vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
59025 / HA ZA 07-372
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 62021 / HA ZA 08-135
Vonnis van 15 oktober 2008
de besloten vennootschap Archeomedia BV,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
eiseres,
advocaat mr. A.M. van Heest,
[g[gedaagde]]
wonende te Domburg,
gedaagde,
advocaat mr. S.[voorletter] Nauta.
Partijen worden hierna aangeduid als “Archeomedia” en “[gedaagde]”.
De procedure
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 28 mei 2008;
het proces-verbaal van comparitie van partijen d.d. 3 september 2008.
De feiten
[gedaagde] ontwikkelt een klein onroerend goedproject aan de [adres] in Domburg, gemeente Veere. Nadat daar eerder archeologisch onderzoek door bureau Raap had plaatsgevonden, achtte de gemeente Veere op advies van de provinciaal archeoloog nader onderzoek ter plaatse noodzakelijk.
De architect van [gedaagde], de [G. S.] (hierna: [G. S.]), heeft vervolgens offerte opgevraagd bij Archeomedia. In zijn brief van 9 oktober 2006 is onder meer vermeld:
“Bijgaand gelieve U aan te treffen het PVE voor het maken van een proefsleuf te Domburg. Namens en voor rekening van [g[gedaagde]] [adres] [adres] te Domburg, verzoek ik u offerte te maken voor het realiseren van deze proefsleuf conform het PVE. (…)”
In het in de offerte bedoelde Programma van Eisen (hierna: PvE) d.d. 10 mei 2006 is onder meer vermeld:
“6. Eindproduct: rapportage en deponering. Te leveren product: na afloop van het veldwerk worden de resultaten van het onderzoek vastgelegd in een rapportage. (…).”
Bij brief van 13 oktober 2006 heeft Archeomedia offerte voor het archeologisch onderzoek uitgebracht. In de offerte is onder meer vermeld:
“Veldwerk en inzet personeel. (…) De kosten van de voorbereiding en het veldwerk worden op dit moment op basis van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksstrategie op basis van 2 dagen veldwerk ingeschat op € 4.749,- excl. BTW. (…)
Evaluatie. Na het veldwerk wordt door de opdrachtnemer een mondelinge presentatie van de voorlopige onderzoeksresultaten gegeven. (…) De kosten van deze evaluatie worden begroot op € 1.560,- excl. BTW. (…)
Uitwerking/rapportage onderzoeksresultaten. De opdrachtgever verplicht zich, op basis van het PVE en de KNA, tot het laten uitvoeren van de uitwerking van het onderzoek (…). Vooralsnog kan voor de kosten van de uitwerking slechts een globale schatting van € 7.000,- excl. BTW worden gegeven. (…)”
[G. S.] heeft vervolgens schriftelijk opdracht aan Archeomedia verleend (hierna: de opdrachtverlening):
“Hierbij verlenen wij U namens en voor rekening van [voorletter] [gedaagde] [adres] [adres] te Domburg opdracht tot het maken van een proefsleuf aan de [adres] te Domburg conform het pve zoals opgesteld door drs. [medewerkers] van bureau RAAP en zoals verder omschreven in uw offerte B06-474-L dd. 12-10-2006 ad 4.749,00 euro excl. BTW. Ik verzoek u zelf voor een kraan en het uitzetten te zorgdragen conform de kosten die zijn omschreven in uw offerte. (…)”
Bij schrijven van 18 oktober 2006 van [M.] heeft Archeomedia het volgende aan [G. S.] meegedeeld:
“De voorbereiding en het veldwerk van het proefsleuvenonderzoek kunnen wij, zoals omschreven in onze offerte d.d. 12-10-2006, voor u uitvoeren voor € 4.749,- excl BTW. (…) Voor de huur van een toilet zullen extra kosten van € 150,- in rekening worden gebracht.
De opdrachtgever verplicht zich, op basis van het PvE en de KNA, tot het laten uitvoeren van de uitwerking van het onderzoek (…). Deze uitwerking is onlosmakelijk verbonden met het onderzoek. Na het veldwerk zullen een korte evaluatie en primaire uitwerking plaatsvinden, waarvoor in de offerte een bedrag van € 1.560,- is begroot. (…) Vooralsnog kan voor de kosten van de uitwerking slechts een globale schatting gegeven worden van
€ 7.000,-. (…) E.e.a. is ook al in onze offerte genoemd.”
Het veldwerk heeft uiteindelijk ongeveer één dag geduurd. Bij facturen van
9 november 2006 en 20 december 2006 is uiteindelijk een bedrag van € 5.150,- voor veldwerk, € 750,- voor evaluatie/primaire uitwerking en € 3.796,- voor de uitwerking, alles te vermeerderen met 19% BTW, bij [gedaagde] in rekening gebracht.
Het geschil
Archeomedia vordert, nadat zij haar eis ter comparitie met € 50,- heeft verminderd, [gedaagde] voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van
€ 13.060,95, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 14 februari 2008 over € 11.488,24 met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Archeomedia de volgende stellingen aan de - gewijzigde - vordering ten grondslag gelegd.
