ECLI:NL:RBMID:2008:BG4233

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
3 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 08/33
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de waardering van de functie medewerker informatiebalie en de ontvankelijkheid van het bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 3 november 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. J. van de Ruit, en het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 26 maart 2007, waarin haar functie als medewerker informatiebalie was ingepast in functieschaal 5. Het bezwaar werd op 28 november 2007 ongegrond verklaard, waarna eiseres beroep instelde bij de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat de bezwaartermijn op straffe van niet-ontvankelijkheid in acht moest worden genomen, maar dat eiseres op basis van een uitlating van het bestuursorgaan erop mocht vertrouwen dat zij haar bezwaarschrift nog na afloop van de termijn kon indienen. Dit leidde tot de conclusie dat verweerder eiseres terecht in haar bezwaar heeft ontvangen.

De rechtbank heeft vervolgens de waardering van de functie van medewerker informatiebalie beoordeeld. Hierbij werd gekeken naar de indeling in hoofdgroep II en de score op de secundaire factoren, waaronder de factor handelingsvrijheid. De rechtbank oordeelde dat de beoordeling van de functie door verweerder voldoende gemotiveerd was en dat de score van 2 punten voor handelingsvrijheid gerechtvaardigd was. Eiseres had niet aangetoond dat voor de functie meer kennis en ervaring vereist was dan was vastgesteld.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 644,-.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht
AWB nummer: 08/33
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
inzake
(naam),
wonende te '(woonplaats),
eiseres,
gemachtigde mr. J. van de Ruit, regiojurist bij ABVAKABO FNV te Rotterdam,
tegen
het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente(naam),
verweerder.
I. Procesverloop
Bij besluit van 26 maart 2007 heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat zij wordt ingepast in de generieke functie medewerker informatiebalie met de functieschaal 5.
Hiertegen heeft eiseres op 26 juni 2007 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 28 november 2007 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
Het beroep is op 4 september 2008 behandeld ter zitting. Eiseres is daar in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden mr. F.W.C. van Geel en C.J.M. Wolters.
II. Overwegingen
1. Zoals uit het hiervoor vermelde onder I blijkt heeft eiseres niet binnen de termijn van zes weken bezwaar gemaakt tegen het besluit van 26 maart 2007. De rechtbank dient daarom allereerst te beoordelen of verweerder het bezwaar van eiseres terecht ontvankelijk heeft geacht. De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
2. In de artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald, dat een bezwaarschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop het bestreden besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
In artikel 6:11 van de Awb is bepaald dat ten aanzien van een na de afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkheid op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
3. Verweerder heeft in verband met besluitvorming over de procedureregeling voor functiebeschrijving en – waardering in het Georganiseerd Overleg de op 27 maart 2007 aangevangen bezwaartermijn van zes weken in eerst instantie verlengd tot eind mei 2007 en in tweede instantie tot 28 juni 2008. Van deze verlengingen heeft verweerder mededeling gedaan op het Intranet van de gemeente (naam).
4. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 22 november 2000 (www.rechtspraak.nl – LJN: AA8419) stelt de rechtbank voorop dat de aard van de
bezwaartermijn, welke meebrengt dat deze op straffe van niet-ontvankelijkheid in acht behoort te worden genomen eraan in de weg staat dat het desbetreffende bestuursorgaan de duur van de termijn zou kunnen wijzigen. Zulks sluit evenwel niet uit dat zich de situatie kan voordoen dat een belanghebbende aan een uitlating van dat bestuursorgaan het vertrouwen mag ontlenen dat hij zijn bezwaarschrift nog na afloop van de wettelijke bezwaartermijn kan indienen, zodat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij in verzuim is geweest.
Daartoe is evenwel vereist dat de belanghebbende van die uitlating kennisneemt binnen de wettelijke bezwaartermijn.
5. Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de stukken en verhandelde ter zitting voldoende vast komen te staan dat eiseres binnen de bezwaartermijn kennis heeft genomen van de door verweerder op het Intranet van de gemeente (naam) geplaatste mededeling met betrekking tot de verlenging van de bezwaartermijn. Aan die mededeling mocht zij, zoals zij kennelijk heeft gedaan, het vertrouwen ontlenen dat zij tot 28 juni 2007 nog een bezwaarschrift kon indienen. Onder deze omstandigheden kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest. Gelet hierop heeft verweerder eiseres terecht in haar bezwaar ontvangen.
6. Medio 2005 is door verweerder besloten een nieuw functieboek met organiek generieke functies te ontwikkelen. Verweerder heeft eiseres in het kader van de invoering van dit functieboek en op basis van de actuele beschrijving van haar functie medewerker centrale informatiebalie de generieke functie van medewerker informatiebalie toegekend.
Met toepassing van de Regeling functiebeschrijving en –waardering gemeente (naam) (hierna: de Regeling) heeft verweerder de functie gewaardeerd met als resultaat een indeling in hoofdgroep II en een score van 11 punten in totaal voor de secundaire factoren, te weten
4 punten voor functionele vorming, 4 punten voor zelfstandigheid (2 voor handelingsvrijheid en 2 voor keuzemogelijkheden) en 3 punten voor contact, hetgeen resulteert in schaal 5.
7. Eiseres heeft aangevoerd dat zij in de functiebeschrijving de voorbereidende en uitvoerende werkzaamheden op vakspecialistisch gebied in de vorm van het beoordelen van bijvoorbeeld pasfoto’s en controleren van de aanwezigheid van documenten mist. Voorts heeft eiseres aangevoerd dat haar bezwaar zich tevens richt tegen het in de functiebeschrijving opgenomen functieniveau. Volgens eiseres is voor een goede uitoefening meer kennis en ervaring vereist. Voor wat betreft de score op het punt handelingsvrijheid is eiseres van mening dat deze drie in plaats van twee punten zou moeten bedragen. Zij verwijst daarbij naar het advies van de bezwarencommissie. Volgens eiseres doet functieschaal 6 recht aan de zwaarte van de functie. De functie vertoont volgens eiseres op geen enkele wijze overeenkomst met haar vorige functie. Haar werkzaamheden sluiten direct aan bij de baliemedewerkers die zijn ingeschaald in schaal 7, aldus eiseres. Voorts heeft eiseres aangevoerd dat uit het bestreden besluit niet blijkt dat een heroverweging heeft plaatsgevonden. De enkele overweging dat de commissie van mening is dat de generieke functie medewerker informatiebalie als zodanig juist is, kan niet als een voldoende motivering worden beschouwd, aldus eiseres.
De rechtbank overweegt als volgt.
8. Verweerder is in het bestreden besluit niet gemotiveerd ingegaan op hetgeen door eiseres met betrekking tot de volledigheid van de functiebeschrijving in bezwaar naar voren is gebracht. Het bestreden besluit kan derhalve vanwege strijd met artikel 7:12 van de Awb geen standhouden. Vanuit proceseconomische overwegingen ziet de rechtbank aanleiding om te beoordelen of met toepassing van artikel 8:72, derde lid van de Awb, de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven. In dat kader overweegt de rechtbank het volgende.
9. In het verweerschrift is verweerder ingegaan op de door eiseres gestelde onvolledige functiebeschrijving. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het verweerschrift alsnog genoegzaam gemotiveerd waarom het beoordelen van pasfoto’s en het controleren van de aanwezigheid van documenten past binnen de in de generieke functiebeschrijving medewerker informatiebalie genoemde kerntaak “verzorgt de eerste toetsing van specifieke aanvragen op volledigheid”.
10. Ten aanzien van de waardering van de functie van medewerker informatiebalie overweegt de rechtbank het volgende. Volgens vaste jurisprudentie dient de rechterlijke toetsing in een geval als het onderhavige terughoudend te zijn, in die zin dat de rechter zich naast de overigens in aanmerking komende toetsing van de bestreden waardering aan regels van geschreven en ongeschreven recht en algemene rechtsbeginselen, moet beperken tot de vraag of de in geding zijnde waardering op voldoende gronden berust.
Dit laatste betekent dat eerst tot vernietiging van de bestreden waardering kan worden overgegaan indien deze als onhoudbaar moet worden aangemerkt; daarvoor is ontoereikend de enkele omstandigheid dat een andere, hogere waardering op zichzelf verdedigbaar is.
11. Met betrekking tot de bestreden hoofdgroepindeling en de bestreden score op de secundaire factor handelingsvrijheid overweegt de rechtbank, toetsend als onder punt 10 is weergegeven, als volgt.
-Hoofdgroepindeling (werk- en denkniveau).
Verweerder is voor de waardering van de functie uitgegaan van een VMBO werk- en denkniveau aangevuld met een HAVO opleiding en specifieke ervaring voor verbreding en verdieping op het vakgebied van circa 2 jaar. Op grond hiervan en met inachtneming van de Regeling is verweerder tot de conclusie gekomen dat een indeling in Hoofdgroep II en 4 punten voor de factor functionele vorming gerechtvaardigd is. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiseres haar standpunt dat voor een goede vervulling van de functie meer kennis en ervaring nodig is, niet heeft onderbouwd. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot indeling in hoofdgroep II en toekenning van 4 punten voor de factor functionele vorming.
-De toegekende score van 2 punten op de secundaire factor handelingsvrijheid.
Uit de Regeling blijkt dat het bij de factor handelingsvrijheid gaat om de mogelijkheid die de functie biedt beslissingen naar eigen inzicht te nemen. Deze mogelijkheid wordt onder meer beperkt door toezicht, controle, toetsing, beoordeling door of namens de leiding, een en ander afhankelijk van de aard van de werkzaamheden. Deze controle/toetsing/beoordeling kan plaatsvinden door onder meer de direct leidinggevende, een hogere leidinggevende, een namens de leiding met controle/toetsing/beoordeling belaste functionaris, al dan niet in het kader van een bepaalde procedure of werkproces, een in een procedure of werkproces ingebrachte zelfcontrole of systeemcontrole. De frequentie van deze controle/toetsing/beoordeling wordt mede als maatstaf gehanteerd voor het bepalen van de score. Voor de bepaling van de score mogen uitsluitend die werkzaamheden (functiebestanddelen) in aanmerking komen, die van overwegende invloed zijn geweest voor de bepaling van het totale werk- en denkniveau (hoofdgroep en functionele vorming).
Een score van 2 punten op de factor handelingsvrijheid wordt toegekend indien gegeven de aard van de werkzaamheden mag worden verwacht dat het (werk)resultaat of de werksituatie steekproefsgewijs dan wel in grote lijnen wordt gecontroleerd/getoetst/beoordeeld.
Van een score van drie punten is sprake indien gegeven de aard van de werkzaamheden mag worden verwacht dat het werk(resultaat) of de werksituatie slechts aan een eindcontrole/-toetsing/-beoordeling kan worden onderworpen.
Verweerder heeft in afwijking van het advies van de Bezwarencommissie een score van 2 punten voor de factor handelingsvrijheid toegekend. De rechtbank stelt vast dat in het bestreden besluit is ingegaan op het advies van de Bezwarencommissie. Verweerder heeft hierbij aangegeven dat hij, in tegenstelling tot de de Bezwarencommissie, een score van 3 punten niet juist vindt. Volgens verweerder geldt voor controle niet of het in de praktijk ook plaatsvindt, maar of gezien de aard van de functie en de plaats in de organisatie, controle verwacht mag worden. Verweerder stelt zich dienaangaande op het standpunt dat toetsing mogelijk is en ook verwacht mag worden dat er een steekproefsgewijze of globale controle tijdens de uitvoering of in het eindstadium plaatsvindt. Hetgeen eiseres en haar gemachtigde in de stukken en ter zitting naar voren hebben gebracht, hebben het hiervoor weergegeven standpunt van verweerder met betrekking tot de score 2 op de factor handelingsvrijheid overeind gelaten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in redelijkheid een score 2 kunnen toekennen.
12. Voor wat betreft het beroep van eiseres op de onderlinge verhoudingen is de rechtbank met verweerder van oordeel dat de inhoud van de functie maatgevend is voor de waardering en dat uit de door verweerder overgelegde beschrijving van de functie vakspecialist E-1 blijkt dat de inhoud van deze functie niet vergelijkbaar is met de functie eiseres.
13. De conclusie van het voorgaande is dat het beroep vanwege een motiveringsgebrek in het bestreden besluit gegrond is. Het bestreden besluit wordt daarom vernietigd. Het vorenstaande leidt voorts tot de conclusie dat aanleiding bestaat om te bepalen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven.
14. In het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 644,-, uitgaande van een zaak van gemiddelde zwaarte en van twee proceshandelingen.
III. Uitspraak
De Rechtbank Middelburg
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
bepaalt dat gemeente (naam) aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van
€ 143,- (honderddrieënveertig euro) vergoedt;
veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eiseres begroot op
€ 644,- (zeshonderdvierenveertig euro), te betalen door gemeente (naam) aan eiseres.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op
door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van W.J. Steenbergen, griffier.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
Nota bene:
In deze uitspraak is het beroep (deels) gegrond verklaard en is het bestreden besluit vernietigd.
Als de rechtbank daarbij gronden van uw beroep uitdrukkelijk heeft verworpen en u wilt daarin niet berusten, moet daartegen binnen bovengenoemde termijn hoger beroep worden ingesteld.
Afschrift verzonden op: