ECLI:NL:RBMID:2008:BG5483

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
24 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
50536/05-610
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na ongeval met gevolgen voor verdienvermogen en huishoudelijke hulp

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 24 september 2008 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en de Onderlinge Waarborgmaatschappij OVZ Verzekeringen U.A. [eiser] heeft schadevergoeding gevorderd naar aanleiding van een ongeval dat hij op 28 februari 1997 heeft gehad. Bij eerdere vonnissen is vastgesteld dat [eiser] als gevolg van dit ongeval klachten heeft die hem belemmeren in zijn werk als kok. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen deskundigen benoemd om de schade te beoordelen, waaronder mevrouw J.E.W.M. de Bonth, die heeft gerapporteerd over het verlies aan verdienvermogen en de kosten van huishoudelijke hulp. De deskundige concludeerde dat [eiser] niet meer als kok kan re-integreren en dat hij in de toekomst mogelijk een ander soort werk kan vervullen, maar dat hij daarvoor moet investeren in scholing.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser] zonder ongeval een leer-werktraject zou hebben gevolgd en dat hij een functie als zelfstandig werkend kok zou hebben kunnen vinden. De rechtbank oordeelt dat er een verlies aan verdienvermogen is, maar dat [eiser] ook zelf stappen had moeten ondernemen om zijn situatie te verbeteren. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiser] voor een deel toegewezen, waaronder immateriële schade en kosten voor rechtsbijstand, maar heeft ook een aantal vorderingen afgewezen, zoals de kosten voor huishoudelijke hulp, omdat [eiser] nog bij zijn moeder woont en zij deze taken op zich neemt.

De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling en heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de inschakeling van een actuaris voor de berekening van het verlies aan verdienvermogen en pensioenschade. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken op 24 september 2008.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 50536/ 05-610
Vonnis van 24 september 2008
in de zaak van
[eiser]
wonende te Hollandscheveld,
eiser,
advocaat: mr. C.J. IJdema,
tegen
de onderlinge waarborgmaatschappij U.A.
Onderlinge Waarborgmaatschappij OVZ Verzekeringen U.A.
gevestigd te Goes,
gedaagde,
advocaat: mr. J.P. Quist.
1. De verdere procedure
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis d.d. 17 januari 2007
- het rapport van de deskundige mevrouw J.E.W.M. de Bonth d.d. 7 december 2007
- de conclusie na deskundigenbericht van de zijde van [eiser]
- de antwoordconclusie na deskundigenbericht van de zijde van OVZ.
2. De beoordeling
2.1. Bij vonnis van 27 september 2006 heeft de rechtbank overwogen dat bij de beoordeling van de diverse vorderingen van [eiser] er van wordt uitgegaan dat [eiser] ten gevolge van het ongeval, dat hij op 28 februari 1997 heeft gehad, de door dr. Van Mourik vastgestelde klachten heeft en zal houden en dat die klachten zijn te beschouwen als ongevalgevolg.
2.2. Bij vonnis van 17 januari 2007 heeft de rechtbank mevrouw J.E.W.M. de Bonth benoemd tot deskundige met de opdracht om – op basis van door de rechtbank vastgestelde uitgangspunten – onderzoek te verrichten en een overzicht te geven van de ter zake van verlies aan verdienvermogen en kosten huishoudelijke hulp door [eiser] geleden schade. De deskundige heeft de door de rechtbank gestelde vragen als volgt beantwoord:
- De kans dat [eiser] zonder ongeval zijn opleiding in de horeca met goed gevolg had voortgezet is groot. Dit zou hebben ingehouden dat hij vanaf het schooljaar 1997-1998 de Beroepsbegeleide Leerweg (BBL)-koksopleiding zou hebben gevolgd, waarbij hij 20 tot 32 uur betaald werkzaam zou zijn geweest als leerling-kok, gedurende 2 jaar om vervolgens door te gaan naar niveau 3 voor ongeveer 3 jaar.
- Aannemelijk is dat [eiser] vanaf medio 2002 werk zou hebben gezocht en gevonden als kok, vallend in functiegroep V van de cao Horeca. Gezien de krapte van de markt is de kans groot dat hem een hogere beloning zou zijn toegekend, zijnde het loon behorend bij functiegroep VI. Het loon zou dan variëren tussen € 1.626,-- en € 2.196,-- bruto per maand. Er bestaat een groot aantal vacatures op het gebied van zelfstandig kok.
- Een functie als kok, in welke vorm dan ook, is niet (meer) passend voor [eiser]. Indien hij een andere functie zou moeten vervullen, is het aanbod minder en [eiser] dient daarvoor te investeren in de vorm van in- of externe opleiding. Voor deze functies geldt een gemiddeld loon van € 1.448,70 bruto per maand.
