ECLI:NL:RBMID:2008:BG4652

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
6 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
64597/KG ZA 08/180
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige vrijheidsberoving en schadevergoeding in kort geding tegen instelling voor verstandelijk gehandicapten

In deze zaak vordert eiser, die sinds april 2006 verblijft in een instelling voor verstandelijk gehandicapten, onmiddellijke invrijheidstelling en het beheer over zijn bankrekening. Eiser stelt dat hij onrechtmatig van zijn vrijheid is beroofd door de gedaagde, Stichting Arduin, die op 11 september 2008 een maatregel van separatie heeft toegepast zonder wettelijke basis. De rechtbank heeft eerder een voorlopige machtiging verleend die op 12 september 2008 afliep, waarna eiser op vrijwillige basis verbleef. Gedaagde heeft erkend dat er van 13 tot 17 september 2008 geen wettelijke basis was voor de maatregel van separatie.

De voorzieningenrechter overweegt dat de vordering tot onmiddellijke invrijheidstelling wordt afgewezen, omdat eiser tijdens de mondelinge behandeling heeft ingestemd met verblijf in de ‘veilige kamer’ tot de uitspraak op het verzoek om een nieuwe voorlopige machtiging. De vordering tot beheer over de bankrekening wordt eveneens afgewezen, omdat deze niet is onderbouwd. De vordering tot voorlopige schadevergoeding wordt afgewezen wegens gebrek aan spoedeisendheid en de onwaarschijnlijkheid van toekenning in een bodemprocedure.

Echter, de voorzieningenrechter oordeelt dat gedaagde vanaf 13 september 2008 zonder wettelijke basis de maatregel van separatie heeft toegepast. Eiser had geen andere mogelijkheid om zijn rechten te waarborgen dan het aanspannen van deze procedure. Daarom wordt gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 254,00 voor griffierecht, € 1.054,-- voor salaris advocaat en € 85,44 voor dagvaardingskosten. Het vonnis is uitgesproken op 6 oktober 2008.

