RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht,
enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 08/48
Uitspraakdatum: 18 november 2008
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
(naam), wonende te (woonplaats), eiser,
de heffingsambtenaar van de gemeente Sluis, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser een aanslag forensenbelasting voor het belastingjaar 2006 opgelegd. De aanslag heeft nummer (nummer) en dagtekening (datum) (hierna: de aanslag).
Verweerder heeft de aanslag bij uitspraak op bezwaar van 19 december 2007 gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 9 januari 2008 beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 april 2008 te Middelburg. Eiser is daar verschenen. Namens verweerder zijn verschenen E. de Cocq en J.A. van den Broeke. Na schorsing van het onderzoek op 29 april 2008 is het onderzoek voortgezet ter zitting van 30 september 2008. Eiser is verschenen en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door E. de Cocq. Ter zitting van 30 september 2008 is het onderzoek gesloten. De termijn voor het doen van uitspraak is eenmaal verlengd.
Eiser is eigenaar van een perceel grond met opstallen, gelegen aan (adres). De opstallen bestaan uit een vrijstaande woning en een berging/schuur. Gedurende het jaar 2006 had hij zijn hoofdverblijf niet in de gemeente Sluis.
In geschil is of de aanslag terecht is opgelegd.
Eiser heeft aangevoerd dat hij in 2006 niet gedurende meer dan 90 dagen een gemeubileerde woning voor zichzelf beschikbaar heeft gehouden. Verweerder is er niet in geslaagd bewijs te leveren dat (adres) (hierna: de woning) in het jaar 2006 gedurende negentig dagen als gemeubileerde woning was ingericht. Eiser is makelaar en hij gebruikt de woning als dependance van zijn makelaarskantoor. Hij heeft zaken onderhanden in Zeeuws-Vlaanderen met veel avondwerk. Als hij in Sluis is, verblijft hij in een camper naast de woning. De camper wordt vanuit de woning van energie voorzien. Eiser gebruikt de camper ook als vervoermiddel.
Verweerder concludeert tot ongegrond verklaring van het beroep. De woning was in 2006 gemeubileerd en heeft in het jaar 2006 meer dan negentig dagen ter beschikking van eiser gestaan. Er geldt een woonbestemming. In de woning is voldoende meubilair aanwezig om de woonfunctie gestalte te geven.
4. Beoordeling van het geschil
Ingevolge artikel 223, eerste lid, van de Gemeentewet, kan een forensenbelasting worden geheven.
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Verordening forensenbelasting 2006 van de gemeente Sluis (hierna: de verordening) wordt onder de naam forensenbelasting een directe belasting geheven van de natuurlijke personen die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan negentig dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.
Volgens vaste rechtspraak (onder andere Hoge Raad, 2 maart 1994, www.rechtspraak.nl onder kenmerk LJN: ZC5609) is van een gemeubileerde woning in genoemde zin sprake indien de woning op zichzelf beschouwd zowel bestemd als geschikt was om enigszins duurzaam - zij het niet bepaaldelijk in alle jaargetijden - voor menselijke bewoning te dienen, zonder dat acht wordt geslagen op de mate waarin daarvan daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt.
Tegen de aanslag forensenbelasting 2004 heeft eiser destijds een rechtsmiddel aangewend. Dit heeft geleid tot een uitspraak van deze rechtbank (kenmerk/nummer) waarbij het beroep over die aanslag ongegrond is verklaard. In die uitspraak is de rechtbank uitgegaan van het feit dat eiser in 2004 en 2005 gedurende twee tot drie dagen per week, ook ’s nachts, in de woning verbleef. In genoemde jaren deed de woning dienst als dependance van het makelaarskantoor en was de woning minimaal gemeubileerd. Bij uitspraak van 29 april 2008 (kenmerk BK-06/00300) heeft het Gerechtshof ’s Gravenhage geoordeeld dat het bezwaar van eiser tegen de aanslag door verweerder terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
Op grond van de stukken en de ter zitting afgelegde verklaringen gaat de rechtbank van het volgende uit. Gelet op de wijze waarop eiser in de jaren 2004 en 2005, toen de woning als dependance van het makelaarskantoor fungeerde, van de woning gebruik heeft gemaakt, is aannemelijk dat de woning in het jaar 2006 was voorzien van een aantal voorzieningen, zoals toilet, was- en kookgelegenheid. Voorts is aannemelijk dat er een aansluiting was op het water-, gas- en electriciteitsnet. Hoewel eiser daar verschillende verklaringen over heeft afgelegd, is aannemelijk dat eiser de woning in het jaar 2006 als dependance dan wel ontvangstruimte van zijn makelaarskantoor heeft gebruikt. Over het meubilair is ter zitting door eiser verklaard dat de woning in 2006 niet meer gemeubileerd was. De rechtbank kan eiser in deze laatste stelling niet volgen aangezien er bij een functie van de woning als dependance of ontvangstruimte van een makelaarskantoor van mag worden uitgegaan dat in ieder geval sprake zal zijn van enig kantoormeubilair. De rechtbank hecht wel geloof aan de verklaring van eiser dat hij in het betreffende jaar de nachten niet meer in de woning heeft doorgebracht. Hiertoe diende naast de woning staande camper, waarmee eiser van zijn woonplaats naar (de woning) reisde.
Gelet op het voorgaande is ter beoordeling of de woning in 2006 de mogelijkheid bood daarin te overnachten. Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden. Eiser heeft de aanwezigheid van een slaapvoorziening ontkend en verweerder heeft daarnaar geen onderzoek gedaan. Ter zitting zijn door verweerder weliswaar onderzoeksbevindingen getoond in de vorm van foto’s van de woning (volledig ingericht en gemeubileerd) die in augustus 2008 op internet te koop is aangeboden maar die foto’s hebben geen betrekking op het jaar 2006. Eiser heeft naar aanleiding van de foto’s verklaard dat hij de woning met het oog op de voorgenomen verkoop in 2008 weer van meubilair heeft voorzien.
Nu niet aannemelijk is geworden dat de woning in het jaar 2006 de mogelijkheid bood om daar te overnachten, kan de rechtbank niet tot het oordeel komen dat in 2006 sprake was van een gemeubileerde woning in de zin van de verordening. Er is aldus geen grondslag voor de aanslag. Deze is ten onrechte opgelegd.
De conclusie is dat de uitspraak op bezwaar in rechte geen stand houdt. Het beroep is gegrond.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiser heeft geen opgave van kosten gedaan en de rechtbank heeft dan ook niet kunnen vaststellen dat eiser kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de uitspraak op bezwaar van 19 december 2007;
herroept de aanslag forensenbelasting 2006 met nummer (nummer) en dagtekening (datum) en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
gelast dat de gemeente Sluis het betaalde griffierecht van € 39,-- (negenendertig euro) aan eiser vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 18 november 2008
en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van F.L. Blok, griffier.
Afschrift aangetekend
verzonden aan partijen op: 18 november 2008
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.