vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
51453 / HA ZA 06-80
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 51453 / HA ZA 06-80
Vonnis van 22 oktober 2008
[eiser],
wonende te Hulst,
eiser,
advocaat mr. J. Schuttkowski,
de rechtspersoon krachtens artikel 2:1 lid 1 BW
GEMEENTE HULST,
zetelende te Hulst,
gedaagde,
advocaat mr. C.J. IJdema.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 27 juni 2007;
het deskundigenbericht d.d. 11 maart 2008;
de conclusie na deskundigenbericht van [eiser];
de conclusie na deskundigenbericht van de Gemeente Hulst;
de conclusie van antwoord na deskundigenbericht van [eiser];
de antwoordconclusie na deskundigenbericht van de Gemeente Hulst.
De verdere beoordeling
Bij vonnis van 31 januari 2007 is door de rechtbank overwogen dat zij behoefte heeft aan deskundige voorlichting over de toestand van de [adres] te Hulst en de mogelijke gevolgen daarvan. Partijen zijn het er vervolgens over eens geworden dat de heer E. Spier, verbonden aan PRC B.V. Divisie Bouwcentrum te Delft als deskundige benoemd diende te worden. Bij vonnis van 27 juni 2007 heeft de rechtbank de heer Spier als deskundige benoemd en hem een aantal vragen voorgelegd. De deskundige heeft op 11 maart 2008 rapport uitgebracht van zijn onderzoek.
Uit het rapport blijkt dat partijen samen met de deskundige een lijst hebben opgesteld van beschadigingen aan de woning van [eiser]. Deze lijst luidt:
scheur in de kelderwand;
woonkamer begane grond, binnenkant noordelijke zijgevel gescheurd;
werkkamer begane grond, plafondplinten losgescheurd van de wand;
badkamer, verdieping, wandtegels gescheurd;
overloop, verdieping, wand boven de badkamerdeur gescheurd;
logeerkamer, verdieping, wand boven de toegangsdeur gescheurd;
slaapkamer voor, verdieping, wand boven de toegangsdeur gescheurd;
slaapkamer voor, verdieping, gipsplaten van het plafond zijn losgewerkt;
noordelijke zijgevel, buiten, gescheurd;
overloop, verdieping, aansluiting plafondbalk/wand gescheurd;
logeerkamer, verdieping, wand boven het raam gescheurd.
De deskundige heeft vervolgens geconcludeerd dat de schade aan de woning van [eiser] niet kan zijn ontstaan als gevolg van trillingen van (vracht)verkeer op de [adres]. De verkeerstrillingen hebben hooguit in enige mate de uitbreiding van de bestaande schade gestimuleerd. De deskundige schat dat grofweg 90% van de omvang van de schade het directe gevolg is van zetting van de woning in de periode van de bouw tot nu, inclusief een verbouwing rond 1957, en de niet geheel professioneel aangebrachte afwerkmaterialen in het wat meer recente verleden. De overige 10% van de omvang van de schade kan beschouwd worden als uitbreiding van de bestaande scheurvorming ten gevolge van de verkeerstrillingen. Deze trillingen zullen altijd al zijn opgetreden, alleen geleidelijk zijn toegenomen als gevolg van de groeiende verkeersdrukte en de toenemende as- en wiellasten. Deze trillingen en hun gevolg zullen in de periode van de verkeersomleiding zeker een piek gekend hebben.
De deskundige neemt als uitgangspunt de schatting van de herstelkosten door de heer [S], gedaan op 29 september 2005. De totaalschade bedraagt € 6.411,79 incl. BTW (10% = € 641,18). Uitgaande van een indexatie, komt de schade door het wegdek op € 721,48.
