RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
meervoudige kamer
Parketnummer: 12/700114-08
Datum uitspraak: 30 juli 2008
------------------------------------------------
Datum inverzekeringstelling: 18 april 2008
Datum voorlopige hechtenis: 24 april 2008
------------------------------------------------
van de rechtbank Middelburg, meervoudige kamer voor strafzaken, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1950 te [geboorteplaats],
wonende [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Zuid West – HvB Torentijd te Middelburg,
ter terechtzitting verschenen.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting verschenen mr. A.J. Sol, advocaat te Terneuzen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
17 juli 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Zondervan en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr A.J. Sol naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
De officier van justitie heeft ter zake van het beslag gevorderd dat de goederen op de beslaglijst vermeld met nummers 1, 3, 4, 5, 7, 8, 9, 10, 12-14 verbeurd zullen worden verklaard. Ten aanzien van de nummers 2 en 6 heeft de officier van justitie onttrekking aan het verkeer gevorderd. Ten aanzien van de nummers 11, 15-18 heeft de officier van justitie gevorderd dat deze goederen zullen worden teruggegeven aan verdachte.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging luidt dat:
hij op of omstreeks 17 april 2008, in de gemeente Vlissingen tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het
grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 1277 kilogram, in elk geval
een (grote) hoeveelheid van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties
zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
art 3 ahf/ond A Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 4 Opiumwet
De verdachte heeft ter zitting het verweer gevoerd dat hij niet op de hoogte was van het feit dat er zo’n 1277 kilogram in de bus zat verstopt. Verdachte heeft daartoe aangevoerd dat hij een afspraak had gemaakt met ‘de Amsterdammer’ dat hij 800 kilogram zou vervoeren naar Nederland en ging er dan ook vanuit dat er 800 kilogram hasjiesj in de bus verborgen zat.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Blijkens de stukken en het onderzoek ter terechtzitting heeft verdachte des bewust, in samenwerking met de door hem genoemde ‘Amsterdammer’, een grote hoeveelheid verdovende middelen, hasjiesj, binnen het grondgebied van Nederland gebracht. Daarvoor heeft hij een vrachtauto ter beschikking gekregen, waarmee hij het vervoer vanuit Marokko naar Nederland zou plegen en waarvan hij wist dat zich in het tussenschot een geschikte bergruimte bevond. Verdachte heeft in Marokko deze vrachtauto uit handen gegeven om de door hem te vervoeren hasjiesj in deze geheime bergruimte te laten verbergen. Weliswaar is ter terechtzitting aannemelijk geworden dat verdachte niet bij het verbergen van de hasjiesj aanwezig is geweest en dat hij geen notie heeft gehad van de hoeveelheid hasjiesj die maximaal in de genoemde bergruimte zou kunnen worden verborgen, vast staat wel dat verdachte wist dat het erom ging het transport van een grote hoeveelheid verdovende middelen naar Nederland te realiseren en dat daarbij een zeer groot financieel belang (de straatwaarde van de hasjiesj) op het spel stond. Dit blijkt ondermeer uit het feit dat verdachte, zoals hij heeft erkend, tevens voor zichzelf voor EURO 20.000 een hoeveelheid van 100 kilogram hasjiesj had gekocht en heeft vervoerd ten einde dit in Nederland door de Ámsterdammer’met winst te (doen) verkopen te verkopen en dat hij daarnaast EURO 40.000,- zou ontvangen bij het slagen van het transport. Dat een zo groot mogelijke hoeveelheid hasjiesj in de vrachtauto zou worden verborgen lag derhalve voor de hand. Verdachte heeft blijkens zijn verklaring ter terechtzitting op generlei wijze gecontroleerd of hij daadwerkelijk slechts de volgens hem afgesproken hoeveelheid van 800 kilogram aan boord had gekregen. Aldus is verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet slechts naïef geweest, zoals is bepleit, doch heeft hij op zijn minst het aanmerkelijke risico op de koop toe genomen dat een grotere hoeveelheid verdovende middelen in de vrachtauto zou worden verborgen en door hem zou worden vervoerd dan hem was meegedeeld.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte schuldig is aan het medeplegen van opzettelijk binnen het Nederlandse grondgebied brengen van ongeveer 1277 kilogram hasjiesj.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan met dien verstande dat:
hij omstreeks 17 april 2008, in de gemeente Vlissingen tezamen en in
vereniging met anderen, opzettelijk binnen het
grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 1277 kilogram,
van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties
zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II;
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier bewezen is verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden, waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Voor wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden, waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich - louter uit winstbejag - schuldig gemaakt aan het samen met anderen opzettelijk binnen het Nederlandse grondgebied brengen van een grote hoeveelheid hasjiesj.Verdachte heeft hierdoor eraan meegewerkt dat een grote partij softdrugs op de Nederlandse markt zou komen. Hierbij heeft verdachte het maatschappelijke belang van het bestrijden van de gevaren van de handel in en het gebruik van hasjiesj ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen financiële belang. Het gebruik van hasjiesj is niet alleen schadelijk voor de volksgezondheid, maar vormt ook een bedreiging voor de samenleving over het algemeen vanwege de verslaafdencriminaliteit en de daarmee gepaard gaande overlast die het met zich mee brengt.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 18 april 2008 en het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 30 juni 2008 door Reclassering Nederland, Regio Breda-Middelburg.
Blijkens bovengenoemd uittreksel is verdachte in het geheel niet eerder in aanraking geweest met politie en justitie.
