ECLI:NL:RBMID:2008:BG7079

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
21 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/705362-08
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van meervoudig gehandicapte vrouw door zorgmedewerker

In deze zaak heeft de politierechter op 21 juli 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een zorgmedewerker van Stichting Tragel, die beschuldigd werd van mishandeling van twee meervoudig gehandicapte vrouwen. De politierechter achtte bewezen dat de verdachte, in de periode van 1 november 2006 tot en met 20 augustus 2007, opzettelijk een van de slachtoffers, aangeduid als [slachtoffer 1], met een houten pollepel op de handen had geslagen. Dit gebeurde met de bedoeling om ander gedrag bij het slachtoffer te bewerkstelligen. De politierechter oordeelde dat de verdachte niet gerechtigd was om op deze manier te handelen, ook al was er sprake van een moeilijke situatie waarin de verdachte zich bevond. De politierechter legde een voorwaardelijke werkstraf van 20 uur op, met een proeftijd van twee jaar, en bepaalde dat bij niet-naleving vervangende hechtenis van 10 dagen zou worden opgelegd. De verdachte werd vrijgesproken van de mishandeling van het tweede slachtoffer, [slachtoffer 2], omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldiging. De politierechter verklaarde de benadeelde partij [slachtoffer 1] gedeeltelijk ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, en legde de verdachte de verplichting op om een bedrag van € 80,00 te betalen aan het slachtoffer. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zorgverleners en de grenzen van hun handelen in situaties met kwetsbare personen.

Uitspraak

AANTEKENING VAN HET MONDELING VONNIS
Sector strafrecht
Vonnis van de politierechter d.d. 21 juli 2008
5 De tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. zij in of omstreeks de periode van 1 november 2006 tot en met 20 augustus 2007
te Hulst een of meerma(a)l(en) opzettelijk mishandelend
a) (de verstandelijk en/of visueel gehandicapte) [slachtoffer1] met een (houten) (pol)lepel, in elk geval met een dergelijk hard voorwerp, (telkens) op/ tegen de handen/vingers heeft geslagen en/of
b) de handen/armen van (de ernstig verstandelijk en/of motorisch gehandicapte) [slachtoffer 2] op de rug heeft gebracht en/of (vervolgens) met kracht die handen/armen (in die positie) omhoog heeft gedrukt/geduwd,
waardoor deze [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn
heeft/hebben ondervonden;
2. zij in of omstreeks de periode van 1 november 2006 tot en met 31 augustus 2007 te Hulst een of meerma(a)l(en) opzettelijk (de ernstig verstandelijk en/of motorisch gehandicapte) [slachtoffer 2], tot wiens verpleging en/of verzorging zij, verdachte, als begeleidster,
-werkzaam voor de stichting TRAGEL in een woning aan de [adres], alwaar die [slachtoffer 2] woonachtig was- krachtens een (arbeids-)overeenkomst verplicht was, in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gelaten door die [slachtoffer 2] toen en daar (telkens) op de grond te gooien en/of te laten vallen en/of die op de grond liggende [slachtoffer 2] daar achter te laten en/of enige tijd te laten liggen.
6 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De politierechter is bevoegd.
Ontvankelijk Openbaar Ministerie
2.1 Standpunt raadsman
De raadsman heeft aangevoerd dat er in beginsel sprake was van een arbeidsrechtelijk conflict en dat in dit licht de nadruk op verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] lag. Er was sprake van een negental verdachten, maar zeven van de negen hebben een voorwaardelijk sepot aangeboden gekregen van de officier van justitie. In het kader van het gelijkheidsbeginsel dient een ieder op gelijke wijze behandelt te worden en ligt het in de rede dat ook verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] een dergelijk sepot aangeboden krijgen.
2.2 Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft tot verwerping van dit verweer geconcludeerd en heeft hiervoor ter terechtzitting een toelichting gegeven op deze beslissing.
