ECLI:NL:RBMID:2008:BD5282

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
18 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
57844/HA ZA 07-243
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en tekortkoming in exclusiviteits-overeenkomst tussen Factory Control, TMF en Van Lieshout

In deze zaak vorderde Factory Control B.V. dat TMF Belting Systems B.V. en Van Lieshout Snacks B.V. toerekenbaar tekort waren geschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit een exclusiviteits-overeenkomst. De rechtbank oordeelde dat er geen toerekenbare tekortkoming was, omdat de exclusiviteits-overeenkomst niet meebracht dat TMF en Van Lieshout verplicht waren om met Factory Control samen te werken. De rechtbank concludeerde dat Factory Control niet gerechtvaardigd kon vertrouwen op een overeenkomst tot het installeren van een geautomatiseerd inpaksysteem, aangezien er geen overeenstemming was over de prijs en andere essentiële voorwaarden. De rechtbank wees de vorderingen van Factory Control af en veroordeelde haar in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken en de noodzaak voor partijen om zich bewust te zijn van de risico's bij onderhandelingen.

Uitspraak

Uitspraak
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
57844 / HA ZA 07-2439 juli 2008
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 57844 / HA ZA 07-243
Vonnis van 18 juni 2008
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FACTORY CONTROL B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
eiseres,
procureur mr. C.J. IJdema,
advocaten mrs. R.A.W.J. van Eijck en I.C. Engels te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
T.M.F. BELTING SYSTEMS B.V.,
gevestigd te Goes,
gedaagde,
procureur mr. M.L. Huisman,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN LIESHOUT SNACKS B.V.,
gevestigd te Helmond,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AD VAN GELOVEN B.V.,
gevestigd te Tilburg,
gedaagden,
procureur mr. E.H.A. Schute,
advocaat mr. E.H.H. Schelhaas te ’s-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna Factory Control, TMF en Van Lieshout genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding;
de akte houdende overlegging producties van de zijde van Factory Control;
de conclusie van antwoord van de zijde van TMF;
de conclusie van antwoord van de zijde van Van Lieshout;
de conclusie van repliek;
de conclusie van dupliek van de zijde van TMF;
de conclusie van dupliek van de zijde van Van Lieshout;
de akte uitlating producties van de zijde van Factory Control;
de antwoordakte van de zijde van TMF;
de brief met nadere productie van de zijde van Factory Control;
het proces-verbaal van pleidooi van 14 april 2008.
De feiten
Factory Control is een bedrijf dat zich bezighoudt met het ontwerpen, installeren en het bouwen van machines op het gebied van industriële automatisering. TMF is een bedrijf dat zich bezighoudt met het leveren van installaties voor het verpakken van levensmiddelen. Van Lieshout produceert levensmiddelen, meer in het bijzonder “snacks”.
In het vierde kwartaal van 2003 heeft Factory Control een eerste contact gehad met Van Lieshout. Zij hebben besprekingen gevoerd over een mogelijkheid om frikadellen geautomatiseerd te verpakken. In 2004 zijn diverse voorstellen besproken tussen partijen.
Bij brief van 15 december 2004 heeft Factory Control Van Lieshout een “budgetofferte” gestuurd, onderverdeeld in een viertal suggesties voor het gehele automatiseringsproces, waaronder het shuttleprincipe.
Eind 2004, begin 2005 heeft Factory Control met TMF contact gezocht met de vraag of zij zorg zou kunnen dragen voor de geautomatiseerde aanvoer van de frikadellen. Op 16 maart 2005 heeft er een overleg plaatsgevonden tussen Factory Control, Van Lieshout en TMF. Vervolgens zijn er diverse contacten geweest tussen deze partijen. Na de bespreking op 4 mei 2005 is door alle partijen onderstaande overeenkomst getekend:
“(…)
[V.G.] BV (…) en Van Lieshout Snacks BV (…) “opdrachtgevers”
en
Factory Control BV (…) en TMF BV (…) “opdrachtnemers”
verklaren als volgt te zijn overeengekomen:
partijen spreken af om gezamenlijk een systeem te ontwikkelen voor het automatisch inpakken van frikandellen.
