vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
64935 / KG ZA 08-198
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 64935 / KG ZA 08-198
Vonnis van 4 december 2008
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam eiseres] VASTGOED B.V.,
gevestigd te Middelharnis,
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat: mr. J.J.R. Albicher,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
A.V.V. BEHEER B.V.,
gevestigd te Middelburg,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat: mr. N.A. Koole.
Partijen zullen hierna [naam eiseres] en AVV genoemd worden.
De procedure.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding met producties 1 tot en met 4;
de bij brief van 4 november 2008 van de zijde van [naam eiseres] gevoegde bijlage;
de bij brief van 13 november 2008 van de zijde van AVV gevoegde producties 1 tot en met 5;
de bij telefaxbericht van 14 november 2008 van de zijde van AVV gevoegde producties 6 en 7;
de mondelinge behandeling op 17 november 2008 ter gelegenheid waarvan zijn verschenen eiseres, vertegenwoordigd door d[naam eiseres], directeur, bijgestaan door mr. Albicher voornoemd en gedaagde, vertegenwoordigd door de [gedaagde], bijgestaan door mr. Koole voornoemd. Verder is ter zitting aanwezig de heer S.L. [koper];
de pleitnota van [naam eiseres];
de pleitnota van AVV;
de aanhouding ter zitting ten behoeve van het beproeven van een minnelijke regeling;
de telefaxberichten van 25 november 2008 van mr. Albicher en mr. Koole, inhoudende dat geen minnelijke regeling is bereikt en om vonnis wordt gevraagd.
De feiten.
Op 28 februari 2001 is tu[verkoper]e heer [ve[verkoper]] als verkoper en de [koper] als koper een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot percelen grond. Het betreft een weiland gelegen aan de [adres] te Burgh-Haamstede, gemeente Schouwen-Duiveland, kadastraal bekend gemeente Westerschouwen, sectie E, nummer [kadastraal nummer], en een manage met weiland, ondergrond, erf en tuin aan de [adres] te Burgh-Haamstede, gemeente Schouwen-Duiveland, kadastraal bekend gemeente Westerschouwen, sectie E, [kadastraal nummer] en gemeente Westerschouwen, sectie E, nummer [kadastraal nummer].
Bij notariële akte d.d. 28 januari 2004 heeft [verkoper] ten behoeve van Residence Hof van Haamstede B.V. een aantal kwalitatieve verplichtingen, erfdienstbaarheden en een voorkeursrecht van koop, gevestigd op de door hem aan [koper] op 28 februari 2001 verkochte onroerende goederen.
Op 8 juli 2005 heeft [koper] de hiervoor genoemde percelen doorverkocht aan [naam eiseres].
In de loop van 2005 heeft [koper] aan [verkoper] verzocht uitvoering te geven aan de koopovereenkomst van 28 februari 2001. Omdat [verkoper] geen medewerking heeft willen verlenen aan de levering van de betreffende percelen, heeft [koper] in een bodemprocedure voor deze rechtbank onder meer gevorderd [verkoper] tot medewerking aan de levering te veroordelen. De vorderingen zijn door deze rechtbank bij eindvonnis d.d. 21 februari 2007 toegewezen.
[naam eiseres] en AVV hebben met elkaar een samenwerkingsovereenkomst gesloten d.d. 12 september 2005. Beide partijen streven als doelstelling na het verkrijgen van een zo rendabel mogelijk vastgoedontwikkelingsproject met betrekking tot de hiervoor onder 2.1. genoemde percelen.
Volgens artikel 1.2. van de samenwerkingsovereenkomst is deze onder meer gericht op het verwerven van de eigendom van de onroerende zaken door AVV ten behoeve van de uitvoering van de ontwikkeling daarvan.
