ECLI:NL:RBMID:2008:BD7099

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
9 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
57005/HA ZA 07-148
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van loon door Sociale Verzekeringsbank aan houdster van persoonsgebonden budget

In deze zaak vorderde de Sociale Verzekeringsbank (SVB) betaling van een bedrag van € 8.782,25 van de gedaagde, die als houdster van een persoonsgebonden budget (PGB) een arbeidsovereenkomst had gesloten met een zorgverlener. De SVB had gedurende de periode van november 2003 tot en met januari 2005 de loonadministratie verzorgd en stelde dat zij aan de zorgverlener het nettoloon had uitbetaald, maar dat de gedaagde tekortgeschoten was in haar verplichtingen om voldoende saldo op haar bankrekening te houden voor de incasso van de bruto bedragen. Hierdoor kon de SVB een bedrag van € 8.014,25 niet incasseren. De gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat de SVB niet correct had gehandeld in de uitvoering van de overeenkomst.

De rechtbank oordeelde dat de SVB haar vordering voldoende had onderbouwd en dat de gedaagde niet voldoende had gemotiveerd dat de SVB tekort was geschoten in haar verplichtingen. De rechtbank wees de vordering van de SVB tot betaling van € 8.014,25 toe, vermeerderd met wettelijke rente, en compenseerde de proceskosten tussen partijen. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten werd afgewezen, omdat de SVB niet voldoende had aangetoond dat deze kosten daadwerkelijk waren gemaakt.

De uitspraak werd gedaan door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit op 9 juli 2008, waarbij de rechtbank oordeelde dat de gedaagde de betalingen had verricht zoals deze door de SVB waren aangegeven. De rechtbank concludeerde dat de SVB een bedrag van € 10.505,70 aan loonbelasting en premies had afgedragen aan de belastingdienst, en dat de gedaagde niet had aangetoond dat deze afdrachten niet hadden plaatsgevonden. De rechtbank besloot de proceskosten te compenseren, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