2.3 Overweging politierechter
De politierechter overweegt dat beide thans terechtstaande verdachten in de hoogste salarisschaal waren ingeschaald; verdachte [verdachte], anders dan al de overige medeverdachten, werd ook verdacht van het in een hulpeloze toestand brengen en/of achterlaten van [slachtoffer 2], terwijl verdachte [medeverdachte] werkzaam was als persoonlijk assistente van [slachtoffer 1]. Ten aanzien van de voorwaardelijk-niet vervolgde collegae bestaan voorts slechts verdenkingen dat zij een enkele keer, minder vaak dan deze verdachten, zich aan mishandeling van [slachtoffer1] hebben schuldig gemaakt. Naar het, terughoudend, oordeel van de politierechter heeft het OM de onderhavige keus, zoals toegelicht ter zitting, in redelijkheid kunnen maken. Van willekeur dan wel van een daad van anderszins onbehoorlijke vervolging in deze is niet gebleken.
De politierechter is van oordeel dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
7 De beoordeling van het bewijs
3.1 De bewezenverklaring
De politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1. zij in of omstreeks de periode van 1 november 2006 tot en met 20 augustus 2007
te Hulst een of meerma(a)l(en) opzettelijk mishandelend
a) (de verstandelijk en/of visueel gehandicapte) [slachtoffer1] met een (houten) (pol)lepel, in elk geval met een dergelijk hard voorwerp, (telkens) op/ tegen de handen/vingers heeft geslagen en/of
b) de handen/armen van (de ernstig verstandelijk en/of motorisch gehandicapte) [slachtoffer 2] op de rug heeft gebracht en/of (vervolgens) met kracht die handen/armen (in die positie) omhoog heeft gedrukt/geduwd,
waardoor deze [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn
heeft/hebben ondervonden;
2. zij in of omstreeks de periode van 1 november 2006 tot en met 31 augustus 2007 te Hulst een of meerma(a)l(en) opzettelijk (de ernstig verstandelijk en/of motorisch gehandicapte) [slachtoffer 2], tot wiens verpleging en/of verzorging zij, verdachte, als begeleidster,
-werkzaam voor de stichting TRAGEL in een woning aan de [adres], alwaar die [slachtoffer 2] woonachtig was- krachtens een (arbeids-)overeenkomst verplicht was, in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gelaten door die [slachtoffer 2] toen en daar (telkens) op de grond te gooien en/of te laten vallen en/of die op de grond liggende [slachtoffer 2] daar achter te laten en/of enige tijd te laten liggen.
De politierechter acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
3.2 De bewijsmiddelen
De politierechter grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
3.3.1. De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 juli 2008 voor zover hieronder vermeld:
[slachtoffer 1] deed dingen die mij pijn deden. Ik zei dan tegen haar: “Laat mij nu los, je doet mij pijn.” Wanneer zij dit niet deed, heb ik haar wel eens een klap gegeven.
3.3.2. Het dossier van de Politie Zeeland, Rechercheteam 3, district Zeeuwsch-Vlaanderen, dossiernummer:PL1900/07-907278 d.d. 21 januari 2008, bevattende processen-verbaal, opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar.
Dit dossier bevat onder meer de navolgende processen-verbaal en bijlagen:
3.3.2.1. Als dossierpagina 36 e.v.
Het ambtsedig proces-verbaal van aangifte d.d. 20 september 2007, dat onder meer inhoudt - zakelijk weergegeven -
- als verklaring van [getuige 1]:
Ik doe als algemeen directeur van Stichting Tragel aangifte van mishandeling. Stichting Tragel biedt zorg en ondersteuning aan mensen in alle leeftijdscategorieën met een verstandelijke handicap. Op 16 augustus 2007 hebben 2 medewerkers contact opgenomen met hun leidinggevende. Deze medewerkers meldden dat zij werkzaam waren op de woning [adres] en dat zij samenwerkten met medeverdachte [medeverdachte] en dat er zich incidenten hebben voorgedaan die hen hadden aangegrepen. Medeverdachte sloeg met een pollepel op de handen van [slachtoffer 1]. Dit had een structureel karakter, want de pollepel lag al klaar.
Naar aanleiding hiervan zijn er gesprekken gevoerd met 7 medewerkers. Uit deze gesprekken werd duidelijk dat verdachte eveneens soortgelijke gedragingen als medeverdachte [medeverdachte] heeft vertoond. Verdachte sloeg mw. [slachtoffer 1] eveneens met de pollepel.
