vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
48148 / HA ZA 05-2947 mei 2008
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 48148 / HA ZA 05-294
[eiser in conventie],
wonende te De Klinge (België),
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
procureur mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk,
1. [gedaagde sub 1 in conventie],
wonende te Sint Jansteen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEDERLANDSE WEVERIJ VERA B.V.,
gevestigd te Sint Jansteen,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
procureur mr. J.C.M. Berbee-van Koningsbruggen.
Partijen zullen hierna [eiser in conventie] en [gedaagden[gedaagde sub 1]ntie] genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 20 december 2006
het proces-verbaal van getuigenverhoor van 15 maart 2007
het proces-verbaal van getuigenverhoor van 22 maart 2007
het proces-verbaal van getuigenverhoor van 8 mei 2007
het proces-verbaal van getuigenverhoor van 20 juni 2007
de akte van depot d.d. 20 juni 2007
de conclusie na enquête
de antwoordconclusie na enquête
de akte houdende uitlating
de pleidooien d.d. 13 maart 2008 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.
De verdere beoordeling
in conventie en in reconventie
[eiser in conventie] heeft ter gelegenheid van het pleidooi bezwaar gemaakt tegen de brief d.d. 10 maart 2008 met stukken van de wederpartij. De rechtbank staat toe dat de betreffende stukken in het geding worden gebracht. [gedaagde sub 1] heeft ter gelegenheid van het pleidooi immers onweersproken gesteld dat de betreffende stukken geen informatie bevatten die nieuw is voor [eiser in conventie]. Niet is gebleken dat daardoor in strijd wordt gekomen met een goede procesorde in die zin dat [eiser in conventie] benadeeld wordt.
In haar vonnis van 29 maart 2006 heeft de rechtbank overwogen dat het op de weg van [eiser in conventie] heeft gelegen om concreet aan de hand van stukken toe te lichten waarom de overeenkomst d.d. 22 april 2004 niet zeer onvoordelig voor [gedaagde sub 1] was, gegeven het feit dat [gedaagde sub 1] zijn gehele vermogen, € 2.000.000,00, panden en aandelen verloor en uitsluitend een recht van bewoning overhield, waarom de overeenkomst niet zeer voordelig was voor hemzelf en om concreet aan te geven welke tegenprestatie daar van zijn kant tegenover stond. De rechtbank heeft [eiser in conventie] vervolgens toegelaten feiten en omstandigheden te bewijzen die leiden tot de conclusie dat geen sprake is geweest van misbruik van omstandigheden bij de totstandkoming van de overeenkomst d.d. 22 april 2004. [eiser in conventie] heeft daartoe op 15 maart 2007 [gedaagde sub 1] en zichzelf als getuigen doen horen en vervolgens op 22 maart 2007 de heer [C.G.], op 8 mei 2007 de heer [C.A.M.] en tenslotte op 20 juni 2007 de heer [E.K.]. In contra-enquête zijn de heer mr. [C.M.J.]. [C.M.J.] en mevrouw [M.M.J.] gehoord.
Ten aanzien van de bewijswaardering overweegt de rechtbank in algemene zin het volgende. Anders dan [gedaagden in conventie] hebben betoogd geldt niet de in artikel 213 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) neergelegde regel dat hetgeen door een partijgetuige is verklaard geen bewijs in zijn voordeel kan opleveren indien geen aanvullende bewijzen voorhanden zijn. Bij tegenbewijs is de rechter overeenkomstig artikel 179 lid 2 Rv vrij in de waardering van de door de partijgetuige afgelegde verklaring en geldt niet de in artikel 213 Rv neergelegde regel.
[eiser in conventie] heeft verklaard dat in België een procedure liep tussen de N.V. Immoglobe en de N.V. Eurobuild, dat hij en zijn ex-echtgenote aandeelhouder waren van Eurobuild en dat die vennootschap op 26 april 2004 in staat van faillissement is verklaard. [eiser in conventie] heeft voorts verklaard dat hij noch de vennootschap Eurobuild in die procedure van [gedaagde sub 1] een geldbedrag heeft gevorderd en dat hij zich niet kon herinneren of zijn advocaat een tegenvordering heeft ingesteld. [eiser in conventie] heeft verder verklaard dat hij tegen [gedaagde sub 1] heeft gezegd dat hij, [gedaagde sub 1], de procedure ging verliezen en dat hij tijdens de zitting van de rechtbank in België op 2 april 2004 met [gedaagde sub 1] over een regeling heeft gesproken. De door [eiser in conventie] afgelegde verklaring levert geen tegenbewijs op. Zonder toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien welk belang [gedaagde sub 1] had bij de door [eiser in conventie] gestelde overeenkomst en waarom die overeenkomst niet zeer onvoordelig was voor [gedaagde sub 1], gegeven het feit dat [gedaagde sub 1] zijn gehele vermogen, € 2.000.000,00, panden en aandelen verloor en uitsluitend een recht van bewoning overhield en waarom de overeenkomst niet zeer voordelig was voor hemzelf ([eiser in conventie]).
Ook de door [eiser in conventie] overgelegde stukken kunnen niet worden aangemerkt als tegenbewijs, nu geen van deze stukken betrekking heeft op de gevoerde onderhandelingen en de totstandkoming van de overeenkomst in april 2004. Voor zover [eiser in conventie] middels de door hem overgelegde stukken en de getuigen heeft willen aantonen dat een bedrag van 2 miljoen euro niet onredelijk was gelet op de hoogte van het bedrag dat [gedaagde sub 1] anders bij wijze van schadevergoeding aan hem verschuldigd zou zijn, is hij daarin niet geslaagd.
Er bestaat, voor zover bekend, geen uitspraak van een rechtbank op dit punt en voorts is aan de hand van de overgelegde stukken en verklaringen van getuigen op geen enkele wijze aangetoond dat [gedaagde sub 1] een dergelijk bedrag uit hoofde van schadevergoeding aan [eiser in conventie] verschuldigd zou zijn.
De verklaring van [eiser in conventie] ten aanzien van de totstandkoming van de overeenkomst vindt ook geen steun in de door de overige getuigen afgelegde verklaringen.
Getuige [C.G.] is niet zelf betrokken geweest bij het tot stand komen van de overeenkomst en ook niet bij de gesprekken die in verband daarmee hebben plaatsgevonden. Hij verklaart de overeenkomst, althans een A4 met handtekeningen erop, te hebben gezien bij mr. [N.] op kantoor, waar hij samen met [gedaagde sub 1] was. Voorts verklaart hij dat [gedaagde sub 1] hem heeft verteld dat de overeenkomst steeds door hem zelf en [eiser in conventie] werd aangepast, dat hij in het reine wilde komen met zijn familie en aan een jarenlange procedure een einde wilde maken. Hij heeft aldus geen feiten of omstandigheden genoemd die kunnen leiden tot de conclusie dat geen sprake is geweest van misbruik van omstandigheden. Bovendien staat tegenover de verklaringen van [eiser in conventie] en getuige [C.G.] de verklaring van [gedaagde sub 1]. Hij verklaart dat [eiser in conventie] niet met de overeenkomst bij hem thuis is geweest, dat hij zelf de overschrijvingskaarten niet heeft ingevuld en ondertekend en dat getuige [C.G.] nooit aanwezig is geweest bij een gesprek met mr. [N.]. De overige getuigen hebben niets relevants verklaard betreffende de wijze waarop de overeenkomst tot stand is gekomen.
De rechtbank concludeert uit het vorenstaande dat [eiser in conventie] er niet in geslaagd is het hem opgedragen bewijs te leveren.
Nu [eiser in conventie] niet is geslaagd in het door hem te leveren tegenbewijs, concludeert de rechtbank, onder verwijzing naar hetgeen zij bij tussenvonnis d.d. 29 maart 2006 heeft overwogen, dat de overeenkomst tot stand is gekomen door misbruik te maken van omstandigheden. Zij zal de vorderingen van [eiser in conventie], die allen zijn gebaseerd op het bestaan van een rechtsgeldige overeenkomst tussen partijen, afwijzen en de vorderingen van [gedaagde sub 1] toewijzen.
[eiser in conventie] dient als de in het ongelijk te stellen partij te worden veroordeeld in de proceskosten, zowel van de conventie als de reconventie. In conventie resulteert dit, gelet op de verrichte proceshandelingen en de geldswaarde van de hoofdvordering, in 7,5 punt vermenigvuldigd met tarief VII. Nu alle proceshandelingen in conventie inhoudelijk ook betrekking hebben op de reconventie en de reconventie voortvloeit uit het verweer, waardeert de rechtbank de reconventie op de helft van de punten op gelijke voet als de conventie. Dit resulteert in een halvering van het aantal punten in conventie vermenigvuldigd met, gezien de geldswaarde van deze vordering, tarief III.
De beslissing
De rechtbank
veroordeelt [eiser in conventie] in de kosten van het geding tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde sub 1] begroot op € 1.100,-- wegens griffierechten, € 24.082,50 wegens procureurssalaris en € 50,-- wegens overige verschotten;
vernietigt de voorovereenkomst die op 22 april 2004 door [eiser in conventie] en mogelijk door [gedaagde sub 1] is ondertekend, zoals door [eiser in conventie] wordt gesteld, ter beslechting van het geschil dat aanhangig is bij de Belgische rechter, de 9e kamer der rechtbank in eerste aanleg te Dendermonde onder rolnummer A.R. [rolnr.];
veroordeelt [eiser in conventie] binnen 8 dagen na betekening van dit vonnis aan [gedaagde sub 1] terug te betalen de som van € 20.000,--, vermeerderd met wettelijke rente berekend vanaf de dag waarop de overschrijving heeft plaatsgevonden tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [eiser in conventie] om binnen 8 dagen na betekening van dit vonnis aan [gedaagde sub 1] te leveren de aandelen in de Belgische naamloze vennootschap Immo-Globe N.V. die in het kader van de uitvoering van de voorovereenkomst van 22 april 2004 aan [eiser in conventie] zijn overgedragen;
veroordeelt [eiser in conventie] in de kosten van het geding tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde sub 1] begroot op € 2.171,25 wegens procureurssalaris;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2008