vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
48389 / HA ZA 05-329
Sector civiel recht
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 48389 / HA ZA 05-329 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HANDEL-EN SCHEEPVAARTMIJ MULTRASHIP BV,
gevestigd te Terneuzen,
eiseres,
procureur mr. J.C. Bode 't Hart,
advocaat mr. E.A. Bik te Rotterdam,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REDERIJ HOEK VAN HOLLAND B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
procureur mr. C.J. IJdema,
advocaat mr. J.F. van der Stelt te Rotterdam,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 50217 / HA ZA 05-573 van48389 / HA ZA 05-329 en 50217 / HA ZA 05-573
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
HANDEL- EN SCHEEPVAARTMIJ MULTRASHIP BV;
MULTRATUG B.V.;
URS NEDERLAND B.V.;
De naamloze vennootschap naar Belgisch recht
URS SALVAGE 4 MARITIME CONTRACTING N.V.,
gevestigd te Terneuzen (1 t/m/3) en Antwerpen, België (4)
eiseressen,
procureur mr. J.C. Bode 't Hart,
advocaat mr. E.A. Bik te Rotterdam,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REDERIJ HOEK VAN HOLLAND B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
procureur mr. C.J. IJdema,
advocaat mr. J.F. van der Stelt te Rotterdam.
Partijen zullen hierna in beide procedures Multraship en Hoek van Holland genoemd worden.
De procedure in de zaak 05-329
Het verloop van de procedure blijkt uit:
dagvaarding d.d. 13 juni 2005
conclusie van antwoord d.d. 12 oktober 2005
akte houdende eiswijziging d.d. 4 januari 2006
antwoordakte d.d. 18 januari 2006
conclusie van repliek tevens houdende akte vermeerdering van eis d.d. 4 juli 2007
antwoordakte d.d. 18 juli 2007
rolbeslissing van 1 augustus 2007
conclusie van dupliek d.d. 24 oktober 2007
De procedure in de zaak 05-573
Het verloop van de procedure blijkt uit:
dagvaarding d.d. 7 november 2005
incidentele conclusie tot voeging d.d. 16 november 2005
akte overlegging producties d.d. 16 november 2005
antwoord conclusie in incident tot voeging d.d. 21 december 2005
vonnis in het incident d.d. 1 februari 2006
conclusie van antwoord d.d. 12 april 2006
comparitievonnis d.d. 17 mei 2006
proces verbaal van comparitie van 30 augustus 2006
akte houdende overlegging van producties, wijziging van eis en rectificatie.
De feiten in de zaak 05-329 en in de zaak 05-573
De sleepboot “[naam sleepboot]”, heeft op 21 maart 2004 op de Westerschelde assistentie verleend aan de “[naam schip]”. De “[naam sleepboot]” is eigendom van Multratug B.V.. Enig aandeelhouder en bestuurder van deze rechtspersoon is Muller Maritime Holding B.V.
Multraship – eiseres - is een zustermaatschappij van laatstgenoemde vennootschap.
De “[naam sleepboot]” heeft de “[naam schip]” naar de Sloehaven gesleept. Op verzoek van Multraship heeft in de Sloehaven de “[naam sleepboot 2]” assistentie verleend bij het afmeren. De sleepboot “[naam sleepboot 2]” is eigendom van de Unie van Redding- en Sleepdienst Nederland B.V.
Op 21 maart 2004 is de “[naam schip]” vertrokken uit de Buitenhaven te Vlissingen met als bestemming de Sloehaven. De “[naam schip]” is een Nederlands motortankschip dat vol beladen was met stookolie. De lengte van dit binnenvaartschip is 109,75 meter, de breedte 12,08 meter en het beschikt over een tonnage van 3559 ton.
Circa 200 meter beneden de H.SS boei heeft de “[naam schip]” een zogenaamde “black out” gekregen waardoor in ieder geval geen roerwerk meer mogelijk was. Alleen de boegschroef werkte nog. De “[naam schip]” is vervolgens in zuidwestelijke richting gedreven. Met behulp van de boegschroef is het schip rond gegaan zodat het met de kop op de uit het westen waaiende wind kwam te liggen. Al drijvend is het van de noordkant van de vaarroute aan de zuidkant ervan terecht gekomen. Van die plaats af is de “[naam schip]” door de “[naam sleepboot]” achteruit naar de Sloehaven gesleept. Daar is het met behulp van de “[naam sleepboot 2]” afgemeerd.
