ECLI:NL:RBMID:2008:BI1191

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
26 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
56385 / ha za 07-77
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging echtscheidingsconvenant en verdeling gemeenschap van goederen

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een echtscheiding, zijn partijen in 1976 gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. In verband met hun echtscheiding hebben zij op 24 juni 2005 een convenant gesloten waarin afspraken zijn gemaakt over de verdeling van de gemeenschap van goederen, met als peildatum 31 december 2004. Eiser heeft op 22 december 2005 en opnieuw op 22 januari 2007 de vernietiging van het echtscheidingsconvenant ingeroepen, waarbij hij stelt dat de vrouw misbruik van omstandigheden heeft gemaakt en dat hij benadeeld is door dwaling. Eiser vordert een verklaring voor recht dat het convenant rechtsgeldig is vernietigd en vraagt om een nieuwe verdeling van de gemeenschap.

De rechtbank heeft de vordering van eiser afgewezen. Het beroep op misbruik van omstandigheden werd verworpen, omdat de rechtbank oordeelde dat de omstandigheden die eiser aanvoert niet voldoende zwaarwegend zijn. De rechtbank concludeert dat het convenant bindend is vastgesteld en dat eiser geen recht heeft op vernietiging, aangezien hij zelf de waarde van de huwelijkse gemeenschap kende en de overeenkomst niet eenzijdig in het voordeel van de vrouw was. De rechtbank heeft de verdeling van de activa en passiva van de huwelijkse gemeenschap vastgesteld, waarbij onder andere verzekeringspolissen en belastingaanslagen zijn verdeeld. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

De uitspraak is gedaan door mr. H.A. Witsiers en is openbaar uitgesproken op 26 november 2008. De rechtbank heeft de vorderingen van eiser afgewezen en de verdeling van de gemeenschap van goederen vastgesteld, waarbij de kosten van de procedure zijn gecompenseerd.