Uitspraak
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
57005 / HA ZA 07-148
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 57005 / HA ZA 07-148
Vonnis van 9 juli 2008
in de zaak van
het publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan met rechtspersoonlijkheid
SOCIALE VERZEKERINGSBANK (SVB),
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
procureur mr. P.M.E. Bilterijst,
advocaat mr. M.J. Koning te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te Kruiningen, gemeente Reimerswaal,
gedaagde,
procureur mr. F.A.M. te Braake.
De verdere procedure
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 13 juni 2007
- de brief van mr. Te Braake van 4 september 2007 met producties
- de akte in het geding brengen stukken van SVB van 10 september 2007
- het proces-verbaal van comparitie van 10 september 2007
de akte na comparitie van partijen van de zijde van SVB
de antwoordakte na comparitie van partijen van de zijde van [gedaagde]
de akte uitlating productie van de zijde van SVB.
De feiten
[gedaagde] heeft, als houdster van een persoonsgebonden budget (PGB), een arbeidsovereenkomst gesloten met een z[J.S.S.]er, [J.S.S.]
[gedaagde] heeft daarnaast een overeenkomst gesloten met SVB, op grond waarvan SVB gedurende de periode november 2003 tot en met januari 2005 de loonadministratie verzorgde van het door [gedaagde] uit hoofde van voornoemde arbeidsovereenkomst aan haar zorgverlener verschuldigde salaris.
Het geschil
SVB vordert na vermindering van eis bij akte na comparitie van partijen - kort gezegd - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van EUR 8.782,25, vermeerderd met rente en kosten.
SVB stelt dat zij, conform de door haar met [gedaagde] gesloten overeenkomst, aan de zorgverlener van [gedaagde] iedere maand het nettoloon heeft uitbetaald en loonheffingen en sociale verzekeringen heeft afgedragen. Conform de tussen SVB en [gedaagde] gesloten overeenkomst diende [gedaagde] zorg te dragen voor zodanig saldo op haar bankrekening, dat SVB de maandelijkse bruto bedragen zou kunnen incasseren. [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van deze verplichting, als gevolg waarvan SVB een bedrag van € 8.014,25 niet van [gedaagde] heeft kunnen incasseren. [gedaagde] heeft, ondanks aanmaningen en sommaties daartoe, tot op heden geweigerd dit bedrag aan SVB te voldoen.
SVB maakt daarnaast aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten ad € 768,--. Omdat [gedaagde] heeft geweigerd voornoemd bedrag van € 8.014,25 te voldoen, was SVB genoodzaakt een incasso-intermediair in te schakelen die diverse incassowerkzaamheden heeft verricht. Deze werkzaamheden betreffen niet werkzaamheden waarvoor de in artikelen 237 tot en met 240 Rv genoemde kosten reeds een vergoeding plegen in te sluiten.
SVB heeft haar vordering ten bedrage van € 8.014,25 als volgt gespecificeerd.
Zij stelt dat door haar ten behoeve van en aan[J.S.S.] een bedrag van € 9.493,53 is betaald. Daarnaast is door SVB ten behoeve van [J.S.S.] aan de belastingdienst en het UWV een bedrag van € 10.505,70 aan loonheffing en sociale premies afgedragen. SVB erkent thans dat [gedaagde] aan [J.S.S.] een bedrag van € 11.128,39 - in plaats van het eerder door SVB gestelde bedrag van € 10.581,00 - heeft betaald. Rekening houdend met een bedrag van € 856,59 dat SVB terugvordert van [J.S.S.], bedraagt de vordering van SVB op [gedaagde] derhalve € 8.014,25. SVB heeft ter ondersteuning van haar vordering een - bij akte na comparitie aangepaste - berekening overgelegd, alsmede de jaaropgaven van 2003, 2004 (gecorrigeerd) en 2005.
[gedaagde] voert verweer. Zij stelt zich op het standpunt dat SVB zich niet op een juiste wijze heeft gekweten van haar verplichtingen uit de overeenkomst en derhalve toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [gedaagde]. SVB zou zorgdragen voor betaling van het salaris van [J.S.S.] plus inhouding en afdracht van de verschuldigde belastingen en premies. Omdat SVB niet op haar taak was berekend heeft zij [gedaagde] gevraagd om voorschotten te verstrekken aan [J.S.S.]. [gedaagde] heeft hieraan voldaan. Gebleken is dat SVB de aanmelding van [gedaagde] tijdig heeft ontvangen zodat er geen enkele reden was waarom de loonadministratie niet van begin af aan ordentelijk heeft kunnen verlopen. Het was niet nodig geweest dat SVB [gedaagde] heeft gevraagd voorschotten te voldoen.
Ten aanzien van de hoogte van de vordering voert [gedaagde] het volgende aan. Zij heeft ter comparitie erkend dat SVB aan [J.S.S.] een bedrag van € 9.493,53 heeft betaald.
[gedaagde] stelt zich bij antwoordakte na comparitie op het standpunt dat SVB in de dagvaarding en bij akte van 10 september 2007 uitdrukkelijk heeft erkend dat door [gedaagde] een bedrag van € 10.581,00 is betaald. Bij akte na comparitie heeft SVB erkend dat door [gedaagde] een totaalbedrag van € 4.550,19 is betaald, zodat SVB in totaal een betaling erkent van € 15.131,19, aldus [gedaagde]. [gedaagde] stelt dat SVB niet kan terugkomen op een erkenning van betalingen in rechte, zodat bij de verdere berekening uitgegaan dient te worden van een bedrag van € 15.131,19. De goede procesorde verzet zich er tegen om een oud overzicht van betalingen te maken en vervolgens een nieuw overzicht met een andere uitkomst. Buiten rechte heeft [gedaagde] verscheidene malen om opheldering gevraagd, maar heeft zij deze nooit gekregen.
[gedaagde] voert verder aan dat zij de gecorrigeerde jaaropgave 2004 niet kent en dat deze nooit aan haar is verstrekt. Volgens haar heeft [J.S.S.] deze gecorrigeerde jaaropgave ook nooit ontvangen. [gedaagde] ontkent en betwist dat de afdrachten zoals genoemd in de gecorrigeerde jaaropgave 2004 daadwerkelijk zijn gedaan. [gedaagde] ontkent bovendien dat SVB een bedrag van € 10.505,70 aan loonbelasting en premies heeft afgedragen aan de Belastingdienst.
SVB heeft dit verweer van [gedaagde] gemotiveerd weersproken. SVB voert ten aanzien van de jaaropgave van 2004 aan dat aanvankelijk een opgave is verstrekt waarin uitsluitend de maanden januari tot en met april 2004 waren meegenomen (productie 25). Deze opgave is later gecorrigeerd en vervangen door de jaaropgave 2004 die deel uitmaakt van productie 23. Deze jaaropgave omvat mede de maanden juli, augustus en oktober 2004.
De beoordeling
Ter comparitie is het volgende komen vast te staan. Partijen waren het erover eens dat door SVB aan [J.S.S.] een bedrag van € 9.493,53 is betaald. Aangezien de stelling van SVB, dat daarnaast door haar ten behoeve van [J.S.S.] aan de belastingdienst en het UWV een bedrag van € 10.505,70 aan loonheffing en sociale premies is afgedragen, door [gedaagde] niet kon worden erkend, zijn partijen overeengekomen dat getracht zou worden aan de hand van de jaaropgaven van [J.S.S.] na te gaan of het door SVB gestelde bedrag aan loonheffing en sociale premies correct is.
Partijen waren het er verder over eens dat door [gedaagde] in ieder geval een bedrag van € 10.581,-- is betaald. [gedaagde] stelde daarnaast, onder overlegging van afschriften, nog betalingen te hebben verricht in februari, mei en juni 2004 tot een totaalbedrag van € 4.550,19. Ter comparitie heeft SVB betwist dat zij deze bedragen heeft ontvangen, maar heeft zij toegezegd in haar administratie na te gaan of dit bedrag juist is.
Bij akte na comparitie heeft SVB een - nieuw - overzicht opgesteld van de door [gedaagde] verrichte betalingen, naar aanleiding van de door [gedaagde] gestelde door haar verrichte (extra) betalingen tot een totaalbedrag van € 4.550,19. Blijkens dit nieuwe overzicht heeft [gedaagde] in totaal een bedrag betaald van € 11.128,39, in plaats van het eerder door SVB gestelde bedrag van € 10.581,00. SVB heeft gemotiveerd aangegeven op welke punten het nieuwe overzicht afwijkt van het oude overzicht, waarbij zij eveneens gemotiveerd is ingegaan op de stellingen van [gedaagde] op dit punt. Blijkens dit nieuwe overzicht vermindert SVB haar vordering met een bedrag van € 547,39 tot € 8.014,25.
De rechtbank gaat ervan uit dat [gedaagde] de betalingen heeft verricht, zoals deze op het - aangepaste - overzicht van SVB zijn aangegeven. SVB heeft dit overzicht gemotiveerd onderbouwd. Het verweer van [gedaagde] dat SVB niet kan terugkomen op een erkenning van betalingen in rechte snijdt geen hout, nu partijen ter comparitie zijn overeengekomen dat SVB nader onderzoek zou doen naar de door [gedaagde] gestelde extra betalingen. De wijze waarop SVB uiteindelijk tot een - volgens haar - juiste berekening van de vordering komt, verdient weliswaar geen schoonheidsprijs, maar dit rechtvaardigt niet de conclusie zoals deze door [gedaagde] wordt getrokken. Het door SVB aangepaste overzicht valt bovendien uit in het voordeel van [gedaagde].
Concluderend gaat de rechtbank ervan uit dat door [gedaagde] een bedrag van € 11.128,39 is betaald.
Bij akte na comparitie heeft SVB voorts de jaaropgaven van 2003, 2004 en 2005 overgelegd (productie 23). Uit deze jaaropgaven blijkt dat SVB over de betreffende jaren een bedrag van € 5.902,73 aan loonheffing heeft ingehouden. Dit bedrag, vermeerderd met de werknemerspremies van in totaal € 875,35, zoals door SVB nader gespecificeerd, is gelijk aan het verschil tussen bruto en netto (€ 21.460,-- respectievelijk € 14.681,92, zoals blijkt uit het overzicht in de door SVB overgelegde akte van 10 september 2007), totaal € 6.778,08. Het verschil tussen € 10.505,70, zoals genoemd op pagina 2 van de akte van 10 september 2007, en € 6.778,08 betreft de aan het UWV afgedragen werkgeverslasten van in totaal € 3.727,62 (zoals nader gespecificeerd in productie 24 en corresponderend met de betreffende posten op de overgelegde salarisstroken.)
De rechtbank overweegt dat de door SVB overgelegde gecorrigeerde jaaropgave 2004 afwijkt van de eerder door haar overgelegde jaaropgave 2004, in die zin dat in de laatst overgelegde jaaropgave tevens de maanden juli, augustus en oktober 2004 zijn opgenomen. De loonstroken van deze betreffende maanden zijn al in eerder stadium van de procedure overgelegd, namelijk bij akte van 10 september 2007. Tegen deze loonstroken is door [gedaagde] geen verweer gevoerd. Hoewel SVB thans uitgaat van een - gecorrigeerde - jaaropgave, moet de betwisting van [gedaagde] , gelet op het feit dat de betreffende loonstroken al in eerder stadium van de procedure zijn overgelegd en zij daartegen geen verweer heeft gevoerd, als tardief en onvoldoende gemotiveerd worden aangemerkt. Dit geldt temeer nu uit de door SVB gegeven toelichting en de overgelegde stukken blijkt dat de aan het - van aanvang af - genoemde bedrag van € 10.505,70 ten grondslag liggende berekening juist is.
De betwisting van [gedaagde] dat afdrachten aan de belastingdienst hebben plaatsgevonden “tot de in de jaaropgave genoemde bedragen” wordt als onvoldoende onderbouwd terzijde geschoven.
De rechtbank gaat er derhalve van uit dat SVB een bedrag van € 10.505,70 aan loonbelasting en premies heeft afgedragen aan de belastingdienst.
Aangezien [gedaagde] de - aangepaste - vordering van SVB tot een bedrag van € 8.014,25 overigens niet voldoende gemotiveerd heeft betwist, zal deze vordering worden toegewezen.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. SVB heeft niet (voldoende onderbouwd) gesteld dat zij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
Hoewel SVB overwegend in het ongelijk wordt gesteld, ziet de rechtbank in de wijze waarop zij heeft geprocedeerd aanleiding de proceskosten te compenseren op de hierna te vermelden wijze.
De beslissing
De rechtbank
veroordeelt [gedaagde] om aan SVB te betalen een bedrag van EUR 8.014,25 (achtduizendveertien euro en vijfentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 juni 2006 tot de dag van volledige betaling,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2008