Archeomedia heeft in opdracht van [gedaagde] archeologisch bodemonderzoek verricht. De totale kosten hiervan bedragen (na vermindering van eis) € 11.488,24 inclusief BTW. Dit bedrag is ondanks aanmaning onbetaald gelaten. Daarnaast zijn buitengerechtelijke kosten gemaakt ten bedrage van € 800,-. De verschuldigde rente tot 13 februari 2008 bedraagt
€ 772,71.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd. Hij stelt dat alleen opdracht is gegeven voor het verrichten van veldonderzoek. Voor zover meer zou zijn overeengekomen heeft [G. S.] zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid overschreden en is [gedaagde] niet gebonden. Verder heeft [gedaagde] zich op dwaling beroepen en maakt hij bezwaar tegen de hoogte van de vordering, de kosten van de junior veldarcheoloog en de kosten van het toilet.
De beoordeling
Kosten uitwerking
[G. S.] heeft namens [gedaagde] offerte gevraagd ‘conform het PvE’. In het PvE is vermeld dat na afloop van het veldwerk de resultaten van het onderzoek worden vastgelegd in een rapportage. Daarmee is impliciet offerte gevraagd voor de uitwerking van het onderzoek. Vervolgens is in de offerte vermeld dat de opdrachtgever zich verplicht op basis van het PVE, tot het laten uitvoeren van de uitwerking van het onderzoek en wordt een schatting gegeven van de daaraan verbonden kosten. Nadat [gedaagde] de opdracht had verleend, is er door Archeomedia (nogmaals) op gewezen dat de opdrachtgever zich verplicht tot het laten uitvoeren van de uitwerking van het onderzoek. In die brief is tevens vermeld dat de uitwerking onlosmakelijk is verbonden met het onderzoek en wordt wederom een opgave van de geschatte kosten voor de uitwerking gegeven. Ondanks het feit dat in de opdrachtverlening niets over de uitwerking is vermeld, maken voormelde omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, dat naast het veldonderzoek ook de uitwerking daarvan is overeengekomen en dat [gedaagde] gehouden is de daaruit voortvloeiende kosten te voldoen.
Vertegenwoordigingsonbevoegdheid
Het verweer dat [G. S.] niet vertegenwoordigingsbevoegd was gaat niet op. Ter comparitie heeft [gedaagde] verklaard dat hij [G. S.] heeft gevraagd het (op last van de gemeente uit te voeren) onderzoek namens hem en voor zijn rekening te regelen. [G. S.] heeft vervolgens offerte opgevraagd bij (onder meer) Archeomedia. Tussen partijen is niet in geschil dat offerte is gevraagd ‘conform het PvE’ en dat het onderzoek op basis van het PvE diende te worden uitgevoerd. In het PvE is vermeld dat het onderzoek dient te worden uitgewerkt. Doordat [gedaagde] [G. S.] opdracht heeft gegeven hem te vertegenwoordigen bij het laten uitvoeren van het onderzoek, heeft hij daarmee ook (impliciet) toestemming gegeven voor de uitwerking. Op grond hiervan wordt het verweer dat [G. S.] vertegenwoordigingsonbevoegd was voor zover opdracht is verleend boven € 6.429,- (excl. BTW) (het bedrag voor het veldonderzoek) verworpen.
Het verweer dat sprake is van dwaling gaat evenmin op. Archeomedia heeft in haar offerte vermeld dat de opdrachtgever verplicht was tot de uitwerking van het onderzoek en aangegeven wat de daaraan verbonden kosten waren. Na de opdrachtverlening heeft Archeomedia schriftelijk nogmaals op die verplichting en de daaraan verbonden kosten gewezen. Daarom wordt de stelling van [gedaagde] dat Archeomedia hem en/of [G. S.] had behoren in te lichten over die verplichting gepasseerd en het beroep op dwaling verworpen.
Kosten junior veldarcheoloog
Het bezwaar van [gedaagde] tegen de in rekening gebrachte kosten voor een junior veldarcheoloog is dat die kosten niet op de offerte zijn vermeld. Ter zitting heeft Archeomedia verklaard dat een bedrag van € 320,- voor een halve dag werk door een fysisch geograaf is geoffreerd, maar dat de fysisch geograaf niet nodig bleek te zijn. In afwijking van de offerte is gedurende één dag een junior veldarcheoloog ingezet, waarvoor een bedrag van € 400,- in rekening is gebracht. Partijen zijn overeengekomen dat een fysisch geograaf zou worden ingezet en niet een junior veldarcheoloog. Dat in de offerte is vermeld dat genoemde bedragen zijn gebaseerd op een schatting en dat de eindafrekening dient te geschieden op basis van werkelijk bestede dagen veldwerk (en eventueel bijkomende kosten) betekent niet dat een dergelijke wijziging van in te zetten personeel, die leidt tot meer kosten voor [gedaagde], zonder hem of [G. S.] daarover vooraf te informeren, mocht worden doorgevoerd. De vordering voor zover die ziet op in rekening gebrachte kosten voor de junior veldarcheoloog ad € 400,- zal worden afgewezen.