(…)
Intellectueel eigendom van het te ontwikkelen systeem voor het automatisch inpakken van frikandellen blijft bij opdrachtnemers.
(…)
Bij positief resultaat van ontwikkelingstests, echter geen opdracht voor dit systeem, kan er wel een systeem voor het automatisch verpakken van frikandellen verkocht worden aan een andere onderneming dan die van opdrachtgevers, onder de voorwaarde dat in dat geval de gemaakte ontwikkelingskosten aan opdrachtgevers terugvergoed zullen worden, op het moment van opdracht aan opdrachtnemer door concurrent.
Partijen zijn naar elkaar volstrekte openheid verschuldigd.
(…)”
Na de ondertekening van voornoemde overeenkomst zijn verschillende onderdelen van het automatiseringsproces (succesvol) getest.
Op verzoek van Van Lieshout heeft Factory Control op 16 mei 2005 een offerte aan TMF gestuurd, waarna TMF op 24 mei 2005 de gezamenlijke offerte aan Van Lieshout heeft verzonden. Naar aanleiding van deze offerte heeft een bespreking tussen alle partijen plaatsgevonden op 3 juni 2005. De heer [V] van Factory Control en de heer [K] van TMF hebben daarna op de parkeerplaats verder met elkaar gesproken. Daarbij is besproken dat TMF en Factory Control ieder voor 50% zou deelnemen aan het geautomatiseerde inpaksysteem.
Op 7 juni 2005 heeft Factory Control aan TMF geoffreerd. Deze offerte is bij brief van 14 juli 2005 door TMF niet geaccepteerd.
Op 20 juli 2005 heeft de raadsman van Factory Control Van Lieshout en TMF gesommeerd de exclusiviteitsovereenkomst na te komen.
Naar aanleiding van voornoemde sommatiebrief hebben Factory Control, Van Lieshout en TMF op 18 augustus 2005 een bespreking gevoerd. Factory Control heeft daarop haar eerder uitgebrachte offerte aangepast en op 25 augustus 2005 verzonden aan TMF. TMF heeft deze offerte bij brief van 29 augustus 2005 verworpen, waarna telefonisch overleg heeft plaatsgevonden.
Uiteindelijk is TMF met een derde, Valk Welding te Alblasserdam, in zee gegaan en bij deze onderneming een robot besteld. Deze twee ondernemingen hebben het inpaksysteem bij Van Lieshout geïnstalleerd.
Het geschil
Factory Control vordert:
te verklaren voor recht dat TMF en Van Lieshout toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen die voortvloeien uit de exclusiviteits-overeenkomst gedateerd 28 april 2005 en dat TMF en Van Lieshout hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de ten gevolge daarvan door Factory Control geleden en nog te lijden schade;
te verklaren voor recht dat TMF toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen die in het verlengde van de exclusiviteitsovereenkomst voortvloeien uit de op 3 juni 2005 gesloten overeenkomst (50/50) en dat TMF aansprakelijk is voor de ten gevolge daarvan door Factory Control geleden en nog te lijden schade;
te verklaren voor recht dat TMF en Van Lieshout jegens Factory Control onrechtmatig hebben gehandeld en aldus hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de ten gevolge daarvan door Factory Control geleden en nog te lijden schade;
TMF en Van Lieshout hoofdelijk te veroordelen des dat de één betalende, de ander zal zijn bevrijd om aan Factory Control te betalen de in het licht der dagvaarding bedoelde schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
TMF en Van Lieshout hoofdelijk te veroordelen, des dat de één betalende, de ander zal zijn bevrijd, om aan Factory Control te betalen bij wijze van voorschot de somma van € 50.000,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
TMF en Van Lieshout te veroordelen in de kosten van het geding.