In artikel 2.7 van de samenwerkingsovereenkomst tussen [naam eiseres] en AVV is het volgende opgenomen:
“Nadat AVV 100% eigendom heeft verkregen van de manege en het aangrenzende registergoed kadastraal bekend te gemeente Westerschouwen, sectie E 2409, [kadastraal nummer] en 2412, ontvangt DRV € 100.000,-- van AVV onder voorwaarde dat DRV zich blijft inzetten voor het gezamenlijke belang zoals genoemd in de artikelen 1.1, 1.2, 2.2 en 2.8.”
[koper] heeft bij het Gerechtshof te Den Haag beroep ingesteld tegen het eindvonnis van deze rechtbank d.d. 21 februari 2007.
Het geschil in conventie.
[naam eiseres] vordert - samengevat - dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
AVV zal veroordelen om, op de dag van en onmiddellijk na levering van de hiervoor onder 2.1. genoemde registergoederen aan [koper], mee te werken aan het verlijden van transportakten tussen [koper] en AVV ten aanzien van deze percelen, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 10.000,-- voor iedere dag dat AVV in gebreke is om aan deze veroordeling te voldoen,
AVV zal veroordelen om aan [naam eiseres] te betalen een bedrag ad € 100.000,--, te vermeerderen met 19% btw, op de dag waarop de leveringsakte waarbij AVV de eigendom van genoemde registergoederen heeft verworven, is gepasseerd,
AVV zal veroordelen in de kosten van het geding.
[naam eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat AVV de tussen partijen gesloten samenwerkingsovereenkomst niet nakomt. [koper] wenst de onderhavige percelen af te nemen van [verkoper] en deze vervolgens te leveren aan AVV. AVV blokkeert dit. [naam eiseres] heeft bij brieven van 1 augustus 2008 en 14 augustus 2008 AVV gesommeerd de overeenkomst na te komen, in die zin dat AVV de manege met onderliggende gronden overneemt van [koper], bij gebreke waarvan AVV thans in verzuim verkeert.
[naam eiseres] heeft een spoedeisend belang bij de nakoming van de tussen haar en AVV gesloten samenwerkingsovereenkomst, omdat [naam eiseres] op grond van deze overeenkomst na levering van de percelen aan AVV een overeengekomen vergoeding van AVV ontvangt van € 100.000,--. AVV heeft aan [naam eiseres] aangegeven niet verder te willen met de projectontwikkeling op de onderhavige percelen vanwege de kwalitatieve verplichtingen die [verkoper] hierop heeft gevestigd. Dit is volgens [naam eiseres] niet de echte reden. AVV wenst [naam eiseres] buiten spel te zetten en rechtstreeks van [koper] de onroerende zaken te verwerven zonder de verschuldigde provisievergoeding aan [naam eiseres] te betalen.
AVV voert verweer strekkende tot afwijzing van de vorderingen van [naam eiseres]. AVV stelt dat [naam eiseres] alleen een financieel belang heeft bij haar vorderingen. Kennelijk wenst [naam eiseres] nu reeds de provisievergoeding te ontvangen, terwijl de tussen partijen gesloten samenwerkingsovereenkomst daarvoor geen grondslag biedt. Verder is er helemaal geen sprake van dat AVV de tussen partijen gesloten samenwerkingsovereenkomst niet nakomt. Integendeel, op het moment dat AVV de percelen van [koper] geleverd krijgt, zal zij de overeengekomen provisievergoeding aan [naam eiseres] betalen.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
Het geschil in voorwaardelijke reconventie.
AVV vordert dat als de vorderingen van [naam eiseres] in conventie worden toegewezen, de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [naam eiseres] zal veroordelen om aan AVV te betalen een bedrag van € 15.811,92, te vermeerderen met rente, en met veroordeling van [naam eiseres] in de kosten van het geding.
[naam eiseres] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling in conventie.
