroep op noodweerexces slaagt en dat verdachte ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging.
6 De benadeelde partij.
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een “voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces” ingediend terzake van het tenlastegelegde feit. Hierop is echter geen schadebedrag ingevuld.
De verdachte is ontslagen van alle rechtsvervolging van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
7 Het beslag
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu gebleken is dat het feit is begaan met behulp van dit voorwerp.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.5 is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het onder 4.2 bewezen verklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte, zulks met onmiddellijke ingang;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten: 1 mes;
Benadeelde partijen
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk is in zijn vordering en dat die vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. K.M. de Jager, voorzitter, mr. A.W. Ente en mr. D. Verboom, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 januari 2009.
Mr. D. Verboom is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.