Het geschil in de zaak 05-329
Multraship vordert bij dagvaarding -samengevat - veroordeling van Hoek van Holland tot betaling van EUR 200.000,00 althans, na wijziging van eis bij akte, een door de rechtbank vast te stellen bedrag, en EUR 7.500,00 buitengerechtelijke kosten, alles vermeerderd met rente en kosten, waaronder na wijziging van eis bij conclusie van repliek, ook de kosten van het voorlopig getuigenverhoor, het opvragen van de gegevens van de walrader en het griffierecht van het verzoekschrift zijnde totaal EUR 2.976,80.
Multraship stelt dat de “[naam schip]” op 21 maart 2004 in gevaar verkeerde en dat zij met een door haar gecoördineerde actie met goed resultaat hulp heeft verleend. Bij de beoordeling van het gevaar zijn volgens haar de volgende omstandigheden van belang: de slechte weersomstandigheden; de westelijke wind van 7 Beaufort met uitschieters naar 9; de zware ebstroom; de [naam schip] was een vol beladen binnenschip dat onbestuurbaar was geworden; de [naam schip] liep gevaar op een strekdam te lopen; er was gevaar voor het milieu; er was gevaar door de aanwezigheid van andere schepen; er waren golven die van bakboord over stuurboord sloegen; het voorschip stond compleet onder water; de ramen van het schip zouden kunnen breken onder de druk van de golven; zonder hulp van buitenaf dreigde een milieuramp.
De hoogte van het hulploon wordt gemotiveerd met verwijzing naar de geredde waarde, het voorkomen van milieuschade, de aard en de ernst van het gevaar, de snelheid van de hulpverlening, de vakkundigheid van de inspanning, de duur van de hulpverlening; het risico voor aansprakelijkheid, de 24-uurs beschikbaarheid van mensen en materieel, de verzekerde waarde van het materieel.
De hoogte van de gevorderde buitengerechtelijke kosten wordt gemotiveerd met verwijzing naar de aan de dagvaarding voorafgaande onderhandelingen.
De overige kosten houden verband met het opgevraagde bewijsmateriaal van de registratie door de walradar.
Op de betwisting van de gevorderde rente door is Multraship niet gereageerd.
Hoek van Holland voert verweer. Zij stelt dat Multraship niet zelf hulp heeft verleend en dus geen recht op hulploon heeft. Zij is niet gerechtigd op basis van een last en volmacht een vordering in te stellen op eigen naam voor en namens de eigenaar van de “[naam sleepboot 2]”, de Union van Redding- en Sleepdiensten B.V..
Hoek van Holland betwist de hoogte van het gevorderde hulploon. Zij stelt dat de situatie minder gevaarlijk was dan door Multraship wordt voorgespiegeld. Zij doelt dan in het bijzonder op de stroming – het was dood tij -, de windkracht van maximaal 7 Beaufort, de hoogte van de golven die door Multraship wordt overdreven, de opbouw van het eigen schip, de bescherming van de ruiten met ijzeren blinden en de beschikbaarheid van de boegschroef, de afwezigheid van gevaar voor stranding.
De gevorderde kosten voor het opvragen van de gegevens van de walradar kunnen niet worden toegewezen. Het verzoek een voorlopig getuigenverhoor te houden is een andere procedure. De proceskosten daarvan kunnen niet in deze procedure worden gevorderd. Bovendien is het gevorderde procureursalaris te hoog. De ingangsdatum van de gevorderde rente wordt betwist voor de periode na 13 juli 2004.
Het geschil in de zaak 05-573
Multraship vordert primair een verklaring voor recht dat Handel- en Scheepvaartmaatschappij “Multraship”B.V. vorderingsgerechtigd en vorderingsbevoegd is ten aanzien van de hulploonvordering. Subsidiair vordert zij Hoek van Holland te veroordelen aan één of meer eiseressen hulploon te betalen waarvan de hoogte in een schadestaatprocedure moet worden bepaald, alles vermeerderd met rente en kosten.
Hoek van Holland voert verweer. Zij stelt dat Multraship geen zelfstandig vorderingsrecht heeft. De hulp is verleend door de “[naam sleepboot]” van Multratug B.V. en de “[naam sleepboot 2]” van de URS.. Multraship is ook geen werkgever van de bemanning.
De vordering om voor de vaststelling van het hulploon te verwijzen naar de schadestaatprocedure kan niet worden toegewezen omdat het niet om een schadevergoeding gaat maar om vaststelling van de hoogte van het hulploon.