In de offerte is vermeld dat Archeomedia ervan uitgaat dat de opdrachtgever zelf voor een toilet zorgt en dat indien Archeomedia dat dient te verzorgen, hiervoor kosten in rekening zullen worden gebracht. In de vervolgens door [G. S.] verzonden opdrachtverlening is over een toilet niets gemeld en is aan Archeomedia dus geen opdacht verleend voor een toilet te zorgen. Hiermee is dus niet overeengekomen dat Archeomedia voor een toilet zou zorgen en mag zij de kosten daarvoor niet in rekening brengen. De vermelding in de daarna verzonden opdrachtbevestiging dat voor de huur van een toilet extra kosten van € 150,- per week in rekening worden gebracht, maakt dat niet anders, nu van de zijde van [gedaagde] een reactie daarop ontbreekt. Ook overigens is gesteld noch gebleken dat partijen de bedoeling hadden overeen te komen dat een toilet door Archeomedia zou worden gehuurd. Het verschil met de kosten voor de uitwerking is hierin gelegen dat ten aanzien van de uitwerkingskosten offerte werd gevraagd op basis van het PvE (met daarin de vermelding dat het onderzoek in een uitwerking diende te resulteren), waarna de verplichting tot de uitwerking van het onderzoek in de offerte was vermeld. Gelet op het voorgaande zal de vordering voor zover die ziet op kosten voor het toilet, die na vermindering van eis nog € 150,- bedraagt, worden afgewezen.
Ten aanzien van de gefactureerde kosten voor de uitwerking merkt [gedaagde] op dat deze niet zijn gespecificeerd, zodat daar geen verweer tegen kan worden gevoerd. Betwist wordt dat er kosten van een dergelijke omvang zijn gemaakt. Archeomedia heeft ter zitting gemotiveerd aangegeven waaruit de gevorderde kosten bestaan en heeft tevens aangegeven dat een nacalculatie voor de uitwerkingskosten naar [G. S.] is verzonden, hetgeen niet is betwist. Voormeld verweer wordt dan ook gepasseerd.
Daarnaast voert [gedaagde] aan dat uit de verklaring van Ir. [H.] blijkt dat wel erg veel personeel is ingezet en dat de door Archeomedia in rekening gebrachte bedragen in geen verhouding staan tot de door haar verrichte werkzaamheden. Het in algemene bewoordingen door dhr. Knook genoemde bezwaar dat het ingezette personeel hem wat ruim bemeten lijkt en dat het met de helft van de personele bezetting ook zou kunnen, is onvoldoende om dit verweer te laten slagen. In de offerte is het in te zetten personeel evenals de daaraan verbonden kosten gespecificeerd. [gedaagde] is met die offerte akkoord gegaan en is daar dus aan gebonden. Voorts is het enkele feit dat dhr. Knook heeft verklaard dat bij hem de indruk bestaat dat alles zeer ruim bemeten is en dat er gewerkt is met het idee ‘het geld kan niet op’ onvoldoende om aan te nemen dat de in rekening gebrachte bedragen te hoog zijn. Bovendien wordt in die verklaring uitgegaan van de in de offerte genoemde bedragen voor het proefsleuvenonderzoek, terwijl de gefactureerde bedragen lager zijn. Voorgaande stellingen worden dan ook gepasseerd.
Buitengerechtelijke kosten
Archeomedia stelt vermogensschade te hebben geleden ter grootte van € 800,- vanwege verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden, bestaande uit het verzenden van sommatiebrieven, het inwinnen van de nodige inlichtingen, het controleren van adresgegevens, correspondentie etc. Archeomedia heeft slechts één aanmaningsbrief overgelegd en heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, niet meer dan die aanmaningsbrief kunnen overleggen. Voor de hiervoor genoemde werkzaamheden pleegt de proceskostenveroordeling een vergoeding in te sluiten. Wil sprake zijn van voor afzonderlijk voor vergoeding in aanmerking komende (buitengerechtelijke) kosten, dan zal het moeten gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning en voornoemde werkzaamheden. De vordering tot buitengerechtelijke kosten wordt dan ook afgewezen.
Archeomedia stelt dat [gedaagde] vanaf 4 januari 2007 in verzuim is en vordert aan rente tot en met 13 februari 2008 € 772,71. [gedaagde] betwist vanaf 4 januari 2007 in verzuim te zijn en stelt dat de rente niet eerder toewijsbaar is dan vanaf 17 september 2007. [gedaagde] is niet eerder dan bij brief van 17 september 2007 in gebreke gesteld. In die brief is hem een betalingstermijn van acht dagen gegund, zodat het verzuim is ingetreden vanaf
25 september 2007. De wettelijke rente zal vanaf die datum worden toegewezen.
[gedaagde] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.
De beslissing
De rechtbank,
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 10.824,24, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 september 2007;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Archeomedia tot op heden begroot op € 306,- aan vastrecht, € 904,- aan salaris voor de advocaat en € 71,80 aan overige verschotten;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op
15 oktober 2008.