3.3.2.2. Als dossierpagina 53 e.v.
De schriftelijke verklaring opgemaakt d.d. 22 augustus 2007, welke onder meer inhoudt - zakelijk weergegeven -
- als verklaring van [getuige 2]:
Ik heb onder andere Evi het slaan met de pollepel een aantal keren zien doen. Dit is in de loop der tijd een ongeschreven regel geworden. Deze methode werd gebruikt om cliënten in bedwang te houden.
3.3.2.3. Als dossierpagina 366
Het ambtsedig proces-verbaal van aangifte d.d. 11 september 2007, dat onder meer inhoudt - zakelijk weergegeven -
- als verklaring van [mentor]:
Ik doe als mentor van mijn dochter [slachtoffer 1] aangifte van mishandeling. Van de directeur van Stichting Tragel heb ik vernomen dat [slachtoffer 1] structureel is mishandeld. De mishandeling zou er onder andere bestaan uit het slaan met een pollepel.
3.3.2.4. Als dossierpagina 197 e.v.
Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor d.d. 25 oktober 2007, dat onder meer inhoudt - zakelijk weergegeven -
- als verklaring van [getuige 3]:
Begin van het jaar is de gedragscode aan iedereen meegestuurd met de loonstrook. Voor [adres] had ik in mei een stapeltje met gedragscodes toegezonden naar de woning met de mededeling dat ze de code moesten doorlezen en dat ik deze in het werkoverleg van juni wilde bespreken. In het werkoverleg van juni heb ik de gedragscode kort besproken. Er waren geen vragen het was helemaal duidelijk en voor velen vanzelfsprekend.
3.3.2.5. Als dossierpagina 284 e.v.
Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor d.d. 9 januari 2008, dat onder meer inhoudt - zakelijk weergegeven -
- als verklaring van verdachte:
Ik heb [slachtoffer 1] wel meer dan 1 keer geslagen met de houten lepel. Het was vooral in de eerste maanden dat ik daar werkte, omdat zij mij ook nog aan het uitproberen was. Dit gebeurde nadat [slachtoffer 1] mij had beetgepakt. Ik vind het niet goed dat ik dat deed, maar dat was dan puur in een reactie gebeurd. Het klopt dat de Gedragscode aan ons is toegestuurd met de loonstrook. Deze zou besproken worden tijdens het werkoverleg, maar dat is nooit gebeurd. Ik heb de Gedragscode zelf thuis gelezen.
3.3 De bewijsoverwegingen
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Met betrekking tot de mishandeling van [slachtoffer 1] overweegt de politierechter als volgt:
Vaststaat, ook uit de verklaring van verdachte zelf, dat zij bewust met de lepel heeft geslagen met het oogmerk om ander gedrag bij [slachtoffer 1] te bewerkstelligen. Hoe zuiver dit oogmerk op zich genomen ook moge zijn – en hoe begrijpelijk en invoelbaar de wellicht soms onmogelijke positie van verdachten op momenten als hier aan de orde ook moge zijn geweest – slaan (een vorm van ‘tikken’) met een houten of metalen (pol)lepel is een opzettelijke gedraging welke naar algemene ervaringsregels bedoeld is om pijn te doen. In casu om gedragsverandering te bewerkstelligen bij iemand die én een hoge pijngrens heeft én met wie nauwelijks valt te communiceren. Uit de verklaringen van verdachte en de overige bewijsmiddelen is gebleken dat [slachtoffer 1] op deze pijnprikkels heeft gereageerd. Van opzet, in ieder geval in voorwaardelijke zin, is dan ook sprake.
Met betrekking tot de mishandeling van [slachtoffer 2] overweegt de politierechter als volgt:
Uit het dossier blijkt geen wettig en overtuigend bewijs voor een bewezenverklaring van de mishandeling van [slachtoffer 2]. Verdachte dient van deze feiten te worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Noodweer
4.1 Standpunt verdediging
Door de verdediging is een beroep gedaan op noodweer en is hiertoe aangevoerd dat [slachtoffer 1] een tik op de vingers werd gegeven wanneer zij verdachte sloeg of wanneer zij haar of zichzelf krabde. Het slaan met de lepel diende daardoor een hoger doel, namelijk het verminderen van zelfverwondend gedrag.
