ECLI:NL:RBMID:2008:BG6073
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om openbaarmaking offertes Westerschelde Oever Verbinding
In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 26 mei 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. F.H.L. Vossen, en verweerder, de Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland. Eiser had een verzoek ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) om openbaarmaking van offertes van de Kombinatie Middelplaat Westerschelde (KMW) en het Konsortium Westerschelde Oever Verbinding (KWOV). Dit verzoek werd door verweerder afgewezen op 26 september 2006, waarna eiser bezwaar maakte. Het bezwaar werd ongegrond verklaard op 6 maart 2007, wat leidde tot het indienen van beroep bij de rechtbank.
De rechtbank overwoog dat artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat een bestuursorgaan een herhaalde aanvraag kan afwijzen als er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn. Verweerder had het verzoek afgewezen omdat het gelijk was aan een eerder verzoek van eiser uit 2000, dat ook was afgewezen. Eiser stelde dat er nieuwe feiten waren, maar de rechtbank oordeelde dat deze niet voldoende waren om de eerdere afwijzing te herzien. De rechtbank concludeerde dat de vertrouwelijkheid van de offertes nog steeds van toepassing was, aangezien KMW en KWOV belang bleven hechten aan de vertrouwelijkheid.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat verweerder terecht gebruik had gemaakt van zijn bevoegdheid om de aanvraag af te wijzen. Eiser had geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die een hernieuwde toetsing rechtvaardigden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. I. Dijkman, in tegenwoordigheid van griffier mr. H.D. Sebel. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.