Het door [naam eiseres] sub I gevorderde strekt ertoe dat AVV tot afname van de hiervoor onder 2.1. genoemde percelen wordt verplicht, zodra [koper] deze in eigendom heeft verkregen. Aan haar vordering legt [naam eiseres] ten grondslag dat AVV de samenwerkings-overeenkomst tussen partijen niet nakomt.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat niet of onvoldoende is gebleken dat, zoals [naam eiseres] stelt, AVV de levering door [koper] van de percelen blokkeert en daarmee de tussen partijen gesloten samenwerkingsovereenkomst niet nakomt.
[koper] is thans nog geen eigenaar van de percelen en AVV kan de percelen dan ook niet van hem afnemen. [naam eiseres] gaat er kennelijk vanuit dat [koper] bereid is om de percelen van [verkoper] af te nemen. Weliswaar heeft [koper] krachtens het vonnis van deze rechtbank van 21 februari 2007 het recht om de percelen, waaronder de manege, te kopen, maar [koper] is hier nog steeds niet toe overgegaan. Verder blijkt uit de ter zitting door [koper] afgelegde verklaring dat in het hoger beroep dat tegen het vonnis van deze rechtbank van 21 februari 2007 is ingesteld, [koper] geen medewerking meer van [verkoper] tot levering van de percelen vordert, maar slechts schadevergoeding. Dat [koper] derhalve bereid zou zijn de percelen van [verkoper] af te nemen staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter dus niet vast. In die zin kan niet worden volgehouden dat AVV de afname van de percelen van [koper] blokkeert.
Evenmin is naar het oordeel van de voorzieningenrechter gebleken dat een gegronde vrees bestaat dat AVV geen medewerking zal verlenen aan de levering op het moment dat [koper] de percelen alsnog afneemt. Integendeel, ter zitting heeft AVV uitdrukkelijk verklaard dat zodra [koper] de percelen in eigendom heeft verkregen, deze door AVV zullen worden afgenomen onder betaling van een bedrag van € 100.000,-- aan [naam eiseres]. Verder heeft [naam eiseres] de door AVV ter zitting weersproken stelling dat AVV erop uit is [naam eiseres] buiten spel te zetten op geen enkele wijze weten te onderbouwen.
Gelet op het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat er onvoldoende is gesteld om een spoedvoorziening te rechtvaardigen.
Het sub II gevorderde strekt tot betaling van een (in de toekomst verschuldigde) geldsom. Voor toewijzing van een geldvordering in kort geding is in de regel vereist dat het bestaan van de vordering voldoende aannemelijk is, er sprake is van feiten of omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening geboden is en bij de afweging van de belangen van partijen het restitutierisico onder ogen is gezien. De aanwezigheid van spoedeisend belang is dus een noodzakelijk en apart te toetsen vereiste voor toewijzing van een geldvordering in kort geding. Uiteraard geldt dat te meer voor zover het gaat om thans nog niet opeisbare bedragen.
Tegen de achtergrond van hetgeen hiervoor onder 5.2. is overwogen, is met de stelling van [naam eiseres] dat AVV de overeengekomen vergoeding niet aan [naam eiseres] wenst te betalen, het spoedeisend belang niet voldoende onderbouwd.
Nu [naam eiseres] aldus onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt een spoedeisend belang te hebben bij het sub II gevorderde, is niet voldaan aan een van de vereisten voor toewijzing van een geldvordering in kort geding. Dit betekent dat ook dit onderdeel van de vordering zal worden afgewezen.
[naam eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van AVV worden begroot op:
- vast recht 254,00
- salaris advocaat 1.054,00
Totaal EUR 1.308,00
De beoordeling in voorwaardelijke reconventie.
Nu in conventie de vorderingen zullen worden afgewezen, is niet voldaan aan de voorwaarde waaronder de vordering in reconventie is ingesteld, zodat niet toegekomen wordt aan een beoordeling van de reconventionele vordering.
De beslissing.
De voorzieningenrechter:
weigert de gevraagde voorzieningen,
veroordeelt [naam eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van AVV tot op heden begroot op EUR 1.308,00,
verklaart dit vonnis wat de kostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2008