Uitspraak

Uitspraak
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
56385 / HA ZA 07-77
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 56385 / HA ZA 07-77
Vonnis van 26 november 2008
in de zaak van
[eiser],
wonende te IJzendijke,
eiser,
advocaat mr. J.C.M. van Berbée-van Koningsbruggen,
tegen
[gedaagde],
wonende te Hoek,
gedaagde,
advocaat mr. R.M.A. Lensen.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
incidenteel vonnis van 8 augustus 2007
conclusie van antwoord
proces verbaal van comparitie van 3 oktober 2007
conclusie van repliek
conclusie van dupliek.
De feiten
Partijen zijn in 1976 gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. In verband met hun echtscheiding hebben zij een op 24 juni 2005 gedateerd convenant gesloten waarin afspraken zijn opgenomen over de verdeling van de gemeenschap van goederen. De rechtbank heeft op 29 maart 2006 de echtscheiding in het huwelijk van partijen uitgesproken. Deze beschikking is op 2 mei 2006 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Als peildatum voor de verdeling is gekozen 31 december 2004.
Bij aangetekende brief van 22 december 2005 is namens eiser de vernietiging van het echtscheidingsconvenant ingeroepen. Bij brief van 22 januari 2007 heeft eiser dit nogmaals gedaan.
Het convenant bevat voor zover van belang de volgende bepalingen.
….
“2. Ter zake van de vennootschap onder firma “[naam firma](hierna de vof) geldt dat deze wordt beëindigd met ingang van 1 januari 2005. De onderneming van de vof wordt met ingang van 1 januari 2005 gedreven voor eigen rekening en risico door de vrouw. De man verklaart sedert 1 januari 2005 geen schulden voor de vof te zijn aangegaan, anders dan die welke zijn vermeld als onderdeel van de aan deze overeenkomst te hechten crediteurenlijst ….enz. De gerechtigheid van de man tot het vermogen van de vof wordt volledig afgewikkeld als onderdeel van de verdeling van de gemeenschap van goederen waarin partijen zijn gehuwd, overeenkomstig artikel 3 hierna.
3. Aan de vrouw worden toebedeeld alle activa deel uitmakend van de huwelijkse gemeenschap van goederen (inclusief die van de vof), met uitzondering van de aan de man toegescheiden auto van het merk Landrover kenteken [kenteken auto] type Discovery, en van de diverse handgereedschappen, waarvan partijen geen nadere omschrijving wensen, en van diens kleding en lijfsieraden. Aan de vrouw worden voorts toebedeeld de passiva drukkend op de vof (onverminderd artikel 2) alsmede de hypothecaire lening(en) op de woning aan de [adres] te Hoek, gemeente Terneuzen. De eventueel daarnaast aanwezige passiva worden toebedeeld aan diegenen in wiens persoon zij bestaan of nog zullen ontstaan in het tijdvak totdat het huwelijk zal zijn ontbonden.”
De overbedeling van de vrouw is door partijen “bindend” vastgesteld – zonodig op voet van art. 7:9000 BW – op EUR 50.000,00.
Partijen hebben afstand gedaan van hun eventuele recht de overeenkomst te ontbinden of anderszins in rechte aan te tasten.
Het geschil
Eiser vordert een verklaring voor recht dat het echtscheidingsconvenant rechtsgeldig is vernietigd en vordert de vaststelling van een nieuwe verdeling. Subsidiair vordert hij het echtscheidingsconvenant te vernietigen en meer subsidiair de verdeling van het nog niet verdeelde deel van de huwelijkse goederengemeenschap zoals nader omschreven in de dagvaarding.
Eiser stelt dat de overeenkomst is ontbonden door het inroepen van de vernietiging van het convenant op grond van art. 3:50 BW. Hij beroept zich op dwaling en stelt voor meer dan een kwart benadeeld te zijn.
Subsidiair stelt hij dat de vrouw misbruik van omstandigheden heeft gemaakt door te dreigen de contacten tussen de man en de dochter van partijen te verhinderen.
Meer subsidiair vordert hij verdeling van de onderdelen van de gemeenschap die nog niet verdeeld zijn. Het gaat om verzekeringspolissen en afrekeningen van de belasting.
De man heeft ter onderbouwing van zijn stelling een vermogensopstelling gemaakt met betrekking tot het woonhuis, de hypotheek, de vennootschap onder firma, de auto en de inboedel.
Eiser stelt dat een beroep op dwaling ten aanzien van de vaststellingsovereenkomst mogelijk is op grond van bijzondere omstandigheden. Hij doelt daarbij op de wijze van totstandkoming van het tussen partijen gesloten convenant.
Gedaagde voert verweer. Zij stelt dat de overbedeling in het convenant bindend is vastgesteld onder verwijzing naar de bepalingen van een vaststellingsovereenkomst. Vernietiging is dan alleen mogelijk als sprake is geweest van een onjuiste voorstelling van zaken. Dat is niet het geval geweest want eiser kende de waarde van de huwelijkse gemeenschap. Hij deed zelf de administratie en hij heeft vóór de ondertekening van het convenant zijn advocaat geraadpleegd.
Gedaagde heeft de juistheid van de vermogensopstelling van eiser betwist. Zij heeft erop gewezen dat deze niet onderbouwd is.
Van misbruik van omstandigheden is volgens haar geen sprake. Dat de relatie met de dochter van partijen doorslaggevend is geweest bij het tekenen van het convenant is haar niet bekend geweest. Eiser is daarmee in ieder geval niet onder druk gezet. Gedaagde wijst er verder op dat eiser geen bijdrage in het levensonderhoud van de twaalfjarige dochter behoefde te betalen.
Voor wat betreft de verzekeringspolissen stelt gedaagde zich op het standpunt dat die onder artikel 3 van het convenant vallen.
De beoordeling van het geschil
Partijen hebben bij de verdeling van de huwelijkse goederengemeenschap de overbedeling van gedaagde tussen hen bindend vastgesteld op EUR 50.000,00. Aan eiser komt dan in beginsel geen vordering tot vernietiging meer toe, die mogelijkheid is contractueel uitgesloten. Gedaagde beroept zich terecht op die regel en wel om de volgende redenen.
Eiser stelt zelf in de conclusie van repliek dat zijn advocaat hem daags voor de ondertekening van het convenant niet kon adviseren te tekenen omdat zij de onderliggende waarden niet kende. Desondanks heeft eiser enige dagen later het convenant getekend. Eiser moet dus hebben geweten wat hij deed.
Eiser betwist niet dat de uiteindelijke inhoud van het convenant op zijn initiatief tot stand is gekomen en dat hij de onderneming (de vennootschap onder firma) kende.
Ook is het convenant niet eenzijdig in het voordeel van gedaagde. Partijen spraken ondermeer af dat eiser geen bijdrage zou betalen voor het levensonderhoud van de bij gedaagde verblijvende destijds twaalfjarige dochter van partijen.
Gelet op dit oordeel komt de rechtbank niet meer toe aan het beroep op dwaling omdat eiser met meer dan een kwart zou zijn benadeeld.
Het beroep op misbruik van omstandigheden wordt verworpen. Hetgeen eiser daartoe stelt is onvoldoende. Ook al zou de relatie met zijn dochter bij zijn overwegingen in te stemmen met het convenant een rol hebben gespeeld, dan nog is dan niet een zodanig zware omstandigheid dat dit een beroep op misbruik van omstandigheden rechtvaardigt.
Uit het convenant blijkt welke onderdelen van de huwelijks goederen gemeenschap zijn verdeeld. Daaronder vallen niet de verzekeringspolissen van de Amersfoortse en de Nationale Nederlanden. Weliswaar wordt in het convenant overwogen dat alle activa aan de vrouw toevallen, maar de rechtbank gaat ervan uit dat dat de destijds bekende en grotendeels in het convenant opgenomen activa betreft. Omdat gedaagde stelt onwetend te zijn van die verzekeringspolissen kunnen deze niet onder die ‘activa’ vallen. Die zullen dus alsnog tussen partijen verdeeld moeten worden. Hetzelfde geldt voor de nagekomen belastingbaten en – lasten. Daar is ook geen verweer tegen gevoerd evenmin als tegen de overige meer subsidiaire vorderingen.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De rechtbank legt geen dwangsom op omdat van weigerachtigheid van gedaagde niet is gebleken.
De beslissing
De rechtbank
deelt aan eiser toe de twee verzekeringspolissen van de Amersfoortse, nrs [nummer], de twee verzekeringspolissen van de Nationale Nederlanden, [nummer] onder uitbetaling van EUR 11.208,23 aan gedaagde;
deelt aan gedaagde toe de restitutie inkomsten/premie volksverzekeringen 2003 onder uitbetaling van EUR 1.146,50 aan eiser;
deelt aan eiser toe de belastingaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over 2003 onder bepaling dat gedaagde aan hem EUR 1.211,00 dient te betalen;
deelt aan gedaagde toe de in haar bezit zijnde inboedel en alle op het terrein behorende bij de woning aan de [adres] te Hoek aanwezige roerende zaken tegen betaling aan eiser van EUR 2.000,00
bepaalt dat gedaagde aan eiser dient af te geven binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis die inboedelzaken vermeld op de inboedellijst die als productie 6 aan de dagvaarding was gehecht;
deelt aan eiser toe het door hem meegenomen handgereedschap en bepaalt dat eiser ter zake aan gedaagde EUR 500,00 moet betalen;
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2008