[eiser] heeft bezwaar geuit tegen het deskundigenrapport en verwijst daartoe naar de opmerkingen die hij en zijn bouwdeskundige (de heer [voorletters] [S]) hebben gemaakt. Hij wijst er in het bijzonder op dat de deskundige ten onrechte eenzijdig het accent heeft gelegd op trillingsschade, terwijl de schade juist het gevolg is van zetting van de woning door trilling via het wegdek. Daarnaast is [eiser] van mening dat de deskundige de slechte staat van onderhoud waarin het wegdek verkeert, juist ter plaatse van de woning van [eiser], en de invloed daarvan op de verkeerstrillingen en scheurvorming in de woning van [eiser], onvoldoende heeft belicht.
De rechtbank is van oordeel dat de bezwaren die geuit zijn door [eiser] tegen het rapport van de deskundige thans niet anders zijn gemotiveerd dan hij tegenover de deskundige heeft gedaan. De rechtbank is van oordeel dat de deskundige in het rapport deze bezwaren helder en voldoende gemotiveerd heeft weerlegd. Nu het rapport aan de daaraan gestelde eisen voldoet, zal de rechtbank de conclusies van de deskundige overnemen en tot de hare maken.
[eiser] stelt vervolgens dat uit het rapport blijkt dat de scheurvorming in zijn woning is ontstaan, en in ieder geval erger is geworden als gevolg van de slechte staat van het wegdek. Daarmee is de risicoaansprakelijkheid van de gemeente gegeven, aldus [eiser]. Hij kan zich niet verenigen met de door de deskundige vastgestelde omvang van de schade. Hij voert daartegen aan dat de deskundige ten onrechte geen concrete en objectieve maatstaf heeft gehanteerd. Het gebrek aan harde informatie waardoor de werkelijke omvang niet kan worden vastgesteld, dient volgens [eiser] voor risico van de gemeente te blijven. De oorzaak van de geconstateerde schade ligt dan ook voor 100% bij de gemeente.
De gemeente wijst op de conclusie van de deskundige dat uitgesloten is dat de schade aan de woning van [eiser] is veroorzaakt door trillingen van het verkeer, en andere oorzaken heeft. De verkeerstrillingen hebben hooguit in enige mate bijgedragen aan de bestaande situatie. De gemeente stelt dat de [adres] dan ook voldoet aan de daaraan te stellen eisen, waardoor de gemeente niet aansprakelijk is. Indien al sprake is van aansprakelijkheid aan de kant van de gemeente, betwist de gemeente het oorzakelijk verband tussen de gestelde schade en de toestand van het wegdek. Ten slotte is zij van mening dat, indien er al schade toegekend kan worden aan [eiser], dit niet meer dan 10% van de gevorderde schade kan zijn, zoals door de deskundige is geconcludeerd.
Zoals in het tussenvonnis van 31 januari 2007 is overwogen, is voor het vaststellen van de kwalitatieve aansprakelijkheid van de gemeente op grond van artikel 6:174 BW van belang of ten gevolge van de door [eiser] gestelde scheuren en verzakkingen het verkeer trillingen veroorzaakt die zodanig zijn dat deze scheurvorming in de woning teweeg brengen: er moet causaal verband zijn tussen de staat van onderhoud van de weg en de scheuren in de woning. Niet vereist is, dat alle schade is veroorzaakt door de staat van de weg.