- Op basis van het door dr. Derks opgestelde belastbaarheidpatroon en de door de deskundige verkregen informatie is [eiser] in 2 à 3 jaar tijd in staat om full time te kunnen functioneren tegen een loonwaarde op minimaal het wettelijk minimumloonniveau. Het wettelijk minimumloon ligt op € 1.317,-- bruto per maand.
- Voor de dagelijkse zaken in het huishouden zoals de zorg voor voeding en huisgenoten bestaat geen beperking. Deze zijn wel aanwezig bij stofzuigen, bedden verschonen, ramen wassen en dergelijke werkzaamheden. Deze werkzaamheden kunnen in porties uitgevoerd worden, verdeeld over de hele week. Voor onderhoud aan woning en tuin (zelfredzaamheid) is het aannemelijk dat [eiser] beperkingen ondervindt. Op dit moment is de behoefte aan huishoudelijke hulp echter nihil omdat de moeder van [eiser] alle taken uitvoert. Het zelfstandig gaan wonen van [eiser] zal dit niet anders maken.
- Opgemerkt wordt dat uit de presentatie van [eiser] blijkt dat er geen wens of motivatie is om zijn huidige situatie aan te passen of te veranderen. De wijze waarop hij zich uit over zijn mogelijkheden doet voorkomen dat hij slecht in staat zou zijn zich nog verder te scholen of bekwamen of zijn huidige werkzaamheden uit te breiden. Hij heeft echter geen cognitieve beperkingen. Gelet op de leeftijd van [eiser] acht de deskundige de investering in een goed traject van arbeidspsychologisch onderzoek/beroepskeuzeonderzoek, coaching op het gebied van persoonlijke presentatie en motivatie, training c.q. scholing, mogelijk een werkervaringperiode en vervolgens arbeidsbemiddeling wenselijk en zij acht de kans op succes daarbij aanwezig.
2.3. [eiser] stelt zich op het standpunt dat uit het rapport blijkt dat er primair van moet worden uitgegaan dat hij – zonder ongeval – als chef-kok aan de slag zou zijn gegaan, subsidiair dat hij als zelfstandig werkend kok zou hebben gewerkt. De deskundige heeft geconcludeerd dat hij niet meer als kok kan re-integreren, zodat bekeken moet worden voor welke functie hij wel in aanmerking komt. [eiser] werpt in dat kader als bezwaar tegen het rapport van de deskundige op dat de deskundige er ten onrechte vanuit gaat dat er geen sprake is van cognitieve beperkingen. Met verwijzing naar het rapport van dr. Van Zomeren van 7 december 1999, waarin het tegendeel staat vermeld, stelt [eiser] zich op het standpunt dat aanvullend onderzoek door een neuroloog aangewezen is. Dit is immers van belang om vast te stellen of omscholing tot de mogelijkheden behoort. Ter zake de schade die samenhangt met het verlies aan verdienvermogen stelt [eiser] dat uitgegaan dient te worden van een salaris van € 2.196,-per maand, zodat (gelet op zijn huidige inkomen) er een schade bestaat van € 747,-- netto per maand. De daadwerkelijke schade zal nader bepaald moeten worden, waarbij eveneens rekening gehouden dient te worden met pensioenschade. De huishoudelijke kosten stelt [eiser] nog op € 1.976,-- per jaar. Hij kan zich niet vinden in de conclusie van de deskundige. Het over kleine porties verdelen van huishoudelijk werk is praktisch niet uitvoerbaar. Bovendien, zo stelt [eiser], is een bedrag van € 40,-- week niet buitensporig, gelet op zijn fysieke gesteldheid.
2.4. OVZ voert als bezwaar tegen het rapport van de deskundige aan dat de door haar ingeschakelde Derks ten onrechte bij de opstelling van zijn belastbaarheidprofiel een aantal niet ongevalgerelateerde klachten heeft meegenomen. Maar ook als uitgegaan wordt van dit belastbaarheidprofiel, is [eiser] in staat om full time te werken. Ook zonder ongeval moet ervan uit gegaan worden dat hij werkzaam zou zijn geweest bij zijn ouders en niet als zelfstandig werkend kok, laat staan als chef-kok. Dat hij nu minder dan minimumloon verdient, is niet reëel. Er is geen schade in het kader van verlies aan verdienvermogen. Ook ter zake de huishoudelijke kosten stelt OVZ dat er geen schade is, nu de moeder van [eiser] deze taken op zich neemt en geen concreet beeld is wanneer [eiser] zelfstandig zou gaan wonen. Ditzelfde geldt voor het verlies van zelfredzaamheid. Dit is immers eveneens afhankelijk van de vraag of [eiser] zelfstandig gaat wonen.