De beoordeling in de zaak 05-329
Hoek van Holland heeft niet betwist dat de “hulp” aan de “[naam schip]” een door Multraship gecoördineerde actie was van de sleepboten “[naam sleepboot]” en “[naam sleepboot 2]”. De verleende “hulp” kan in dit geval worden gezien als een actie van Multraship, waarbij zij als coördinator optrad van de bij de “hulp” betrokken schepen. De wet sluit niet uit dat in een dergelijk geval Multraship de vordering tot betaling van hulploon instelt.
Als de “hulp” is verleend door afhankelijk van elkaar handelende personen moeten in beginsel de medegerechtigden in de procedure betrokken worden.
Het vorderingsrecht van de eigenaresse van “[naam sleepboot]”, Multratug B.V. is blijkens de brief van Multratug B.V. op 2 juni 2006 overgedragen aan Multraship zodat Multratug B.V. niet in de procedure behoeft te worden betrokken.
Het vorderingsrecht van de “[naam sleepboot 2]” is niet overgedragen door de eigenaresse, de Unie van Redding- en Sleepdienst Nederland B.V.. De brief van 6 juli 2005 (overgelegd bij akte van 30 augustus 2005) die zo’n overdracht wel beoogt te bewerkstelligen, is afkomstig van de Belgische naamloze vennootschap URS Salvage & Maritime Contracting N.V.. Uit die brief blijkt niet dat zij namens de Nederlandse vennootschap bevoegd is de vordering over te dragen.
Het doel van de regeling van art. 8:569 lid 2 BW is het voorkomen van tegenstrijdige vonnissen. Gesteld noch gebleken is dat door één van de rechthebbenden een vordering tegen Hoek van Holland is ingesteld ter zake van hetzelfde voorval. Het vorderingsrecht voor hulploon verjaart na twee jaren. Er kan dus ook niet meer met succes een vordering worden ingesteld. Er bestaat dus geen gevaar dat er tegenstrijdige vonnissen gewezen worden. Onder die omstandigheden heeft Hoek van Holland geen belang meer bij haar verweer zodat dit wordt verworpen.
De “[naam schip]” verkeerde in gevaar toen het, varende op de Westerschelde, op 21 maart 2004 een black-out kreeg. De “[naam schip]” werd daardoor stuurloos. Alleen de boegschroef werkte nog.
Partijen zijn het er uiteindelijk over eens dat de westen wind een kracht had van 7 Beaufort. Uit de radarbeelden blijkt dat er veel scheepvaartverkeer was. Ook blijkt dat de “[naam schip]” van de noordkant van het vaarwater naar de zuidkant is gedreven, dwars over de vaarroute in de richting monding van de Schelde.
De “[naam schip]” is een binnenschip is dat niet berekend is op zeegang. De lading, stookolie, was een potentiële bedreiging voor het marine milieu. De “[naam sleepboot]” heeft door snel en vakkundig ingrijpen het schip onder controle gekregen en heeft het rustig varend achteruit teruggesleept naar de Sloehaven. Daar aangekomen heeft de “[naam sleepboot 2]” geholpen bij het afmeren.
Omdat met goed gevolg hulp is verleend aan een in gevaar verkerend schip heeft Multraship recht op hulploon. Voor de bepaling van de hoogte van dit hulploon zijn de volgende overwegingen van belang.
Multraship heeft de geredde waarde van de “[naam schip]” geschat tussen de EUR.1.500.000,00 en EUR.2.000.000,00. De waarde van de stookolie is geschat op EUR 260.850,00.
Hoek van Holland heeft de schatting van de waarde van de “Atlantic Tader” betwist. Zij heeft zelf geen gegevens overgelegd terwijl zij daar als eigenaresse wel over moet beschikken en het ook redelijkerwijs op haar weg had gelegen die gegevens te verstrekken. Omdat dat niet gebeurd is gaat de rechtbank uit van de door Multraship opgegeven waarde. De waarde van de lading is niet betwist zodat ook daar vanuit kan worden gegaan.
De lading van de “[naam schip]”, stookolie, maakt dat onder de toenmalige omstandigheden altijd sprake is van enig gevaar. Van enige concrete schade zoals Multraship stelt, is niet gebleken. Multraship heeft wel gesteld dat er gevaar was voor het breken van de ruiten van de “[naam schip]”, maar na gemotiveerd verweer van Hoek van Holland is zij hier niet meer op terug gekomen. De rechtbank gaat er vanuit dat zij die stelling niet heeft gehandhaafd.
De “[naam sleepboot]” was snel ter plaatste toen duidelijk was geworden dat de “[naam schip]” in gevaar verkeerde. Het binnenvaartschip dreef met alleen de boegschroef als stuurmogelijkheid langzaam in zuid-westelijke richting. Er waren aan de zuidkant van de vaarroute geen strekdammen in de buurt zoals Multraship stelt.