Uit voornoemd reclasseringsrapport blijkt dat het recidiverisico laag wordt geschat. Verdachte is weliswaar impulsief en loopt weg voor zijn problemen maar hij beseft heel goed wat hij heeft gedaan en dat de gevolgen van het gebeuren groot zijn voor hem. Dit heeft een preventieve werking waardoor hij de volgende keer beter zal nadenken voordat hij zich inlaat met criminele activiteiten, aldus de Reclassering. Een verplicht reclasseringscontact acht de Reclassering dan ook niet geïndiceerd. Voorts wordt in het rapport vermeld dat verdachte in staat is een werkstraf uit te voeren.
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat de eis van de officier van justitie geen recht doet aan de omstandigheden van verdachte en de blanco documentatie. De raadsman van verdachte heeft zich tevens op het standpunt gesteld dat de hoeveelheid aangetroffen verdovende middelen wel degelijk mee mag wegen in de strafmaat, waardoor hier een lichtere straf opgelegd dient te worden. De raadsman heeft hierbij verwezen naar twee uitspraken van de rechtbank Amsterdam met de LJNnrs: AZ3791 en AZ3773. De raadsman heeft een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest bepleit nu dit reeds voldoende afschrikkende werking heeft gehad bij verdachte. Daarnaast heeft de raadsman een werkstraf voor de maximale duur bepleit en hij heeft daarbij verwezen naar het reclasseringsrapport.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de straftoemeting in het voordeel van de verdachte af te wijken van de strafeis van de officier van justitie welke overigens door de feiten wordt gerechtvaardigd en geheel overeenkomstig de richtlijnen is. Zij overweegt daarbij dat verdachte weliswaar van de transportgelegenheid gebruik heeft gemaakt door zelf 100 kilogram van de verborgen hasjiesj te kopen en derhalve voor zichzelf te vervoeren, maar dat neemt niet weg dat verdachte in de gehele organisatie toch in hoofdzaak als chauffeur moet worden aangemerkt. Gelet op het vorenstaande alsmede op de leeftijd van verdachte, de blanco documentatie en het voorlichtingsrapport gaat de rechtbank er vanuit dat het hier om een eenmalige actie van verdachte gaat.
Zij is van oordeel dat op grond van het bovenstaande een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur passend en geboden is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak onvoldoende tot uitdrukking zouden worden gebracht. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
De in beslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- Nr. 1. Camper/vrachtauto, Mercedes-Benz 709D, Portugees kenteken 59-86-ZF,
kleur blauw;
- Nr. 3. vier GSM’s, merk Nokia;
- Nr. 4. een hoeveelheid losse papiertjes;
- Nr. 7. een administratief bescheid;
- Nr. 8. Nederlands geld t.w.v. € 945,-;
- Nr. 9. twee adresboekjes;
- Nr. 10. diverse papieren;
- Nr. 12. een setje autosleutels;
- Nr. 14. een briefje met adressen;
zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, het bewezen verklaarde is voorbereid en/of begaan. Voor zover de camper/vrachtauto niet aan de veroordeelde zou toebehoren, is aannemelijk dat deze toebehoort aan een medepleger die bekend was met het gebruik of de bestemming in verband met het bewezen verklaarde strafbare feit.
Voornoemde voorwerpen zullen daarom verbeurd worden verklaard.
Bij de vaststelling van de bijkomende straf van verbeurdverklaring is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Het in beslaggenomen en niet teruggeven voorwerp , te weten:
- Nr. 6. een zakje pillen;
is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, aangezien dit voorwerp van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Voornoemd voorwerp zal daarom onttrokken worden aan het verkeer.
Met betrekking tot de in beslaggenomen voorwerpen, te weten:
- Nr. 2. doorschijnende zak gevuld met paddenstoelen;
- Nr. 5. weegapparatuur en plastic gripzakken
- Nr. 11. een laptop;
- Nr. 12. een setje sleutels;
- Nr. 13. een foto
- Nr. 15. twee. harddisks;
- Nr. 16. een fototoestel;
- Nr. 17. drie geheugenkaarten;
- Nr. 18. een computer
acht de rechtbank verdachte degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. De rechtbank zal de teruggave van deze voorwerpen aan genoemde verdachte gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op het artikel 24, 33, 33a, 36b, 36c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
De rechtbank beslist als volgt.
Zij verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven omschreven heeft begaan.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Zij bepaalt dat het bewezen verklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Zij verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Zij veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Zij beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Zij verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- Nr. 1. Camper/vrachtauto, Mercedes-Benz 709D, Portugees kenteken 59-86-ZF,
kleur blauw;
- Nr. 3. vier GSM’s, merk Nokia;
- Nr. 4. een hoeveelheid losse papiertjes;
- Nr. 7. een administratieve bescheid;
- Nr. 8. Nederlands geld t.w.v. € 945,-;
- Nr. 9. twee adresboekjes;
- Nr. 10. diverse papieren;
- Nr. 12. een setje autosleutels;
- Nr. 14. een briefje met adressen;
Zij verklaart onttrokken aan het verkeer het in beslag genomen voorwerp, te weten:
- Nr. 6. een zakje pillen;
Zij gelast de teruggave van de in beslag genomen voorwerpen aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, te weten:
- Nr. 2. doorschijnende zak gevuld met paddenstoelen;
- Nr. 5. weegapparatuur en plastic gripzakken
- Nr. 11. een laptop;
- Nr. 12. een setje sleutels;
- Nr. 13 een foto;
- Nr. 15. twee harddisks;
- Nr. 16. een fototoestel;
- Nr. 17. drie geheugenkaarten;
- Nr. 18. een computer
aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door: mr. A.W. Ente, voorzitter, mrs. E.F.G.M. Gelderman en M.A.V. van Aardenne, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 juli 2008.
Mrs Van Aardenne en De Jonge zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.