Verlies aan verdienvermogen
2.5. De bezwaren die geuit zijn door [eiser] en OVZ tegen het rapport van de deskundige zijn thans niet anders gemotiveerd dan zij tegenover de deskundige hebben gedaan. De rechtbank is van oordeel dat de deskundige in het rapport deze bezwaren helder en voldoende gemotiveerd heeft weerlegd. Bovendien volgt uit de stukken dat [eiser] in de tussenliggende periode wel 5 van de 6 certificaten heeft behaald voor zijn middenstandsdiploma en zijn rijbewijs C heeft behaald. De rechtbank sluit zich bij de weerlegging van de deskundige aan en maakt de conclusies van de deskundige op de hier genoemde punten tot de hare. Dat leidt ertoe dat het verzoek van [eiser] een nader neurologisch onderzoek te (laten) uitvoeren niet gehonoreerd zal worden. De rechtbank gaat ervan uit dat er geen cognitieve beperkingen zijn. Het leidt er ook toe dat uitgegaan zal worden van het belastbaarheidprofiel zoals in het rapport is opgenomen.
2.6. De rechtbank oordeelt dat uit het rapport volgt dat [eiser], zonder ongeval, vanaf augustus 1997 tot medio 2002 een leer-werktraject zou hebben gevolgd. Tijdens de opleiding zou hij al werkzaam zijn geweest voor minimaal 20 uur en maximaal 32 uur per week, daar hij nog één dag per week naar school zou moeten gaan. Hij zou daarmee een loon van € 7,66 bruto per uur hebben verworven. OVZ heeft weliswaar betwist dat [eiser] als kok aan de slag zou gaan, maar zij heeft niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist dat hij de opleiding in ieder geval zou afmaken. De rechtbank neemt deze conclusie van de deskundige over en maakt deze tot de hare. Dat leidt ertoe dat [eiser] in ieder geval een verlies aan verdienvermogen heeft gedurende de jaren 1997 – medio 2002. De rechtbank gaat voor de berekening van het verlies aan verdienvermogen uit van een gemiddeld aantal uren van 26 per week à € 7,66 bruto per uur.
2.7. Voor de periode vanaf medio (juli) 2002 overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op de rapportage is het zeer aannemelijk dat [eiser] een functie als zelfstandig werkend kok zou hebben gevonden. De functie van chef-kok is naar alle waarschijnlijkheid te hoog gegrepen voor [eiser]. Hoewel de kans dat [eiser] bij zijn ouders werkzaam zou zijn geweest aanwezig is, acht de rechtbank de kans groter dat hij een zelfstandig dienstverband zou zijn aangegaan. Uit het rapport komt duidelijk naar voren dat [eiser] een “horecaman” is. Ter zake het salaris dat [eiser] zou hebben genoten, zal aansluiting gezocht worden bij de door de deskundige gestelde krapte op de arbeidsmarkt. De rechtbank gaat dan ook uit van een salaris van € 2.196,-- bruto per maand bij een volledig dienstverband per juli 2002. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] een parttime dienstverband zou hebben genoten.
2.8. Daartegenover staat dat uit het rapport kan worden geconcludeerd dat [eiser] in staat moest worden geacht om na zijn ongeval zijn restcapaciteit te benutten. Het had op zijn weg gelegen om de nodige stappen te nemen en de mogelijkheid aan te grijpen zich te laten (om)scholen, zodat hij weer inzetbaar was op de arbeidsmarkt. Uit het rapport blijkt immers dat [eiser] na het ongeluk is geadviseerd om naar het Drente-college te gaan om ervaring op te doen. [eiser] heeft daar geen gehoor aan gegeven. Daarbij komt dat de deskundige heeft geconstateerd dat uit de presentatie van [eiser] blijkt dat er geen wens of motivatie is om zijn huidige situatie aan te passen of te veranderen. De wijze waarop hij zich uit over zijn mogelijkheden doet voorkomen dat hij slecht in staat zou zijn zich nog verder te scholen of bekwamen of zijn huidige werkzaamheden uit te breiden. De rechtbank zal de door de deskundige genoemde termijn van 2 à 3 jaar om weer toe te treden tot de arbeidsmarkt niet overnemen. De rechtbank zal dan ook als uitgangspunt nemen dat [eiser] op dit moment al volledig kan deelnemen aan het arbeidsproces. Met een door hem te vervullen functie zal hij, gelet op het rapport van de deskundige, een salaris kunnen verwerven dat zich bevindt tussen € 1.317,-- en € 1.448,70 bruto per maand, derhalve gemiddeld € 1.383,-- bruto per maand bij een volledige baan. Het verlies aan verdienvermogen kan dan ook worden vastgesteld op een bedrag van € 2.196,-- bruto per maand (het salaris dat [eiser] zou hebben ontvangen zonder ongeval) vanaf juli 2002 tot heden, en op € 2.196,-- -/- € 1.383,-- bruto per maand vanaf heden. Daarbij dient rekening gehouden te worden met het feit dat [eiser] in de tussenliggende periode een Wajong-uitkering heeft genoten, alsmede inkomsten uit arbeid heeft genoten terzake zijn werkzaamheden in het bedrijf van zijn ouders.
