vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
61131 / HA ZA 08-39
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 61131 / HA ZA 08-39
[eiser],
wonende te Oostburg,
eiser,
procureur mr. C.J. IJdema,
advocaat mr. A.T. Chinnoe te Utrecht,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1].,
statutair gevestigd te Oostburg,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te Sint-Laureins, België,
gedaagden,
procureur mr. K.M. Moeliker.
Partijen zullen hierna [eiser], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] e[gedaagde sub 1]den]. (gedaagden tezamen) genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 13 februari 2008;
het proces-verbaal van comparitie van 16 april 2008.
De feiten
[eiser] is eigenaar van het woonhuis met tuin aan de [adres] te Oostburg, kadastraal bekend gemeente Oostburg, sectie T, nummers [sectienummers]. [gedaagde sub 1] is eigenaar van de aangrenzende percelen, kadastraal bekend gemeente Oostburg, sectie T, nummers [naaste sectienummers]. De percelen worden gebruikt als landbouwgrond. [gedaagde sub 2] is bestuurder van [gedaagde sub 1].
Op de erfgrens tussen de percelen [naaste sectienummers] staan aan de kant van [eiser] seringenstruiken. Op de erfgrens tussen de percelen [sectienummers] staan wilgen.
In de eerste helft van augustus 2006 heeft [gedaagde sub 2] namens [gedaagde sub 1] haar land bespoten met een bestrijdingsmiddel, genaamd “Round up”.
[eiser] heeft op 29 augustus 2006 ontdekt dat de bladeren van de seringen- en wilgenstruiken aan de buitenzijde van zijn perceel, dus aan de kant van [gedaagde sub 1], aan het verwelken waren. De onderste bladeren vanaf de grond tot op een hoogte van één meter waren afgevallen. De wilgen en seringenstruiken zijn doodgegaan.
Op 30 augustus 2006 heeft [eiser] aangifte van vernieling gedaan bij de politie. [gedaagde sub 2] is op 9 september 2006 door de politie gehoord.
[eiser] heeft [Dhr G], verbonden aan Infrako advies vof te Oudelande, verzocht de schade aan de seringen en wilgen te taxeren. De taxatie heeft op 22 oktober 2007 plaatsgevonden. De hoogte van het schadebedrag bedraagt volgens deze taxateur € 25.405,48, exclusief algemene kosten van de eigenaar en inclusief BTW.
Het geschil
[eiser] vordert dat de rechtbank zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagden]. hoofdelijk, des de een betalend de ander zal zijn bevrijd, zal veroordelen tot betaling aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting van:
een bedrag aan schadevergoeding van € 25.405,48;
de wettelijke rente over de schadevergoeding (tot op 1 december 2007 berekend tot een bedrag van € 1.595,90) vanaf 24 oktober 2006 tot de dag der algehele voldoening;
de buitengerechtelijke incassokosten ad € 3.660,83.
[gedaagde sub 1] zal veroordelen tot betaling aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting van een bedrag aan vergoeding van de kosten ex artikel 5:46 BW gemaakt voor het vaststellen en afbakenen van de perceelsgrenzen ad € 155,13 alsmede de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 september 2006 tot de dag der algehele voldoening;
[gedaagden]., des de een betalend de ander zal zijn bevrijd, zal veroordelen in de kosten van deze procedure, het salaris van de procureur daaronder begrepen.
[eiser] legt aan zijn vordering het volgende ten grondslag. [gedaagden]. heeft onrechtmatig gehandeld jegens [eiser]. Allereerst heeft zij zich zonder toestemming de toegang verschaft tot het terrein van [eiser]. Daarnaast heeft [gedaagden]. al dan niet bewust gif over de seringen en wilgen van [eiser] gespoten en daarmee de planten vernield. [gedaagde sub 2] heeft door zijn feitelijk handelen, namelijk als degene die het gif over de planten gespoten heeft, eveneens onrechtmatig gehandeld.
Door deze onrechtmatige gedragingen heeft [eiser] schade geleden waarvoor [gedaagden]. aansprakelijk is. De schade ziet op herplantingskosten, vermeerderd met de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten. Om misverstanden in de toekomst te voorkomen, heeft [eiser] het Kadaster opdracht gegeven de erfafscheiding vast te leggen. Deze kosten dienen voor de helft door [gedaagden]. gedragen te worden.
[gedaagden]. betwist de vordering. [gedaagde sub 2] voert aan dat [eiser] niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering jegens hem. Hij is enkel in dienst (en statutair bestuurder) van [gedaagde sub 1] en hij heeft dan ook gehandeld in zijn hoedanigheid van werknemer/bestuurder van [gedaagde sub 1]. Indien er al sprake is van onrechtmatig handelen, is niet hij maar [gedaagde sub 1] aansprakelijk. Subsidiair betwist hij op dezelfde gronden als [gedaagde sub 1] dat sprake is van onrechtmatig handelen.
