ECLI:NL:RBMID:2008:BG5557

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
25 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 08/107
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake bestuursdwang bij hennepkwekerij

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 25 november 2008 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de toepassing van bestuursdwang bij een hennepkwekerij. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.I. Cambier, had beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen, dat op 16 januari 2008 was genomen. Dit besluit hield in dat eiser als overtreder van het bestemmingsplan en de bouwverordening werd aangemerkt, en dat er spoedeisende bestuursdwang was toegepast zonder voorafgaande waarschuwing. Eiser betwistte de brandonveilige situatie die door verweerder werd aangevoerd als rechtvaardiging voor de spoedige ingreep.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er inderdaad een hennepkwekerij in de woning van eiser aanwezig was, maar heeft ook geconcludeerd dat de motivering voor de spoedeisende bestuursdwang onvoldoende was. De rechtbank oordeelde dat de situatie niet zo spoedeisend was dat eiser geen termijn gegund hoefde te worden om zelf maatregelen te treffen. De rechtbank heeft de beslissing van verweerder vernietigd, omdat deze niet voldeed aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op € 644,-. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige motivering bij het toepassen van bestuursdwang en de noodzaak om belanghebbenden de kans te geven om zelf maatregelen te treffen, tenzij er sprake is van een acute en onveilige situatie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht
AWB nummer: 08/107
Uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
inzake
(naam),
wonende te (woonplaats),
eiser,
gemachtigde mr. A.I. Cambier,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen,
gevestigd te Terneuzen,
verweerder.
I. Procesverloop
Eiser heeft beroep ingesteld tegen een besluit op bezwaar van 16 januari 2008 van verweerder (hierna: het bestreden besluit).
Het beroep is op 16 oktober 2008 behandeld ter zitting. Eiser is daar verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde A. Arens. Ter zitting is het onderzoek gesloten.
II. Overwegingen
1. Op 12 juni 2007 heeft verweerder een hennepkwekerij uit de woning van eiser aan (adres) te (woonplaats) laten verwijderen. Daarvan is een verslag en een fotoreportage gemaakt.
2. Bij besluit van 20 juni 2007 heeft verweerder eiser meegedeeld dat hij als bewoner van de woning aan (adres) te (woonplaats) als overtreder van het bestemmingsplan, van het bouwbesluit en van de bouwverordening wordt aangemerkt en dat in verband met de brandonveilige situatie spoedeisende bestuursdwang is toegepast zonder waarschuwing vooraf en zonder eiser in de gelegenheid te stellen om zelf de overtreding te beëindigen.
3. Het bezwaar van eiser tegen dit besluit is met het bestreden besluit ongegrond verklaard.
4. In het bestreden besluit handhaaft verweerder zijn eerder ingenomen standpunt. Het staat volgens verweerder vast dat de exploitatie van een hennepkwekerij zowel in strijd is met de bestemming “woondoeleinden” als met het bouwbesluit en de gemeentelijke bouwverordening. Uit de rapportage van de ontmanteling van de kwekerij blijkt dat de elektriciteitsvoorziening niet voldeed aan de daarvoor gestelde eisen. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat een hennepkwekerij in een woonbuurt overlast veroorzaakt. De ontmanteling en de toegepaste bestuursdwang zijn in overeenstemming met het convenant dat voor de aanpak van hennepkwekerijen tussen Politie Zeeland, het Openbaar Ministerie, de gemeente Terneuzen en anderen, is gesloten. Verweerder stelt, onder verwijzing naar het ontruimingsverslag en de daarbij behorende fotoreportage, dat spoed was geboden omdat sprake was van een brandgevaarlijke situatie.
5. Eiser bestrijdt dat er een spoedeisend belang bestond voor de bestuursdwang. Er was geen sprake van een brandonveilige situatie. Er waren geen open electriciteitsverbindingen want het was een aardlekverbinding. Transformatoren waren niet op hout gemonteerd. Er was geen diefstal van stroom. Eiser had zelf alles naar de stortplaats willen brengen en hij vindt de kosten van de ontruiming (€ 3.150,05) buitensporig hoog gezien de tijd die aan de ontruiming is besteed. Delta heeft geen aanleiding gezien om de elektriciteit af te sluiten. Volgens de jurisprudentie mag niet te snel spoedeisendheid worden aangenomen.
De rechtbank overweegt het volgende.
6. Artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat onder bestuursdwang wordt verstaan: het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten.
Artikel 5:24 van de Awb luidt:
1. Een beslissing tot toepassing van bestuursdwang wordt op schrift gesteld. De schriftelijke beslissing is een beschikking.
2. De beschikking vermeldt welk voorschrift is of wordt overtreden.
3. De bekendmaking geschiedt aan de overtreder, aan de rechthebbenden op het gebruik van de zaak ten aanzien waarvan bestuursdwang zal worden toegepast en aan de aanvrager.
4. In de beschikking wordt een termijn gesteld waarbinnen de belanghebbenden de tenuitvoerlegging kunnen voorkomen door zelf maatregelen te treffen. Het bestuursorgaan omschrijft de te nemen maatregelen.
5. Geen termijn behoeft te worden gegund, indien de vereiste spoed zich daartegen verzet.
6. Indien de situatie dermate spoedeisend is dat het bestuursorgaan de beslissing tot toepassing van bestuursdwang niet tevoren op schrift kan stellen, zorgt het alsnog zo spoedig mogelijk voor de opschriftstelling en voor de bekendmaking.
7. Vaststaat dat er een hennepkwekerij in de woning van eiser aanwezig was. Onweersproken is dat eiser daarmee in strijd heeft gehandeld met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Verweerder was dan ook bevoegd om handhavend op te treden.
8. Bij de ontmanteling is volgens verweerder toepassing gegeven aan het Convenant voor de gezamenlijke aanpak van hennepkwekerijen van 8 juni 2006 (hierna: het convenant), ondertekend onder meer door Politie Zeeland, het Openbaar Ministerie, de Zeeuwse gemeenten en Delta Netwerkbedrijf B.V. (hierna: Delta). In artikel 5 van het convenant is onder meer bepaald dat de gemeente er onder toepassing van bestuursdwang zorg voor draagt dat al datgene wat verband houdt met de kwekerij en wat niet door de politie strafvorderlijk in beslag is genomen, wordt afgevoerd en vernietigd. De kosten van deze bestuursdwang verhaalt de gemeente op de overtreder. Artikel 6 van het convenant vermeldt dat Delta, indien sprake is van gestolen electriciteit, bij onveilige situaties of uitblijven van vergoeding en overigens in alle gevallen waarin Delta daartoe aanleiding ziet, de electriciteitsaansluiting van betrokkene verbreekt.
9. Het convenant is niet gepubliceerd. Er is daarom geen sprake van een beleidsregel in de zin van artikel 1:3, vierde lid, van de Awb. Het convenant is naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als een vaste gedragslijn. Volgens jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) mag een bestuursorgaan een vaste gedragslijn die niet is neergelegd in een beleidsregel volgen, mits het bestuursorgaan de keuze daarvoor bij ieder individueel besluit opnieuw motiveert.
10. Aan de orde is de vraag of de situatie zo spoedeisend was, dat eiser geen termijn hoefde te worden gegund om zelf maatregelen te treffen om de tenuitvoerlegging van de bestuursdwang te voorkomen. Volgens jurisprudentie van de Afdeling dient een bestuursorgaan niet te gemakkelijk aan te nemen dat een situatie als bedoeld in artikel 5:24, vijfde lid, van de Awb zich voordoet.
11. De motivering van het bestreden besluit bestaat uit het advies van 7 december 2007 van de commissie voor de bezwaarschriften en de nota van inlichtingen van 30 oktober 2007. De rechtbank stelt vast dat in deze stukken geen overweging is gewijd aan de keuze van verweerder om, in plaats van een termijn te stellen waarbinnen eiser de tenuitvoerlegging van bestuursdwang kan voorkomen door zelf maatregelen te treffen, tot spoedshalve bestuursdwang over te gaan. Uit de stukken is slechts op te maken dat op basis van de inhoud van het verslag handhaving hennepkwekerij van 12 juni 2007 (hierna: het verslag) is vastgesteld dat verweerder in overeenstemming met zijn bevoegdheden en in overeenstemming met het convenant heeft gehandeld. Dit is naar het oordeel van de rechtbank, gegeven het feit dat in het convenant geen onderscheid wordt gemaakt tussen bestuursdwang waarbij een termijn wordt gegund en spoedshalve bestuursdwang, geen deugdelijke motivering voor de keuze voor spoedshalve bestuursdwang.
12. De rechtbank overweegt over de brandgevaarlijke situatie het volgende. Uit het verslag blijkt dat door een medewerker van Delta is geconstateerd dat geen sprake is geweest van diefstal van stroom en dat aan de stroomvoorziening van de woning eigenhandig geen veranderingen zijn aangebracht. Tevens is geconstateerd dat de aanwezige armaturen voor de assimilatielampen op houten constructies waren aangebracht. Het verslag vermeldt de aanwezigheid van lampen op hout en open aansluitingen. Dit kan, zo is in het verslag vermeld, een brandgevaarlijke situatie tot gevolg hebben. Onder ‘aard van de overtreding’ is in het verslag onder andere aangekruist dat de woning geen veilige voorziening voor electriciteit heeft en dat de electriciteitsvoorziening niet aan de in de ministeriële regeling aangegeven voorschriften voldoet. Ter zitting is echter door verweerder verklaard dat genoemde vermeldingen over de aard van de overtreding ten onrechte in het verslag zijn opgenomen. Voorts zijn ter zitting de bij het verslag horende, originele foto’s getoond. Gelet op de foto’s en de ter zitting ter zake gegeven toelichting van partijen, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk geworden dat de lampen op hout waren gemonteerd. Ook de aanwezigheid van open aansluitingen heeft eiser, onder andere door er op te wijzen dat in het pand sprake was van bedrijfsstroom, gemotiveerd betwist. De rechtbank stelt verder vast dat de medewerker van Delta geen aanleiding heeft gezien om de elektriciteitsaansluiting van eiser te verbreken. Daaruit volgt dat de situatie kennelijk niet als onveilig is aangemerkt. Het voorgaande heeft bij de rechtbank tot een grote mate van twijfel geleid of inderdaad sprake was van een brandgevaarlijke situatie. Uitgaande van die twijfel is de feitelijke grondslag voor het toepassen van spoedshalve bestuursdwang naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende.
13. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. Het bestreden besluit zal wegens strijd met artikel 7:12 van de Awb en artikel 5:24, vijfde lid, van de Awb worden vernietigd.
14. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 644,-, uitgaande van een zaak van gemiddelde zwaarte en van twee proceshandelingen.
III. Uitspraak
De rechtbank Middelburg
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
bepaalt dat de gemeente Terneuzen aan eiser het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 143,- (honderddrieënveertig euro) vergoedt;
veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eiser begroot op
€ 644,- (zeshonderdvierenveertig euro), te betalen door de gemeente Terneuzen aan de griffier.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 25 november 2008
door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van mr. M.D. Bezemer-Kralt, griffier.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
Nota bene:
In deze uitspraak is het beroep (deels) gegrond verklaard en is het bestreden besluit vernietigd.
Als de rechtbank daarbij gronden van uw beroep uitdrukkelijk heeft verworpen en u wilt daarin niet berusten, moet daartegen binnen bovengenoemde termijn hoger beroep worden ingesteld.
Afschrift verzonden op: 25 november 2008