ECLI:NL:RBMID:2008:BD6469
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontbinding koopovereenkomst en onderhoudsverplichtingen tussen partijen
In deze zaak is een geschil ontstaan tussen [eiseres] en [gedaagde] naar aanleiding van een notariële koopovereenkomst die op of omstreeks 23 januari 2003 is gesloten. [eiseres] heeft haar woning aan [gedaagde] verkocht, met de afspraak dat de woning binnen drie maanden na mededeling aan de notaris dat [eiseres] is overleden of voornemens is elders te gaan wonen, zou worden geleverd. Een belangrijk onderdeel van de overeenkomst is artikel 23, waarin is vastgelegd dat de verkoper geen onderhoud aan het verkochte zal plegen en dat de koper verantwoordelijk is voor noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden, maar alleen na toestemming van de verkoper.
Het geschil draait om de vraag of [gedaagde] haar onderhoudsverplichtingen is nagekomen en of [eiseres] terecht ontbinding van de koopovereenkomst vordert. [eiseres] stelt dat er sprake is van achterstallig onderhoud en vordert ontbinding van de overeenkomst en betaling van een schadevergoeding van € 14.067,19, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Subsidiair vordert zij dat [gedaagde] de noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden uitvoert.
[gedaagde] betwist de vordering en stelt dat zij bereid is om onderhoudswerkzaamheden te verrichten, maar dat [eiseres] geen medewerking verleent. De rechtbank oordeelt dat er geen grond is voor ontbinding van de koopovereenkomst, omdat [gedaagde] wel degelijk onderhoud heeft gepleegd en dat de vorderingen van [eiseres] moeten worden afgewezen. De rechtbank benadrukt dat de tekst van de overeenkomst niet dwingt tot de conclusie dat [eiseres] de enige is die bepaalt hoe het onderhoud moet worden uitgevoerd. De belangen van beide partijen moeten in overweging worden genomen, waarbij de rechtbank concludeert dat de door [gedaagde] voorgestelde wijze van onderhoud niet onredelijk is.
De rechtbank wijst de vorderingen van [eiseres] af en veroordeelt haar in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde]. Dit vonnis is uitgesproken op 2 juli 2008 door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit.