vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
60042 / HA ZA 07-515
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 60042 / HA ZA 07-515
Vonnis van 17 september 2008
de stichting
STICHTING BELANGENBEHARTIGING REYMERSWAEL,
gevestigd te Hulst,
eiseres,
advocaat mr. A.J. Sol,
1. [V.O.F. bedrijf].,
gevestigd te Sluiskil, gemeente Terneuzen,
2. [gedaagde 1]
vennoot van gedaagde sub 1,
wonende te Sluiskil, gemeente Terneuzen,
3. [gedaagde 2],
vennoot van gedaagde sub 1,
wonende te Sluiskil, gemeente Terneuzen,
gedaagden,
advocaat mr. R.R.E. Nobus.
Partijen worden hierna SBR en [gedaagden]. genoemd.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 9 januari 2008;
het proces-verbaal van de op 18 april 2008 gehouden comparitie van partijen.
De feiten
[gedaagden]. heeft in 2004 vijf tweedehands containers (van het merk Fort) verkocht en geleverd aan SBR. De containers zijn door SBR als kantine gebruikt.
Vrijwel direct na plaatsing van de containers, was sprake van lekkage aan het dak. Die lekkage is door [gedaagden]. gerepareerd. Daarna was opnieuw sprake van lekkage aan het dak.
Op 25 mei 2006 heeft RubioTech te Hulst in opdracht van SBR een dakinspectie bij de kantine uitgevoerd. In een naar aanleiding daarvan opgemaakt rapport d.d.
22 augustus 2006 is onder meer vermeld: “(…) Er zijn meerdere lekkages geconstateerd, dit komt door de zeer slechte afwerking. (…)”
Op 14 september 2006 heeft Bouwkundig Exepertise/adviesbureau De Nooijer te Arnemuiden (hierna: De Nooijer) een bouwkundig onderzoek verricht aan de kantine. In het naar aanleiding daarvan opgemaakte rapport d.d. 26 september 2006 is onder meer vermeld: “(…) conclusie: na de inspectie ter plaatse is het duidelijk dat de dakbedekking en de randen zich los werken en in slechte staat verkeren. Ook zijn de afvoeren te hoog aangebracht. (…) Deze onvolkomenheden veroorzaken lekkageproblemen en dient men op korte termijn op te lossen. (…) Wij adviseren om de dakbedekking in zijn geheel te vervangen (…)”
In opdracht van SBR (d.d. 30 november 2006) heeft Fraanje Daktechniek te Kruiningen (hierna: Fraanje) reparatiewerkzaamheden aan het dak verricht. Fraanje Daktechniek heeft SBR daarvoor bij factuur d.d. 16 februari 2007 een bedrag van € 4.682,65 (incl. BTW) in rekening gebracht.
Het geschil
SBR vordert [gedaagden]. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 6.075,05 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2007, met veroordeling van [gedaagden]. tot betaling van de kosten van het geding (inclusief BTW).
SBR heeft aan de vordering het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagden]. is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. In afwijking van hetgeen tussen partijen is overeengekomen, bleken de geleverde containers niet wind- en waterdicht te zijn. Op diverse plaatsen was sprake van lekkage. Ondanks dat [gedaagden]. meerdere malen herstelwerkzaamheden heeft verricht, zijn de lekkageproblemen niet verholpen. Uiteindelijk heeft SBR, nadat de onder 2.3 en 2.4 vermelde rapportages zijn opgemaakt, Fraanje opdracht gegeven herstelwerkzaamheden aan het dak uit te voeren.
Op grond van voorgaande toerekenbare tekortkoming, is [gedaagden]. gehouden de dientengevolge door SBR geleden schade te vergoeden. De geleden schade bestaat uit de kosten van de door De Nooijer uitgevoerde inspectie ad € 600,- en de door Fraanje uitgevoerde reparatie ad € 4.682,65.
[gedaagden]. voert verweer. De lekkage is een gevolg van een gebrek aan onderhoud (door SBR). De constructie van de containers is - in afwijking van hetgeen de rapporten van RubioTech en De Nooijer vermelden - een goede en bij Fort containers gebruikelijke constructie. De kosten van de door Fraanje uitgevoerde reparaties en de kosten van het rapport van De Nooijer kunnen niet voor rekening van [gedaagden]. komen omdat de opdracht aan Fraanje en De Nooijer zonder medeweten van [gedaagden]. is verstrekt. Zo geoordeeld wordt dat [gedaagden]. de kosten van de door Fraanje uitgevoerde reparaties dient te voldoen, is volledige vergoeding van die kosten niet gerechtvaardigd, omdat de containers in een veel betere conditie zijn gebracht.
De beoordeling
Niet in geschil is dat sprake was van lekkage in de door [gedaagden]. geleverde containers. Ter betwisting van de stelling van SBR dat levering van wind- en waterdichte containers was overeengekomen, heeft [gedaagden]. bij conclusie van antwoord aangevoerd dat SBR oude containers kocht waarop geen enkele garantie gegeven is. SBR heeft vervolgens ter comparitie, waar namens [gedaagden]. niemand is verschenen, onweersproken gesteld dat [gedaagden]. wist van de bestemming van de containers en dat het voor zich spreekt dat de containers waterdicht moeten zijn om te kunnen dienen als kantine, kantoor- en wapenbergplaatsruimte. Voorgaand verweer van [gedaagden] wordt daarmee als onvoldoende toegelicht verworpen. Door containers te leveren waarin lekkage optrad, is [gedaagden]. haar uit de koopovereenkomst voortvloeiende verbintenis, het leveren van waterdichte containers, niet behoorlijk nagekomen.
4.2 In de hiervoor onder 2.3 en 2.4 vermelde rapportages van RubioTech en De Nooijer is vermeld dat de lekkageproblemen zijn ontstaan door een te hoog aangebrachte afvoer en een slechte afwerking. Het verweer van [gedaagden]. dat de toegepaste constructie een goede en algemeen toegepaste constructie bij Fort is, wordt eveneens als onvoldoende toegelicht gepasseerd. Dat [gedaagden]. niet ter comparitie - waar SBR heeft herhaald dat de afvoer op de container te hoog lag, hetgeen een constructiefout van [gedaagden]. was - is verschenen, ligt in haar risicosfeer. Ook het verweer van [gedaagden]. dat de lekkage te wijten is aan het feit dat SBR geen onderhoud aan de containers heeft gepleegd, faalt. Omdat de lekkage al een maand na levering van de containers ontstond, kan die lekkage niet door gebrekkig onderhoud (door SBR) zijn veroorzaakt. Daarnaast kan onderhoud lekkage als gevolg van constructiefouten niet voorkomen.
4.3 Dat, zoals hiervoor is vastgesteld, [gedaagden]. haar verbintenis niet behoorlijk is nagekomen, levert pas een tekortkoming in de zin van artikel 6:74 BW op indien [gedaagden]. in verzuim verkeert. SBR heeft ter comparitie onweersproken verklaard dat zij na oktober 2006 verschillende malen telefonisch contact heeft gehad met [gedaagden] en dat [gedaagden] haar toen heeft meegedeeld nooit een nieuw dak te zullen leggen. Als SBR door een ander een nieuw dak zou laten leggen, zou [gedaagden] er geen cent voor betalen. SBR kon uit deze mededeling afleiden dat [gedaagden] in de nakoming van diens verbintenis zou tekortschieten, zodat het verzuim op grond van artikel 6:83 sub c BW zonder ingebrekestelling intrad.
4.4 [gedaagden]. is dan ook toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de uit de koopovereenkomst voortvloeiende verbintenis en op grond daarvan verplicht de schade die SBR daardoor lijdt te vergoeden.
4.5 Op grond van artikel 6:95 BW jo 6:96 lid 2 sub b BW komen redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als vermogensschade voor vergoeding in aanmerking. Zowel het maken van de door SBR gevorderde kosten als de omvang daarvan wordt redelijk geacht. Zo heeft SBR ter comparitie onweersproken verklaard dat lekkages op allerlei plaatsen optraden, dat zij veelvuldig contact met [gedaagden]. heeft gehad en dat zij het op een gegeven moment zat was, waarna onder De Nooijer is ingeschakeld. Gesteld noch gebleken is dat de hoogte van de gevorderde kosten als exorbitant of ongebruikelijk moet worden aangemerkt. Dat [gedaagden]. geen opdracht heeft gegeven voor die werkzaamheden en daarin niet is gekend, is gelet op het voorgaande niet relevant, zodat dat verweer wordt gepasseerd. De gevorderde expertisekosten worden, nu deze overigens onbetwist zijn gebleven, toegewezen.
Kosten herstelwerkzaamheden Fraanje
4.6 Het verweer van [gedaagden]. dat zij geen opdracht heeft gegeven voor de door Fraanje uitgevoerde werkzaamheden en in de opdrachtverlening niet is gekend, is voor de beoordeling van de vraag of deze kosten als schadevergoeding toewijsbaar zijn niet van belang. Zoals hiervoor is overwogen, is [gedaagden]. gehouden de door SBR - ten gevolge van de aan [gedaagden]. toerekenbare tekortkoming - geleden schade te vergoeden. De door SBR gevorderde kosten wegens herstelwerkzaamheden van Fraanje zijn, nu gebleken is dat SBR deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en de hoogte - behoudens hetgeen hierna is vermeld - onbetwist is gebleven, toewijsbaar.
4.7 [gedaagden]. heeft voorts aangevoerd dat het niet redelijk is [gedaagden]. te veroordelen tot betaling van de volledige kosten, nu de containers in een veel betere conditie zijn gebracht dan ten tijde van de verkoop het geval was en mocht worden verwacht. Voor toepassing van de zogenaamde ‘nieuw voor oud’-aftrek is in beginsel slechts plaats indien de benadeelde zonder die aftrek in een duidelijk voordeliger positie zou komen. Aangenomen wordt dat dat het geval is als het gaat om een verbetering waarvan vaststaat dat de benadeelde deze in de toekomst toch zou hebben doorgevoerd, of om een verbetering die aantoonbare meerinkomsten voor de benadeelde oplevert. Gesteld noch gebleken is dat daar in dit geval sprake van is. De bedoelde reparatie is uitgevoerd omdat de containers niet bleken te voldoen aan hetgeen was overeengekomen. In dit geval is voor toepassing van de ‘nieuw voor oud’-aftrek dan ook geen plaats.
4.8 De vordering tot buitengerechtelijke kosten is als onweersproken toewijsbaar.
4.9 [gedaagden]. heeft nog aangevoerd dat sprake is van rechtsverwerking nu SBR haar pas in 2007 heeft gedagvaard. Ook dat verweer wordt verworpen. Artikel 6:89 BW bepaalt dat de schuldeiser bij ondeugdelijke prestatie binnen bekwame tijd dient te protesteren. SBR heeft ter comparitie onweersproken verklaard tussen het moment van levering en het moment van opmaken van het rapport door De Nooijer in september 2006 heel vaak contact met [gedaagden] te hebben gehad over de lekkages, zodat van rechtsverlies door SBR geen sprake is.
4.10 [gedaagden]. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van SBR worden begroot op € 300,- aan vastrecht,
€ 84,31 aan kosten voor het uitbrengen van de dagvaarding en € 768,- aan salaris voor de procureur.
4.11 De vordering van SBR de proceskosten te vermeerderen met de eventueel daarover verschuldigde BTW wordt afgewezen. Het procureurssalaris wordt begroot volgens het liquidatietarief. Het gaat in dit tarief niet om een met BTW belaste dienst. Over het geheven vast recht is evenmin BTW verschuldigd. In het bedrag dat wegens kosten voor het uitbrengen van de dagvaarding zal worden toegewezen, € 84,31, is de BTW - zo blijkt uit de dagvaarding - reeds inbegrepen.
De beslissing
De rechtbank
veroordeelt [gedaagden]. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan SBR te betalen een bedrag van € 6.075,05, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2007;
- veroordeelt [gedaagden]. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van SBR tot op heden begroot op € 300,- aan vastrecht, € 84,31 voor explootkosten en € 768,- aan salaris voor de procureur;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2008