ECLI:NL:RBMID:2008:BD6032

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
20 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
62550/KG ZA 08-86
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming en betaling van huurpenningen in kort geding

In deze zaak vordert Haringman Betonwaren B.V. in kort geding de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een eerder vonnis van de kantonrechter te Middelburg, waarin [gedaagde] is veroordeeld tot betaling van achterstallige huurpenningen. De huurovereenkomst tussen Haringman en [gedaagde] betreft een bedrijfsruimte in Goes, die op 1 januari 2005 is verhuurd voor een periode van één jaar, met een kwartaalhuur van € 5.100,-- exclusief BTW. Na het niet nakomen van betalingsverplichtingen door [gedaagde], heeft de kantonrechter op 7 januari 2008 [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 14.843,71 aan achterstallige huur, maar de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming zijn afgewezen. Haringman vordert nu de ontruiming van de bedrijfsruimte en betaling van huur over de maanden februari tot en met juni 2008, die door [gedaagde] niet zijn voldaan. De voorzieningenrechter oordeelt dat [gedaagde] niet heeft voldaan aan de eerdere veroordeling en dat er voldoende grond is voor de gevorderde ontruiming. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst wordt afgewezen, omdat deze niet in kort geding kan worden behandeld. De voorzieningenrechter verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 10.115,-- aan huurpenningen, vermeerderd met rente, en in de proceskosten van Haringman, die zijn begroot op € 1.379,80. De ontruiming moet uiterlijk op 1 juli 2008 plaatsvinden.

Uitspraak

Uitspraak
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
62550 / KG ZA 08-8621 mei 2008
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 62550 / KG ZA 08-86
Vonnis van 20 mei 2008
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HARINGMAN BETONWAREN B.V.,
gevestigd te Goes,
eiseres,
procureur : mr. E. Bregonje,
tegen
[gedaagde],
wonende te [adres],
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna Haringman en [gedaagde] genoemd worden.
De procedure.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 29 april 2008;
de brief van mr. Bregonje van 6 mei 2008 met een tweetal producties;
de mondelinge behandeling op 13 mei 2008;
- een door [gedaagde] opgestelde en ter zitting overgelegde verklaring met bijlagen.
De feiten.
2.1. Haringman heeft met ingang van 1 januari 2005 aan [gedaagde] verhuurd de loods staande en gelegen aan de [adres] te Goes (verder: de bedrijfsruimte).
2.2. De huurovereenkomst is aangegaan voor een periode van 1 jaar, waarna, behoudens opzegging, stilzwijgend verlenging plaatsvindt. De tussen partijen overeengekomen (aanvangs)huurprijs bedraagt per kwartaal € 5.100,-- exclusief BTW, zulks bij vooruitbetaling te voldoen.
2.3. Nadat [gedaagde] zijn uit de huurovereenkomst voortvloeiende betalingsverplichtingen jegens Haringman niet was nagekomen, heeft de kantonrechter van deze rechtbank [gedaagde] bij vonnis van 7 januari 2008 veroordeeld tot betaling aan Haringman van de achterstallige huurpenningen, begroot op een bedrag van € 14.843,71 vermeerderd met de contractuele rente van 7% op jaarbasis.
2.4. De door Haringman tevens gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de bedrijfsruimte heeft de kantonrechter in datzelfde vonnis afgewezen. Daarbij is door de kantonrechter onder 7. van zijn vonnis van 7 januari 2008 het navolgende overwogen:
“Indien [gedaagde] de geldende huur niet kan opbrengen …, dan dient [gedaagde] daaraan consequenties te verbinden, immers bij een na dit vonnis nieuw op te bouwen relevante huurachterstand zal aan een ontbinding en ontruiming vrijwel niet te ontkomen zijn”.
2.5. [gedaagde] heeft tot op heden niet voldaan aan de veroordeling van de kantonrechter van deze rechtbank. Ook heeft hij nagelaten de opeisbaar geworden huurpenningen over de maanden februari 2008 tot en met juni 2008 aan Haringman te voldoen. Tegen het vonnis van de kantonrechter van 7 januari 2008 heeft [gedaagde] hoger beroep ingesteld.
3. Het geschil en de beoordeling daarvan.
Haringman vordert, uitvoerbaar bij voorraad, - kort samengevat -:
de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis van 7 januari 2008 van de kantonrechter te Middelburg,
de veroordeling van [gedaagde] tot voldoening aan Haringman van de sedert 1 februari 2008 opeisbaar geworden huurpenningen,
de ontbinding van de huurovereenkomst tussen Haringman en [gedaagde],
de ontruiming van de bedrijfsruimte door [gedaagde] en
de veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
[gedaagde] heeft de vorderingen van Haringman weersproken.
De strekking van zijn verweer komt er op neer dat hij de (achterstallige) huur wel wil betalen, maar dat hij dit tot nu toe heeft nagelaten omdat hij in de veronderstelling verkeerde dat partijen nog in onderhandeling waren. Op dat verweer en op hetgeen partijen verder nog ter ondersteuning van hun standpunten hebben aangevoerd zal, voor zover nodig, bij de beoordeling worden ingegaan.
3.3. Bij vonnis van 7 januari 2008 heeft de kantonrechter van deze rechtbank [gedaagde] veroordeeld tot betaling van achterstallige huurpenningen. Het vonnis is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De vordering onder a. strekt ertoe, gelet op de omstandigheid dat [gedaagde] daarvan inmiddels in hoger beroep is gekomen en niet bereid is gebleken vrijwillig daaraan gevolg te geven, het eindvonnis van de kantonrechter alsnog uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
In de gevallen dat uitvoerbaarverklaring bij voorraad is uitgebleven omdat zij niet was gevorderd, dan wel (kennelijk) vergeten, kan de voorzieningenrechter in kort geding een beslissing van een bodemrechter uitvoerbaar bij voorraad verklaren. In het onderhavige geval is aannemelijk, zoals door Haringman is aangevoerd, dat er sprake is van een omissie nu in het betreffende vonnis van de kantonrechter van 7 januari 2008 aan de uitvoerbaarverklaring geen overweging is gewijd en de afwijzing ervan is begrepen in de afwijzing van het meer of anders gevorderde. Nu voorts de wet of de aard van de zaak zich niet tegen de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad verzetten en [gedaagde] hiertegen geen of onvoldoende verweer heeft gevoerd, zal het gevorderde onder a. worden toegewezen.
3.4. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting moet worden vastgesteld dat [gedaagde] niet alleen heeft nagelaten te voldoen aan de veroordeling van de kantonrechter van deze rechtbank, maar dat hij bovendien heeft volhard in zijn handelwijze door ondanks het vonnis van de kantonrechter en de daarin vervatte waarschuwing opnieuw een huurachterstand te laten ontstaan. Immers, ook de sindsdien opeisbaar geworden huurpenningen over de maanden februari 2008 tot en met juni 2008 zijn door [gedaagde] onbetaald gebleven. De in dat kader door [gedaagde] aangevoerde omstandigheid dat hij geen factuur voor de huur heeft ontvangen, ontslaat hem niet van zijn verplichting de huur bij vooruitbetaling te voldoen. Deze verplichting vloeit immers voort uit de tussen partijen gesloten huurovereenkomst. Ook de door [gedaagde] aangevoerde omstandigheid dat partijen volgens hem nog in onderhandeling waren, rechtvaardigt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet het bestaan van een huurachterstand van vijf maanden. Kortom, in weerwil van de stelling van [gedaagde] dat hij de achterstallige huur wel wil betalen moet worden vastgesteld dat [gedaagde] tot op heden helemaal niets heeft betaald.
Mede in het licht van hetgeen de kantonrechter van deze rechtbank in zijn vonnis van 7 januari 2008 heeft overwogen is voldoende aannemelijk dat het vorenstaande voor de bodemrechter een voldoende ernstige tekortkoming in de nakoming van de voor [gedaagde] uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen zal opleveren om tot ontbinding van de huurovereenkomst over te gaan. Aldus ligt de onder d. gevorderde voorziening tot ontruiming van de bedrijfsruimte voor toewijzing gereed.