Uitspraak

Uitspraak
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
64085 / KG ZA 08-156
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 64597 / KG ZA 08/180
Vonnis van 6 oktober 2008
in de zaak van
[eiser],
verblijvende te Yerseke,
eiser,
advocaat: mr. E.H.M. Graafmans te Middelburg,
tegen
de stichting
Stichting Arduin,
gevestigd te Middelburg,
gedaagde,
in persoon.
De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding met producties;
de mondelinge behandeling op 25 september 2008 ter gelegenheid waarvan is verschenen eiser, bijgestaan door zijn advocaat. Gedaagde is verschenen en vertegenwoordigd door de heer [PM] (bestuurder). Namens gedaagde zijn tevens mevrouw [M] (manager) en de heer [P.F.] (geneesheer-directeur) verschenen;
de ter gelegenheid van de mondelinge behandeling aan de zijde van eiser overgelegde productie.
De feiten
2.1 Eiser verblijft sedert april 2006 op een van de locaties die gedaagde als instelling voor verstandelijk gehandicapten exploiteert.
2.2 Voor de periode 13 maart 2008 tot en met 12 september 2008 heeft deze rechtbank een voorlopige machtiging verleend om eiser in een psychiatrisch ziekenhuis te doen opnemen en te doen verblijven (hierna: voorlopige machtiging).
2.3 Op 11 september 2008 heeft een conflict plaatsgevonden tussen eiser en een andere bewoner van het huis in Yerseke waar gedaagde jongeren huisvest die met 24-uursbegeleiding min of meer zelfstandig wonen. Naar aanleiding van dit conflict heeft gedaagde één van de maatregelen als bedoeld in artikel 39 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (hierna: Wet Bopz) juncto artikel 2 van het Besluit middelen en maatregelen Bopz toegepast. Eiser is op 11 september 2008, met tussenkomst van de politie, in een separeerruimte (de zogenaamde ‘veilige kamer’) ingesloten.
2.5 Op 17 september 2008 heeft gedaagde een (nieuw) verzoek ingediend tot het verstrekken van een voorlopige machtiging. Dit verzoek is behandeld ter terechtzitting van 29 september 2008. Het is de voorzieningenrechter ambtshalve bekend dat het verzoek is toegewezen.
2.6 Ook heeft gedaagde op 17 september 2008 op grond van artikel 39 lid 3 Wet Bopz aan de Inspecteur gezondheidszorg melding gedaan van de toepassing van de maatregel van separatie op eiser.
2.7 Gedaagde heeft de burgemeester op 22 september 2008 verzocht een last tot inbewaringstelling voor eiser af te geven. Dit verzoek is afgewezen.
2.8 Op 24 september 2008 heeft gedaagde de door haar op eiser toegepaste maatregel afgemeld bij de Inspecteur gezondheidszorg en heeft zij de deur van de ‘veilige kamer’ opengezet. Eiser mag de ‘veilige kamer’ niet verlaten en is het verboden, buitenom het contact met zijn verzorgenden/begeleiders, sociale contacten te hebben.
3. Het geschil
3.1 Eiser vordert, uitvoerbaar bij voorraad, dat hij met onmiddellijke ingang in vrijheid wordt gesteld en het beheer over zijn eigen bankrekening krijgt middels afgifte van zijn bankpas, pincode en bankafschriften. Daarnaast vordert hij een voorlopige schadevergoeding over de periode 13 september 2008 tot en met 24 september 2008 van
€ 1.080,--, vermeerderd met € 90,-- per dag dat hij nadien nog gedwongen opgenomen wordt gehouden zonder dat daarvoor een wettelijke basis aanwezig is. Voor het geval gedaagde geen gehoor geeft aan de veroordelingen in onderhavig vonnis vordert eiser gedaagde een dwangsom op te leggen van € 500,00 per dag. Tenslotte vordert hij gedaagde te veroordelen in de proceskosten.
Eiser stelt dat gedaagde hem vanaf 13 september 2008 onrechtmatig van zijn vrijheid heeft beroofd door op hem de maatregel van separatie als bedoeld in artikel 39 Bopz juncto artikel 2 van het Besluit middelen en maatregelen Bopz toe te passen, aangezien er vanaf deze datum geen voorlopige machtiging meer van kracht is. Eiser verblijft vanaf 13 september 2008 op vrijwillige basis op een van de locaties van gedaagde, zodat gedaagde de maatregel niet had mogen toepassen. Aangezien hij onrechtmatig van zijn vrijheid is beroofd, wenst eiser een voorlopige schadevergoeding.
3.2 Gedaagde voert, zakelijk weergegeven, het navolgende verweer. Er is geen verlenging van de eerder verstrekte voorlopige machtiging verzocht aangezien daartoe op dat moment geen aanleiding bestond. Erkend wordt dat er gedurende de periode 13 september tot 17 september 2008 geen wettelijke basis was voor het toepassen van de maatregel van separatie. Toepassing van de maatregel op 11 en 12 september 2008 en vanaf 17 september 2008 berust op een wettelijke basis aangezien er op 11 en 12 september 2008 een voorlopige machtiging van kracht was en gedaagde op 17 september 2008 een nieuw verzoek tot het verstrekken van een voorlopige machtiging heeft ingediend. Vanaf indiening van een verzoek tot verkrijging van een voorlopige machtiging is artikel 39 Wet Bopz van toepassing. Gedaagde verzet zich tegen een mogelijke proceskostenveroordeling omdat zij van mening is dat de advocaat van eiser zich in dit geval beter tot het bestuur van gedaagde had kunnen wenden in plaats van te kiezen voor een kort geding procedure.
4. De beoordeling
4.1 De voorzieningenrechter overweegt het volgende. De vraag is of er een wettelijke basis was voor de door gedaagde op eiser toegepaste maatregel van separatie.
Vast is komen te staan dat de voorlopige machtiging op 12 september 2008 afliep, hetgeen betekent dat eiser vanaf 13 september 2008 op vrijwillige basis op een locatie van gedaagde verblijft. Partijen zijn het erover eens dat op 11 en 12 september 2008 een wettelijke basis bestond voor de door gedaagde op eiser toegepaste maatregel omdat de voorlopige machtiging van kracht was.
Over de periode van 13 tot 17 september 2008 bestaat evenmin onduidelijkheid. Gedaagde heeft ter terechtzitting erkend dat zij gedurende deze periode de maatregel van separatie op eiser heeft toegepast zonder dat daarvoor enige wettelijke basis was.
Tussen partijen staat de periode vanaf 17 september 2008 ter discussie. De voorzieningen-rechter is voorshands van oordeel dat het enkele feit dat gedaagde op 17 september 2008 een nieuw verzoek heeft ingediend tot verkrijging van een voorlopige machtiging niet met zich meebrengt dat artikel 39 Wet Bopz toepassing vindt. Artikel 39 is opgenomen in hoofdstuk III van de Wet Bopz. Dit hoofdstuk heeft betrekking op de rechten van patiënten die met een rechterlijke machtiging zijn opgenomen. Het artikel bepaalt dat een dwangmaatregel kan worden toegepast op een patiënt op wie hoofdstuk II van de Wet Bopz toepassing heeft gevonden. Dit hoofdstuk ziet op opneming met een rechterlijke machtiging. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan zulks niet anders worden uitgelegd dan dat er op het moment van toepassing van de dwangmiddelen/-maatregelen als bedoeld in artikel 39 sprake moet zijn van een patiënt ten aanzien van wie een rechterlijke machtiging van kracht is. Voor de situatie dat geen rechterlijke machtiging van kracht is en waarin een dwangmiddel als separatie noodzakelijk is, biedt de Wet Bopz de mogelijkheid tot inbewaringstelling en de daarmee samenhangende waarborgen.
Op grond van het hiervoor overwogene komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat er vanaf 17 september 2008 evenmin een wettelijke basis was voor toepassing van de maatregel van separatie op eiser.
4.2 De vordering van eiser tot onmiddellijke invrijheidstelling zal desalniettemin worden afgewezen aangezien eiser tijdens de mondelinge behandeling er onder voorwaarden mee heeft ingestemd in de ‘veilige kamer’ te verblijven voor de periode tot aan de uitspraak op het verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging, en de gevraagde rechterlijke machtiging inmiddels ook is verleend. Daardoor is vanaf het moment van de mondelinge behandeling geen sprake meer van onvrijwillig verblijf in de ‘veilige kamer’ zonder daaraan ten grondslag liggende rechterlijke machtiging.
4.3 De vordering van eiser tot het verkrijgen van het beheer over zijn bankrekening zal worden afgewezen aangezien die op geen enkele wijze is onderbouwd.
4.4 Ook de vordering tot toekenning van een voorlopige schadevergoeding zal worden afgewezen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze vordering geen spoedeisend karakter heeft en het bovendien niet voorshands aannemelijk is dat deze schadevergoeding in een bodemprocedure wordt toegekend.
4.5 Nu is geoordeeld dat gedaagde vanaf 13 september 2008 zonder wettelijke basis de maatregel van separatie op eiser heeft toegepast, en eiser naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen andere wettelijke mogelijkheid openstond om zijn rechten te doen waarborgen dan het aanspannen van deze procedure, zal gedaagde in de proceskosten worden veroordeeld.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst de vorderingen van eiser af;
veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding, aan de zijde van eiser tot op heden begroot op € 254,00 wegens griffierecht, € 1.054,-- wegens salaris advocaat en € 85,44 wegens dagvaardingskosten;
bepaalt dat, nu eiser met een toevoeging procedeert, die kostenbetaling dient te geschieden door voldoening
a. aan de griffier van deze rechtbank:
- wegens het in debet gestelde deel griffierecht € 190,50;
- wegens dagvaardingskosten € 85,44;
- wegens salaris advocaat € 1.054,--;
b. aan eiser:
- het voor rekening van die partij gekomen deel van het griffierecht ad € 63,50;
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2008