4.2 Standpunt officier van justitie
De officier van justitie voert ten aanzien van dit beroep aan dat zij het niet aannemelijk acht dat hier sprake was van een zachte gecontroleerde tik zoals verdachte ter zitting heeft laten zien. Verdachte had immers een bepaald doel met het slaan met de lepel, namelijk haar gedrag te veranderen. Het zal een behoorlijke klap geweest zijn, vooral aangezien [slachtoffer 1] een hoge pijngrens heeft. Het is algemeen bekend dat een klap met een pollepel pijn doet. Het is een doelbewuste handeling wanneer je iemand pijn doet hiermee. Wanneer [slachtoffer 1] verdachte pijn deed, had zij het recht zichzelf te verdedigen, niet om terug te slaan. Verdachte had de mogelijkheid om weg te lopen. Een beroep op een noodweersituatie vind ik hier niet aan de orde.
4.3 Oordeel van de politierechter
Een rechtvaardigingsgrond voor de gedragingen door verdachte gepleegd, is niet aannemelijk geworden. Noch de wettelijke rechtvaardigingsgronden noch de contractuele verplichtingen waaraan verdachte was gebonden, leveren een rechtvaardigingsgrond op. De sinds januari 2007 van de arbeidsovereenkomst deel uitmakende en ter hand gestelde Gedragscode, wijst eerder op het tegendeel: onthouding van gedrag dat agressief van aard is.
De politierechter volgt de officier van justitie in haar standpunt, namelijk dat naar algemene ervaringen bekend is dat een tik of slag met een (pol)lepel pijn doet. Verdachte was gerechtigd om zichzelf te verdedigen of om weg te gaan. Het was haar echter niet toegestaan om (terug) te slaan.
Het feit is dus strafbaar.
Ook verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
8 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair een vervangende hechtenis van 10 dagen, met een proeftijd van 2 jaren.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft in zijn pleidooi gepleit voor primair een vrijspraak van het ten laste gelegde. Indien de politierechter hierin niet meegaat, pleit de raadsman van verdachte voor een ontslag van alle rechtsvervolging.
5.3 Het oordeel van de politierechter
Alles afwegend komt de politierechter tot de conclusie dat voor het bewezenverklaarde kan worden volstaan met een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 20 uur, subsidiair 10 uren vervangende hechtenis.
9 De benadeelde partij
6.1 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert schadevergoeding tot een bedrag van
€ 1.000,00 terzake van feit 1a.
6.2 De officier van justitie
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] verzoekt de officier van justitie de politierechter een voorschot van € 200,00 toe te wijzen met de schademaatregel die ten aanzien van verdachte voor de helft dient te gelden. Verdachte is samen met medeverdachte verantwoordelijk voor de betaling van deze € 200,00. Voor het overige gedeelte acht zij de benadeelde partij niet ontvankelijk.
Wanneer de politierechter de eis van de officier van justitie volgt ten aanzien van de mishandeling van [slachtoffer 2], dient de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], niet ontvankelijk te worden verklaard.
6.3 De verdediging
De raadsman van verdachte verzoekt de vordering van de benadeelde partij geheel af te wijzen.
6.4 De politierechter
De politierechter is van oordeel dat de schade van [slachtoffer 1] tot een bedrag van
€ 80,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, geheel terzake van immateriële schade, en acht de verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht hij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en hij zal de vordering tot dat bedrag bij wijze van voorschot toewijzen.
Voor het overige acht de politierechter het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en hij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de hiervoor toegekende vordering benadeelde partij zal de politierechter tevens de schademaatregel opleggen.
De politierechter is van oordeel dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, daar verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
10 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
11 De beslissing
De politierechter:
Voorvragen
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1b en 2 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.1 is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Mishandeling.
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten:
een werkstraf van 20 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 10 dagen;
- bepaalt dat deze werkstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De benadeelde partij
- wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1], tot een bedrag van € 80,00 bij wijze van voorschot en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], een bedrag van € 80,00 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij deze slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- verklaart [slachtoffer 2] niet ontvankelijk in haar vordering.
De politierechter geeft aan de verdachte kennis dat binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen tegen dit vonnis en maakt haar opmerkzaam op haar recht om ter terechtzitting van dat rechtsmiddel afstand te doen.