2.4. Uitgaande van deze gegevens dient het verlies aan verdienvermogen te worden berekend door een actuaris. Daarbij dient eveneens rekening gehouden te worden met het pensioenschade van [eiser]. De rechtbank stelt voor om het Nederlands Rekencentrum Letselschade te ‘s-Gravenhage voor deze berekening in te schakelen. Partijen zullen in de gelegenheid gesteld worden aan te geven of zij zich hiermee kunnen verenigen. Zo niet, dan wordt partijen verzocht, voor zover mogelijk in onderling overleg, een andere deskundige (actuaris) voor te leggen. De behandeling van de zaak zal om deze reden worden aangehouden.
Huishoudelijke kosten en verlies zelfredzaamheid
2.5. De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige terzake de huishoudelijke kosten over en maakt deze tot de hare. Dat betekent dat [eiser] vanaf het moment van het ongeluk tot op heden in ieder geval geen schade heeft geleden in de zin van huishoudelijke kosten. Immers, vaststaat dat de moeder van [eiser] de huishoudelijke taken op zich neemt, dat [eiser] tijdens het ongeluk tot op heden nog thuis woont en dat hij derhalve geen kosten heeft moeten maken. Ook voor de toekomst staat niet vast dat [eiser] zelfstandig gaat wonen, in ieder geval niet in die mate van zekerheid dat daar nu op geanticipeerd kan worden. Daar komt bij dat het uit rapport blijkt dat [eiser] in staat moet worden geacht de huishoudelijke taken uit te voeren. De wat zwaardere taken kunnen verdeeld worden over een langere periode. Dit deel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
2.6. Hetgeen is overwogen omtrent de huishoudelijke kosten geldt in diezelfde mate voor de kosten van zelfredzaamheid. Nog daargelaten dat [eiser] volgens de deskundige in staat moet worden geacht de taken zelf uit te voeren, dan nog heeft hij hier tot op heden geen schade van ondervonden nu hij thuiswonend is. Omdat onvoldoende concreet is of en zo ja wanneer [eiser] zelfstandig zou gaan wonen, is ook voor de toekomst geen bedrag vast te stellen. Dit deel van de vordering wordt dan ook eveneens afgewezen.
Overige vorderingen
2.7. In het tussenvonnis van 27 september 2006 zijn de volgende vorderingen reeds toegewezen:
- immateriële schade € 5.000,--
- belasting- en pensioenschade zal nader berekend moeten worden
- ziekenhuisverblijf, reiskosten, telefoon- en portokosten € 1.178,11
- verzorgingskosten ouders € 635,04
- kosten melken geiten € 737,10
- kosten rechtsbijstand € 16.404,85
- belastinggarantie zal afgegeven moeten worden
- wajonggarantie zal afgegeven moeten worden
- betaalde voorschotten zal rekening mee gehouden worden
De rest van de vorderingen is afgewezen.
2.8. Van de gevorderde wettelijke rente stelt de rechtbank vast dat deze eerst kan ingaan wanneer de vordering opeisbaar is. Nu het gaat om een vordering op grond van onrechtmatige daad zal vanaf dat moment ook sprake zijn geweest van verzuim aan de kant van OVZ. De vordering ter zake van het smartengeld is opeisbaar vanaf het moment van intreden van de schade, derhalve het ongeval (op 28 februari 1997), de post verlies aan verdienvermogen is voor zover die schade feitelijk is ingetreden vòòr het moment van de ten behoeve van de vordering gemaakte kapitalisatie, opeisbaar vanaf het moment dat die schade feitelijk was geleden, terwijl zij voor zover zij betrekking heeft op de toekomstige schade, dat wil zeggen te lijden na genoemde kapitalisatiedatum, opeisbaar zijn vanaf het moment dat de berekening heeft plaatsgevonden. Bij de berekening van de te lijden schade zal hiermee rekening gehouden moeten worden, als ook met de reeds betaalde voorschotten.
2.9. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
3. De beslissing
De rechtbank:
- verwijst de zaak naar de rol van woensdag 22 oktober 2008 voor uitlating partijen,
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kuypers en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2008.?