[gedaagde sub 1] betwist dat zij de grond of planten (opzettelijk) van [eiser] heeft bespoten. Indien er per ongeluk al iets op de seringenstruiken en wilgen van [eiser] terecht is gekomen, is dit niet schadelijk gelet op de concentratie die zij gebruikt heeft. Bovendien geeft het middel andere symptomen bij afsterving. Het causale verband tussen het spuiten met gif en de dode planten is daarom niet aanwezig. [gedaagde sub 1] stelt dat er andere oorzaken aan het doodgaan van de seringen en wilgen ten grondslag liggen. [gedaagde sub 1] betwist de hoogte van de door [eiser] gestelde schade en de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten. Ten slotte betwist [gedaagde sub 1] de noodzaak van de afpaling van de erven, met als gevolg dat zij de daarvoor gemaakte kosten niet hoeft te betalen.
De beoordeling
[eiser] heeft onvoldoende onderbouwd gesteld dat [gedaagde sub 2] en/of [gedaagde sub 1] onrechtmatig hebben gehandeld door zonder toestemming op het perceel van [eiser] te komen. Immers, uit de verklaringen ter zitting noch uit de stukken kan niet worden geconcludeerd dat [gedaagde sub 2] of [gedaagde sub 1] op het terrein van [eiser] is geweest. De rechtbank zal aan deze stelling dan ook voorbij gaan.
Vaststaat dat [gedaagde sub 2] namens [gedaagde sub 1] begin augustus 2006 het bestrijdingsmiddel “Roundup” heeft gespoten op de akkers die toebehoren aan [gedaagde sub 1]. Uit het bij dagvaarding overgelegde proces-verbaal van verhoor blijkt ook dat [gedaagde sub 2] bij de politie heeft verklaard: “Aan de zuid-west zijde heb ik over een breedte van 1 meter langs de erfafscheiding op mijn land gespoten. Er hingen toen takken van de seringenstruiken van de bewoner van perceel [sectienummer] over mijn land. Deze overhangende takken heb ik kennelijk bij het spuiten enigszins meegespoten”. Uit de door [eiser] overgelegde foto’s blijkt dat een groot deel van het grasveld op het perceel van [eiser] geel is geworden. Tussen partijen is niet in geschil dat dit veroorzaakt is door het bestrijdingsmiddel. Daarmee is de onrechtmatigheid reeds gegeven: indien [gedaagde sub 1] besluit een bestrijdingsmiddel te gebruiken, mag het niet zo zijn dat het naastgelegen perceel daar last van heeft/ schade van ondervindt. Dat [eiser] in een landelijke omgeving is komen wonen, maakt dat niet anders. Het gebruik van bestrijdingsmiddelen dient zodanig zorgvuldig te gebeuren dat de buren daarvan geen schade ondervinden. Daarbij komt dat [gedaagde sub 1] heeft verklaard dat “Roundup” ongeveer 2 tot 3 meter uitdijt. Het had dan ook op de weg van [gedaagde sub 1] gelegen ervoor zorg te dragen dat het middel niet op het perceel van [eiser] zou kunnen komen.
[gedaagde sub 1] heeft nog gesteld dat, zo begrijpt de rechtbank, de seringen en wilgen te dicht op de erfgrens staan, met als gevolg dat als de oorzaak moet worden gevonden in het in aanraking komen met het bestrijdingsmiddel, dit aan de eigen schuld van [eiser] te wijten is. De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit het hiervoor overwogene blijkt dat de seringen en wilgen – ook op de wettelijk toegestane afstand van de erfgrens – in aanraking kunnen komen met het middel.
[gedaagde sub 2] heeft nog gesteld dat [eiser] niet-ontvankelijk is in zijn vordering jegens hem omdat hij – indien sprake is van onrechtmatig handelen – slechts in opdracht van de BV handelde.
[gedaagde sub 2] kan hierin niet worden gevolgd. Immers, hij heeft als feitelijk handelend persoon onrechtmatig gehandeld door bestrijdingsmiddelen zodanig te spuiten dat [eiser] daardoor schade heeft ondervonden. Bovendien heeft hij zichzelf, als enig bestuurder, opdracht gegeven om over te gaan tot het spuiten van bestrijdingsmiddelen. [eiser] is dan ook ontvankelijk in zijn vordering jegens [gedaagde sub 2].
De vraag is of het onrechtmatig handelen van [gedaagden]. in verband staat met de schade die [eiser] stelt te hebben geleden. Als onbetwist staat vast dat [gedaagden]. het middel in het verleden al meerdere malen heeft gebruikt om onkruid te bestrijden op zijn land. Gesteld noch gebleken is dat daaruit eerdere schade is voortgevloeid. Dit hoeft echter niet te betekenen dat het middel niet kan leiden tot het afsterven van de seringen en wilgen. De rechtbank acht het volgende van belang. [eiser] heeft ter zitting een kopie van de gebruiksaanwijzing en waarschuwing die zijn aangebracht op een flesje “Roundup” getoond. De waarschuwing luidt dat het een niet selectief bestrijdingsmiddel is en dat rechtstreekse toepassing of na overwaaiing planten of zelfs bomen door enkele druppels al gedood kunnen worden. Het verweer van [gedaagden]., dat deze waarschuwing op ieder flesje met chemische middelen staat, ook al is het middel nauwelijks toxisch, wordt verworpen. Immers, de vermelding wordt gebruikt bij middelen die schadelijk kunnen zijn, dus ook “Roundup”. De seringen en wilgen vertoonden tekenen van afsterving eind augustus 2006, derhalve 2 à 3 weken nadat “Roundup” is gespoten.