Rekening houdend met de omstandigheid dat in de loods onder meer (ter reparatie aangeboden) pleziervaartuigen zijn opgeslagen die door [gedaagde] uit de loods verwijderd zullen moeten worden, zal worden bepaald dat [gedaagde] uiterlijk 1 juli 2008 de bedrijfsruimte moet hebben ontruimd.
De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie zal worden afgewezen, omdat zij ingevolge art. 556 lid 1 en art. 557 Rv overbodig is.
3.5. Naast de gevorderde ontruiming vordert Haringman tevens de ontbinding van de tussen Haringman en [gedaagde] met betrekking tot de bedrijfsruimte gesloten huurovereenkomst. Een dergelijke vordering leent zich, gelet op haar definitieve karakter, echter niet voor behandeling in kort geding. De vordering onder c. zal dus worden afgewezen.
3.6. De vordering onder b. strekt ertoe [gedaagde] te veroordelen tot betaling van achterstallige huur vanaf 1 februari 2008.
[gedaagde] heeft hiertegen alleen aangevoerd dat hij eerst vanaf 9 februari 2008 gehouden is tot een hervatting van zijn huurbetalingsverplichtingen omdat hij pas op deze datum toegang tot de bedrijfsruimte heeft gekregen. Op grond van de stukken (waaronder de e-mail van [gedaagde] aan Haringman van 7 februari 2008) en het verhandelde ter zitting moet er echter voorshands vanuit worden gegaan dat [gedaagde] vanaf 1 februari 2008 wel steeds (via twee loopdeurtjes) toegang tot de loods heeft gehad. Nu verder niet in geschil is dat [gedaagde] uit hoofde van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst over de maanden februari 2008 tot en met juni 2008 aan Haringman nog een bedrag van € 10.115,-- aan huur verschuldigd is, zal de vordering onder b. tot zover worden toegewezen. Een verdere veroordeling tot betaling van huur zal achterwege blijven, nu het toekomstige termijnen betreft die nog niet opeisbaar zijn geworden. Bovendien vloeit de verplichting tot betaling van huur rechtstreeks voort uit de tussen partijen gesloten huurovereenkomst, zodat niet aannemelijk is dat Haringman het daarvoor vereiste spoedeisend belang heeft. De gevorderde rente is als gegrond op de tussen partijen gesloten huurovereenkomst op onderstaande wijze toewijsbaar.
3.7. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Haringman worden begroot op:
- dagvaarding EUR 71,80
- vast recht 254,--
- salaris procureur 1.054,--
Totaal EUR 1.379,80
Een verdere veroordeling in proceskosten zoals door Haringman gevorderd (waaronder de gevorderde veroordeling in nakosten) kan achterwege blijven, omdat niet aannemelijk is dat Haringman het daarvoor vereiste spoedeisend belang heeft.
4. De beslissing.
De voorzieningenrechter:
4.1. verklaart uitvoerbaar bij voorraad het op 7 januari 2008, in de procedure met rolnummer 06-2895, door de rechtbank te Middelburg, sector kanton, locatie Middelburg, gewezen vonnis,
4.2. veroordeelt [gedaagde] om op uiterlijk 1 juli 2008 de loods, staande en gelegen aan de [adres] te ([adres]) Goes, volledig en behoorlijk te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels in lege en vrije staat ter vrije beschikking van Haringman te stellen en vervolgens verlaten en ontruimd te houden,
4.3. veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Haringman ter zake van huur over de maanden februari 2008 tot en met juni 2008 te voldoen een bedrag van € 10.115,--, vermeerderd met de overeengekomen rente van 7% vanaf de vervaldatum tot de dag van algehele voldoening;
4.4. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Haringman tot op heden begroot op € 1.379,80,
4.5. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor zover het betreft de hiervoor onder 4.2. t/m 4.4. geformuleerde veroordeling tot ontruiming, tot betaling van achterstallige huur en de veroordeling in de proceskosten;
4.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2008