Vervolgens is vastgemaakt op het achterschip en is de “[naam schip]” langzaam over een traject van ongeveer vier kilometer naar de Sloehaven gesleept. De hulpverlening heeft geduurd van 8.45 uur tot 10.15 uur. De “[naam sleepboot 2]” is alleen bij het afmeren ingezet. Er is door de Multratug vakkundig en snel hulp verleend. Er was geen sprake van bijzonder gevaar voor de eigen bemanning of het eigen schip. De omstandigheden waaronder de hulp is verleend waren lastig maar niet uitzonderlijk. De windkracht was 7 Beaufort en het was min of meer dood tij. De duur van de hulpverlening was beperkt.
De Multraship heeft een organisatie die 24 uur per dag, zeven dagen in de week beschikbaar is voor het inzetten van schepen ten behoeve van hulp en berging. Sommige schepen liggen permanent klaar om ingezet te worden.
Multraship stelt - niet onderbouwd - dat de [naam sleepboot] een verzekerde waarde heeft van EUR 1.425.000,00 en de [naam sleepboot 2] van EUR 1.000.000,00. Gelet op de betwisting van deze waarden kan de rechtbank niet van de opgegeven waarde uitgaan.
Op grond van bovengaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat een hulploon van EUR 130.000,00 redelijk en billijk is.
De vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen. Na betwisting van deze vordering is verder onderbouwing door Multraship achterwege gebleven. Hoek van Holland heeft zich verzet tegen de rentevordering over de periode na 13 juli 2004. Multraship heeft hier niet op gereageerd zodat de rechtbank de rente zal toewijzen over de periode vanaf 21 maart 2004 met uitzondering van de dagen tussen 13 juli 2004 en de dag van de dagvaarding 13 juni 2005. Alleen de periode van de onnodige vertraging komt dus, omdat Multraship zich daartegen niet heeft verweerd, niet voor vergoeding in aanmerking.
De vordering die betrekking heeft op de kosten van het voorlopig getuigenverhoor is alleen toewijsbaar voor zover het betreft de kosten van het opvragen van de gegevens bij het Beheer- en Exploitatieteam Schelderadar. Die gegevens dienden als bewijs van de stellingen en zijn ook in deze procedure als zodanig gebruikt. Niet betwist is dat deze kosten EUR.728.80 bedroegen. De overige gevorderde kosten – griffierecht en procureurssalaris - zijn de proceskosten van de verzoekschriftenprocedure en komen in deze procedure niet voor vergoeding in aanmerking.
Omdat Hoek van Holland in het ongelijk wordt gesteld zal zij worden veroordeeld in de kosten van de procedure tot op deze uitspraak aan de zijde van Multraship gevallen zijnde voor procureurssalaris (2 x EUR 2.000,00) EUR 4.000,00 en voor verschotten EUR.4.565,00 aan griffierecht en EUR 71,93 aan dagvaardingskosten.
De beoordeling in de zaak 05-573
De rechtbank verwijst naar hetgeen is overwogen onder 6.1 en 6.2 van het vonnis in de zaak met het rolnummer 05-329 tussen Multraship en Hoek van Holland. Die overwegingen worden hier als herhaald en ingelast beschouwd. Op die gronden is de primaire vordering toewijsbaar. Gedaagde Hoek van Holland zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Deze kosten bedragen aan procureurssalaris EUR.452,00 en aan verschotten EUR 244,00 griffierecht en EUR 71,93 dagvaardingskosten.
De beslissing
De rechtbank
in de zaak met rolnummer 05-329
veroordeelt Hoek van Holland tot betaling aan Multraship van EUR 130.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2004 tot de dag van betaling met uitzondering van de periode 13 juli 2004 tot 13 juni 2005;
veroordeelt Hoek van Holland tot betaling aan Multraship van EUR 728,80;
veroordeelt Hoek van Holland in de kosten van de procedure tot op deze uitspraak aan de zijde van Multraship gevallen zijnde voor procureurssalaris EUR 4.000,00 en voor verschotten EUR 4.636,93;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
In de zaak met rolnummer 05-573
Verklaart voor recht dat Multraship vorderingsgerechtigd en vorderingsbevoegd is ten aanzien van de hulploonvordering jegens Hoek van holland;
veroordeelt Hoek van Holland in de kosten van de procedure aan de zijde van Multraship gevallen zijnde voor procureurssalaris EUR 452,00 en voor verschotten EUR 315,93;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2008