ECLI:NL:RBMID:2008:BI1198

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
10 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
60910/ HA ZA 08-5
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst over een pinautomaat

In deze zaak heeft eiseres, een detailhandelaar, gedaagde aangeklaagd wegens een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een koopovereenkomst die op 6 juli 2007 was gesloten. Gedaagde had haar detailhandelszaak te Sluis verkocht aan eiseres, waarbij partijen aanvankelijk overeenkwamen dat eiseres de pinaansluiting van gedaagde zou overnemen. Echter, op 16 juli 2007 bleek dat Banksys, de leverancier van de pinautomaat, niet bereid was om de aansluiting over te dragen zonder dat eiseres een nieuw contract met hen aanging. Dit leidde ertoe dat de pinautomaat op 18 juli 2008 niet meer functioneerde, wat eiseres schade toebracht in de vorm van gederfde winst.

Eiseres vorderde in eerste instantie een schadevergoeding van € 5.000,- voor gederfde winst, alsook een vergoeding voor waardebonnen die na de overname door gedaagde waren uitgegeven. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van eiseres onvoldoende onderbouwd waren. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat gedaagde de pinautomaat op onrechtmatige wijze had opgezegd of dat er afspraken waren gemaakt over het verzwijgen van de overname aan Banksys. Bovendien was er onvoldoende bewijs voor de gestelde imagoschade en de schade door gederfde winst.

De rechtbank wees de vorderingen van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten aan de zijde van gedaagde, die op € 1.260,- werden begroot. Dit vonnis werd uitgesproken op 10 december 2008 door mr. N. van der Ploeg-Hogervorst in de Rechtbank Middelburg.

Uitspraak

Uitspraak
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
60910 / HA ZA 08-5
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 60910 / HA ZA 08-5
Vonnis in hoofdzaak van 10 december 2008
in de zaak van
[eiseres],
wonende te IJzendijke, gemeente Sluis,
eiseres,
advocaat mr. C.L. de Koeijer te Terneuzen,
tegen
[gedaagde],
wonende te Sluis,
gedaagde,
advocaat mr. S.B.A. Lhachmi te Terneuzen.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 19 maart 2008
het proces-verbaal van comparitie van 15 mei 2008
de akte tot wijziging van eis
de antwoordakte wijziging eis.
2. De feiten
2.1. Partijen hebben op 6 juli 2007 een koopovereenkomst gesloten waarbij [gedaagde] de detailhandelszaak “[B.]”, gevestigd aan de [adres] te Sluis, verkocht aan [eiseres].
2.2. In eerste instantie hadden partijen afgesproken dat [eiseres] de pinaansluiting van [gedaagde] zou overnemen. Op 16 juli 2007 is duidelijk geworden dat Banksys, die de pinaansluiting had verstrekt, daar niet aan wilde meewerken omdat door [eiseres] met Banksys een nieuw contract diende te worden aangegaan. Dientengevolge konden de pinfaciliteiten in de zaak niet ononderbroken worden voortgezet.
2.3. Op 17 juli 2007 hebben partijen een nadere bespreking met elkaar gevoerd. [eiseres] heeft van die bespreking geluidsopnamen gemaakt. [gedaagde] was daarvan niet op de hoogte.
2.4. Op 18 juli 2008 werkte de pinautomaat in de zaak niet meer.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert – na eiswijziging – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, zakelijk weergegeven:
primair
I. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag ad € 5.000,- ter zake van gederfde winst als gevolg van toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst over de pinautomaat, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van 18 september 2007, althans een bedrag dat de rechtbank billijk voorkomt/door de rechtbank te begroten;
II. te bepalen dat [gedaagde] jegens [eiseres] gehouden zal zijn de vóór overname door haar uitgegeven waardebonnen op eerste verzoek aan [eiseres] te vergoeden, voor zover deze waardebonnen na 16 juli 2007 aan [eiseres] zijn/zullen worden aangeboden;
III. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag ad € 1.500,- ter zake van gederfde winst en/of aantasting van de goede naam van [eiseres], te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van 4 juni 2008, althans een bedrag dat de rechtbank billijk voorkomt/ door de rechtbank te begroten;
met veroordeling in de buitengerechtelijke kosten ad € 833,- en de kosten van het geding;
subsidiair
als onder primair met dien verstande dat het onder II gevorderde vervalt en het onder III gevorderde bedrag met € 2.500,- wordt verhoogd tot € 4.000,-.
3.2. [eiseres] voert daartoe onder meer het volgende aan.
Op 17 juli 2007 is tussen partijen de afspraak gemaakt dat niet tegen Banksys zou worden verteld dat de overname een feit was, opdat de pinaansluiting gewoon zou blijven bestaan, tot het moment dat er een pinaansluiting op naam van [eiseres] gerealiseerd zou zijn. [gedaagde] heeft zonder overleg met of medeweten van [eiseres] de pinautomaat opgezegd. In het gesprek van 17 juli 2007 is afgesproken dat [gedaagde] Banksys zou bellen om alsnog de door haar doorgegeven wijziging te herroepen. Die verplichting is zij niet nagekomen. Het niet kunnen gebruiken van de pinautomaat leidt tot winstderving.
[eiseres] is geconfronteerd geworden met een groot aantal personen die waardebonnen wensten in te leveren, reeds in de eerste maanden tot een bedrag van € 1.800,-. [gedaagde] heeft [eiseres] van het bestaan van deze waardebonnen nimmer op de hoogte gesteld. [gedaagde] heeft daardoor niet voldaan aan haar mededelingsplicht. Het betreft hier schulden door [gedaagde] aangegaan, zij is derhalve degene die de waardebonnen dient te vergoeden. [eiseres] lijdt hierdoor schade: ofwel dient zij de bonnen aan te nemen, waardoor zij winst derft, ofwel dient zij de bonnen te weigeren, waardoor zij imagoschade lijdt. Zij verwijst klanten met een waardebon door naar [gedaagde], maar die weigert de waardebonnen te vergoeden. [eiseres] heeft geen inzage gehad in het kasboek, alleen in journaalposten en historische mutaties in het grootboek tot en met eind maart 2007, alsmede in de omzetten van april, mei en juni 2007 en de eerste week van juli.
3.3. [gedaagde] voert als verweer onder meer het volgende aan.
Tussen partijen zijn op 17 juli 1007 geen afspraken gemaakt over het jegens Banksys verzwijgen van de overname. Dat zou ook onzin zijn omdat Banksys reeds op 10 juli schriftelijk en op 16 juli telefonisch omtrent de overname was ingelicht. [gedaagde] heeft nooit gezegd dat ze Banksys zou bellen om de wijziging te herroepen. De opname van het gesprek van 17 juli 2007 is niet juist en bovendien onrechtmatig en kan derhalve niet tot bewijs dienen.
Er is voorafgaand aan de overname nadrukkelijk met [eiseres] gesproken over waardebonnen. De verkoop van de waardebonnen was bovendien terug te vinden in het kasboek. Hierin heeft [eiseres] inzage gehad voorafgaand aan de verkoop.
[gedaagde] betwist gemotiveerd het bestaan en de hoogte van de gestelde schade zowel inzake het niet kunnen gebruiken van de pinautomaat als inzake de waardebonnen.
4. De beoordeling
4.1. Duidelijk is dat beide partijen zich hebben verkeken op de wijze waarop de afgesproken overname van de pinautomaat gerealiseerd kon worden. [gedaagde] heeft in het kader van de overname van de pinaansluiting door [eiseres] het als productie 6 bij dagvaarding overgelegde overnamecontract aan de bank gestuurd. Niet valt in te zien dat dat in strijd zou zijn met de in eerste instantie gemaakte afspraak dat [eiseres] de pinaansluiting van [gedaagde] zou overnemen. Uit de door [eiseres] ter onderbouwing overgelegde weergave van het door haar opgenomen gesprek van 17 juli 2007 kan de rechtbank niet anders afleiden dan dat, nadat op 16 juli duidelijk was geworden dat overname door [eiseres] van de pinfaciliteiten van [gedaagde] niet tot de mogelijkheden behoorde, op 17 juli gesproken is over een mogelijke oplossing voor dit probleem. [gedaagde] heeft vervolgens – zo blijkt uit de gespreksweergave – de pinfaciliteit per 16 juli 2007 van haar naam af laten schrijven, althans de wijziging per die datum doorgegeven. In het gesprek wordt haar de vraag gesteld of zij die wijziging dan niet kan herroepen. Uit hetgeen daarna volgens de weergave door de gespreksdeelnemers, waaronder [gedaagde], is gezegd blijkt niet dat [gedaagde] bevestigend op die vraag heeft geantwoord of dat er anderszins gereageerd is op een wijze waaruit zou kunnen worden geconcludeerd dat de afspraak is gemaakt dat [gedaagde] Banksys zou bellen om alsnog de door haar doorgegeven wijziging te herroepen. Ook ter comparitie is niets aangevoerd dat ter nadere onderbouwing van die stelling kan leiden. Dit heeft tot gevolg dat de vordering als onvoldoende onderbouwd zal worden afgewezen.
4.2.1. De stellingen van [eiseres] met betrekking tot de waardebonnen kunnen evenmin tot toewijzing van de daarmee samenhangende vorderingen leiden.
4.2.2. Zo al zou komen vast te staan dat [eiseres] niet op de hoogte was of had kunnen zijn van het feit dat [gedaagde] waardebonnen had uitgegeven en [gedaagde] daarmee haar mededelingsplicht heeft verzaakt, dan leveren de stellingen van [eiseres] nog geen grondslag op voor toewijzing van (een deel van) de vorderingen. De kern van het betoog van [eiseres] is dat de waardebonnen schulden betreffen die door [gedaagde] zijn aangegaan en dat [gedaagde] die waardebonnen – naar de rechtbank begrijpt: aan de klanten – dient te vergoeden. [eiseres] weigert om die reden dan ook de waardebonnen aan te nemen. Dit standpunt in combinatie met het mogelijk verzaken van de mededelingsplicht door [gedaagde] kan zonder nadere stellingen niet leiden tot toewijzing van de vorderingen, noch op grond van dwaling, noch op grond van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst.
4.2.3. Voor zover de stellingen zouden kunnen leiden tot het oordeel dat [gedaagde] jegens [eiseres] onrechtmatig handelt door te weigeren de waardebonnen te vergoeden overweegt de rechtbank dat ook ten aanzien van de door [eiseres] gevorderde schade onvoldoende is gesteld. Nu [eiseres] geen waardebonnen aanneemt blijven die dus buiten de bedrijfsvoering van [eiseres] en lijdt zij in dat opzicht geen schade door winstderving. De door [eiseres] gestelde – en door [gedaagde] betwiste – imagoschade wordt op niet feitelijk onderbouwd.
4.3. Op grond van het bovenstaande zal de rechtbank de vorderingen van [eiseres] afgewijzen en zal haar als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van M. [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht 300,00
- salaris procureur 960,00 (2,5 punten × tarief € 384,00)
Totaal € 1.260,00
5. De beslissing
De rechtbank
- wijst de vorderingen af,
- veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van M. [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.260,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de 15e dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
- verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2008