Uit het deskundigenrapport blijkt dat de woning van [eiser] is gebouwd naar de bouwkundige inzichten en mogelijkheden van de jaren ‘30. Het geheel is gefundeerd op staal en de woning is voor de helft onderkelderd. Dit maakt dat het geheel erg gevoelig is voor ongelijkmatige zetting. Door de aard van de constructie, metselwerk, leidt elke vorm van ongelijkmatige zetting al snel tot scheurvorming. Over het algemeen is de manier waarop de afdekmaterialen zijn aangebracht niet zonder meer professioneel en volwaardig. Een consequentie van geverfd pleisterwerk is dat het alles toont. Een groot deel van het tegelwerk in de badkamer is aangebracht tegen de binnenkant van de houten kapconstructie op een ondergrond van houten platen en/of gipsplaat. Een dergelijke houten kapconstructie is slechts in beperkte mate stijf en vormvast. Onder invloed van met name vochtwisselingen en windbelasting zal altijd enige beweging optreden in de kap. Uit de twee zuiver rechte, verticale scheuren in het tegelwerk van de douchehoek blijkt dat de oorzaak is gelegen in de ondergrond: beweging ter plaatse van de naden tussen de achterliggende hout- of gipsplaten doet de tegels scheuren. De hoeken zijn bovendien afgewerkt met starre specie, waardoor scheurvorming ontstaat. De zware gipsplaten tegen een plafond, die bovendien geniet zijn, zijn in beginsel niet geschikt om een dergelijke permanente (trek)belasting op te nemen. De scheur in de noordelijke buitengevel en ten minste één van de twee scheuren in de kelderwand bestonden in deze vorm en afmeting al in 1997. Een scheur op die plaats is verklaarbaar uit de aanwezigheid van de kelder onder de halve woning. Ter plaatse van de overgang van twee delen fundering concentreert spanning zich. Dit zijn volgens de deskundige de meest duidelijke gevolgen van beweging in de constructie van de woning. De scheur in de muur is verklaarbaar door de werking van de muur. De scheur fungeert als een natuurlijke dilatatievoeg. De herstelde stuclaag aan de binnenkant is niet sterk genoeg om de beweging te stoppen.
Daartegenover staat dat gebleken is dat de verharding van de [adres] niet vlak is. Over een lengte van 1 meter is een kuil ontstaan van circa 55 mm diep. Bij passage van een vrachtwagen door deze kuil is, staande op het trottoir, een trilling in de grond voelbaar. De deskundige heeft geconcludeerd dat dit met zich brengt dat elke keer als een wiel van een voertuig over de onvlakheid rijdt, een trilling ontstaat die zich voortplant in de ondergrond. Als een dergelijke trilling ondergronds een constructie tegenkomt dan zet de trilling zich voort in die constructie, dan wel leidt tot “extra” zetting. De nu bestaande kuil in het wegdek is ongunstig voor de woning van [eiser]. De afstand is klein en de kuil is relatief diep waardoor een wielpassage een forse klap geeft wat een heftige trilling veroorzaakt. In de periode van de verkeersomleiding, april 2002 tot en met juli 2002, is er een piekbelasting ontstaan. De trillingen zijn daardoor nog versterkt.
Hoewel uit het rapport naar voren komt dat de scheuren zoals die zijn waargenomen in de woning van [eiser], niet (direct) kunnen zijn veroorzaakt door de verkeerstrillingen, is door de deskundige geconstateerd dat de scheuren zijn verergerd of uitgebreid als gevolg van de staat van onderhoud van de [adres]. Indien de verzakking in de weg niet aanwezig was geweest, zou de scheurvorming in de woning naar alle waarschijnlijkheid minder zijn geweest. Dat leidt tot de slotsom dat de (onderhouds)toestand van de weg ter plaatse een gevaarscheppende situatie oplevert. Zoals in het tussenvonnis van 31 januari 2007 al is overwogen, was de gemeente van de staat van de weg op de hoogte. De gemeente kan worden toegegeven dat het verkeersbesluit, dat ziet op de omleiding door de [adres], formele rechtskracht heeft nu [eiser] de bestuursrechtelijke weg niet heeft gevolgd om hiertegen bezwaar te maken. Echter, dit leidt er niet toe dat de gemeente niet gehouden was die maatregelen te treffen die noodzakelijk waren om ervoor te zorgen dat de omwonenden geen schade zouden ondervinden van de onderhoudstoestand van de weg. Door deze situatie te laten voortduren heeft de gemeente niet als goed wegbeheerder de nodige zorgvuldigheid in acht genomen op grond waarvan zij aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden schade.
De gemeente heeft het causale verband tussen de staat van het wegdek en de door [eiser] gevorderde schade niet anders betwist dan dat zij stelt dat de scheurvorming is ontstaan door de bouwkundige constructie en de wijze van aanbrengen van afwerkmaterialen. Nu reeds is overwogen dat de schade mede veroorzaakt is door de onderhoudstoestand van het wegdek, wordt dit verweer verworpen.
