ECLI:NL:RBMID:2008:BD7099
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van loon door Sociale Verzekeringsbank aan houdster van persoonsgebonden budget
In deze zaak vorderde de Sociale Verzekeringsbank (SVB) betaling van een bedrag van € 8.782,25 van de gedaagde, die als houdster van een persoonsgebonden budget (PGB) een arbeidsovereenkomst had gesloten met een zorgverlener. De SVB had gedurende de periode van november 2003 tot en met januari 2005 de loonadministratie verzorgd en stelde dat zij aan de zorgverlener het nettoloon had uitbetaald, maar dat de gedaagde tekortgeschoten was in haar verplichtingen om voldoende saldo op haar bankrekening te houden voor de incasso van de bruto bedragen. Hierdoor kon de SVB een bedrag van € 8.014,25 niet incasseren. De gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat de SVB niet correct had gehandeld in de uitvoering van de overeenkomst.
De rechtbank oordeelde dat de SVB haar vordering voldoende had onderbouwd en dat de gedaagde niet voldoende had gemotiveerd dat de SVB tekort was geschoten in haar verplichtingen. De rechtbank wees de vordering van de SVB tot betaling van € 8.014,25 toe, vermeerderd met wettelijke rente, en compenseerde de proceskosten tussen partijen. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten werd afgewezen, omdat de SVB niet voldoende had aangetoond dat deze kosten daadwerkelijk waren gemaakt.
De uitspraak werd gedaan door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit op 9 juli 2008, waarbij de rechtbank oordeelde dat de gedaagde de betalingen had verricht zoals deze door de SVB waren aangegeven. De rechtbank concludeerde dat de SVB een bedrag van € 10.505,70 aan loonbelasting en premies had afgedragen aan de belastingdienst, en dat de gedaagde niet had aangetoond dat deze afdrachten niet hadden plaatsgevonden. De rechtbank besloot de proceskosten te compenseren, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.