[gedaagde sub 1] heeft aangevoerd dat de symptomen van afsterving niet overeenkomen met de symptomen die gebruikelijk zijn bij aantasting door “Roundup”. Volgens [gedaagde sub 1] kan het middel leiden tot verbrandingsplekjes op de bladeren, maar niet tot spikkels op de bladeren of bladuitval van groene bladeren.
Op de overgelegde foto’s is te zien dat de bladeren die onder de seringen liggen, groen zijn. De bladeren aan de struiken zelf vertonen bruine vlekken en randen. Deze symptomen zijn duidelijk zichtbaar op de foto’s (gevoegd bij het proces-verbaal van de comparitie) met de nummers 6, 9 en 12. Naar het oordeel van de rechtbank kan daaruit afgeleid worden dat sprake is van verbrandingsplekken. De kans dat de seringen als gevolg van het gebruik van Roundup zijn doodgegaan is dan ook zeer wel aanwezig.
[gedaagden]. heeft vervolgens aangevoerd dat er andere oorzaken zijn waardoor de seringenstruiken zijn doodgegaan. Zij heeft daartoe gesteld dat [eiser] de seringen, na het “spuitincident” en in het volle groeiseizoen drastisch heeft gesnoeid. Daardoor zijn de struiken doodgebloed. [eiser] heeft niet betwist dat hij de seringen in augustus heeft gesnoeid.
Anders dan [gedaagden]. heeft aangevoerd, kan het snoeien van de seringen niet als mogelijke oorzaak van het afsterven van de seringen beschouwd worden. Snoeien leidt immers niet tot de eerder beschreven vlekken op de overgebleven takken met bladeren.
Nu [gedaagden]. geen andere mogelijke oorzaken heeft genoemd, moet het ervoor worden gehouden dat de seringen zijn gedood door het onrechtmatig handelen van [gedaagden]. en is zij hoofdelijk aansprakelijk voor de door [eiser] geleden schade.
[eiser] heeft ter onderbouwing van zijn schade gesteld dat de seringen, die ongeveer 30 jaar oud waren, € 880,-- per stuk kosten, omdat het zeer moeilijk is om aan oude seringen te komen. [gedaagde sub 1] heeft betwist dat [eiser] recht heeft op seringen van 30 jaar oud en stelt dat nieuwe seringenstruiken tussen de € 5,-- en € 10,-- kosten.
In het midden zal worden gelaten hoe oud de seringen waren die zijn afgestorven. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat seringen, als ze gekocht worden als klein struikje, in een aantal jaren uitgroeien tot grote struiken van 2 à 3 meter hoogte. Nu de seringen dienen als erfafscheiding en niet in het zicht van [eiser] staan, is het redelijk om de seringen te vervangen door nieuwe, jonge struiken. [eiser] heeft niet betwist dat dergelijke struiken ongeveer € 10,-- per stuk kosten. [gedaagden]. heeft van haar kant niet betwist dat een deel van 35 m2 (zijnde 40 seringen) opnieuw ingeplant dient te worden. Dat leidt tot de conclusie dat [eiser] recht heeft op een schadevergoeding van 40 x € 10,-- = € 400,--. [gedaagden]. zal tot betaling van dat bedrag worden veroordeeld. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding.
Aannemelijk is dat de wilgen eveneens door het spuiten van “Roundup” zijn doodgegaan. Echter, [eiser] heeft ter zitting verklaard dat hij geen schade heeft geleden omdat hij kostenloos nieuwe wilgentenen heeft geplant. Bij gebrek aan schade kan dan ook geen sprake zijn van onrechtmatig handelen door [gedaagden]. Dit deel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
[eiser] heeft vervolgens nog gevorderd dat [gedaagde sub 1] de helft van de kosten die met de afpaling van de erven verband houden aan [eiser] betaalt. Dit deel van de vordering wordt eveneens afgewezen. Het had op de weg van [eiser] gelegen [gedaagden]. vooraf te informeren over de afpaling door het Kadaster en te verzoeken de kosten te delen. Nu hij dit heeft nagelaten, kan hij niet achteraf de kosten voor de helft op [gedaagden]. verhalen.
[eiser] heeft tenslotte vergoeding van buitengerechtelijke kosten gevorderd. Nu hij deze kosten niet heeft gespecificeerd noch heeft onderbouwd met stukken zal dit deel van de vordering worden afgewezen.
Nu partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, worden de proceskosten gecompenseerd in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.
De beslissing
De rechtbank
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, in die zin dat als de één betaalt, de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting van een bedrag van € 400,-- aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 december 2007 tot de dag der algehele voldoening;
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kuypers en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2008.