De volgende vraag is tot welke hoogte de gevorderde schade moet worden toegewezen. Tussen partijen is niet in geschil dat de door de heer [S] gemaakte schatting van herstelkosten ad € 6.441,79 incl. BTW als uitgangspunt genomen dient te worden. De deskundige heeft in zijn rapport vermeld dat een gevoelsmatige inschatting leidt tot een toerekening van 10% aan de toestand van de [adres]. Deze inschatting is ingegeven doordat er geen harde informatie beschikbaar was over de toestand van de woning kort voor ingang van de verkeersmaatregelen op 22 april 2002. [eiser] stelt zich op het standpunt dat de afwezigheid van deze informatie voor risico van de gemeente dient te blijven, omdat zij nalatig is geweest de toestand van de woning van [eiser] op te nemen. De gemeente heeft dit gemotiveerd betwist.
De rechtbank is van oordeel dat, anders dan [eiser] heeft gesteld, het op de weg van [eiser] ligt om aan te tonen dat hij schade heeft geleden als door hem is gesteld. Hij had dan ook de staat van onderhoud van zijn woning moeten vastleggen (eventueel in bijzijn van een medewerker van de gemeente), zeker gelet op de omstandigheid dat de woning al scheuren vertoonde. Niet, althans onvoldoende betwist is dat de twee grootste scheuren al in 1997 bestonden.
De rechtbank gaat uit van de conclusie van de deskundige dat de scheurvorming niet is veroorzaakt, maar wel is verergerd door de trillingen in het wegdek, en neemt diens schatting van de schade over. Anders dan [eiser] stelt, is de “gevoelsmatigheid” van de deskundige gebaseerd op zijn kennis en ervaring. Dat leidt ertoe dat een bedrag van € 721,48 aan schadevergoeding kan worden toegewezen.
[eiser] heeft daarnaast vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten gevorderd ten bedrage van € 3.951,14. Hij heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat ten behoeve van hem werkzaamheden zijn verricht die een hogere vergoeding rechtvaardigen dan is aanbevolen in het rapport Voorwerk II. De gevorderde vergoeding wegens buitengerechtelijke incassokosten zal ambtshalve worden gematigd tot een bedrag gelijk aan 2 punten van het toepasselijke liquidatietarief, met een maximum van 15% van de gevorderde hoofdsom, zijnde € 768,--, te vermeerderen met de BTW en de wettelijke rente.
[eiser] heeft vergoeding van het onderzoek door het bouwtechnisch ingenieursbureau Bouwwinkel Zeeland (€ 2.325,25) opgevoerd. De gemeente heeft de heer [Pr], verbonden aan JJP Expertise BV ingeschakeld. Nu deze onderzoeken en rapporten niet voldoen aan de wettelijke vereisten om in aanmerking te komen als deskundigenrapport, ziet de rechtbank daarin aanleiding om de daarvoor gemaakte kosten voor ieder van partijen voor eigen rekening te laten. Dit deel van de vordering van [eiser] zal dan ook worden afgewezen.
De gevorderde wettelijke rente is eveneens toewijsbaar. Gelet op de omstandigheid dat beide partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, zal de rechtbank de proceskosten compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, daaronder begrepen de kosten van de deskundige.
De beslissing
De rechtbank
verklaart voor recht dat de gemeente Hulst aansprakelijk is voor 10% van de schade aan de woning van [eiser] en de gevolgschade, alsmede de bijkomende schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2006;
veroordeelt de gemeente Hulst tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 721,48 in verband met schade aan de woning, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2006 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de gemeente Hulst tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 768,-- aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de BTW en de wettelijke rente vanaf 16 februari 2006 tot de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de onder 2 en 3 genoemde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, waaronder begrepen de kosten van de deskundige;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kuypers en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2008