Factory Control stelt het volgende. TMF heeft zich door ondertekening van de exclusiviteitsovereenkomst jegens Factory Control verbonden om gezamenlijk het systeem voor het geautomatiseerd verpakken van frikadellen te vervaardigen. Door deze overeenkomst niet na te komen schiet zij toerekenbaar tekort in de nakoming van haar verplichtingen. Bovendien handelt TMF onrechtmatig door niet met Factory Control, maar met een derde in zee te gaan. Er was immers sprake van verregaande onderhandelingen tussen Factory Control en TMF die niet zonder meer afgebroken hadden mogen worden. Daarnaast handelt TMF onrechtmatig door inbreuk te maken op de intellectuele eigendomsrechten van Factory Control, nu zij degene is geweest die het shuttleprincipe en de grijper (met V-groeven en vacuum) heeft bedacht.
Van Lieshout is, door het niet nakomen van de exclusiviteitsovereenkomst, eveneens toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Van Lieshout heeft ook onrechtmatig gehandeld jegens Factory Control door de onderhandelingen met Factory Control af te breken, waardoor zij in strijd met het beginsel van de goede trouw heeft gehandeld. Van Lieshout wist dat TMF niet met Factory Control verder zou gaan en zij heeft toch met TMF gecontracteerd.
Ook Van Lieshout heeft inbreuk gemaakt op de intellectuele eigendomsrechten van Factory Control.
Als gevolg van deze toerekenbare tekortkomingen en onrechtmatige handelingen heeft Factory Control schade geleden waarvoor Van Lieshout en TMF aansprakelijk zijn. De schade bestaat uit negatief contractsbelang en kosten die Factory Control heeft moeten maken voor het bedenken en uitwerken van het geautomatiseerde systeem. Daarnaast is zij winst misgelopen.
TMF voert verweer. Zij voert aan dat er geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming, primair omdat zij geen contractspartij is bij de exclusiviteitsovereenkomst. Subsidiair legt deze overeenkomst niet vast dat Van Lieshout uiteindelijk met Factory Control en TMF gezamenlijk in zee zou gaan. De overeenkomst was op initiatief van Van Lieshout opgesteld, om er voor te waken dat er geen productielijn aan concurrenten zou worden verkocht. Partijen hadden niet de bedoeling om met de overeenkomst de verhoudingen tussen TMF en Factory Control te regelen. Bovendien was er geen overeenstemming over (met name) de prijs.
Het stond TMF vrij om contact te leggen met andere ondernemers die in staat waren een robot te fabriceren. Daar heeft TMF ook niet geheimzinnig over gedaan. Zij is niet met Factory Control verder gegaan vanwege de prijsstelling en de twijfels over de robot. De uiteindelijk geïnstalleerde robot lijkt geenszins op de robot die door Factory Control is voorgedragen. De intellectuele eigendom is dan ook niet in het geding. Ten slotte betwist TMF dat Factory Control schade zou hebben geleden. Indien Factory Control al schade heeft geleden, dient deze gematigd te worden
Van Lieshout betwist de vordering. Zij voert aan dat in de exclusiviteits-overeenkomst hoofdzakelijk wordt bepaald dat, indien Factory Control en TMF van Van Lieshout een opdracht zouden krijgen voor het ontwikkelen van een systeem voor het automatisch inpakken van frikadellen, dit systeem voor een periode van vier jaar exclusief ten dienste zou staan van Van Lieshout. Van enige toezegging is geen sprake. Partijen hebben vervolgens overeenstemming bereikt over de kosten van de testopstelling. Zij betwist daarnaast dat zij Factory Control te kennen heeft gegeven, dan wel de indruk heeft gewekt, dat zij de opdracht aan Factory Control zou verstrekken. Het te leveren product stond nog niet vast en zij was zich slechts aan het oriënteren. Het stond Van Lieshout derhalve vrij om de onderhandelingen af te breken en met een ander verder te gaan. Van Lieshout betwist ten slotte ook de (hoogte van de) gestelde schade.
De beoordeling
De primaire vordering is gebaseerd op schade die Factory Control stelt te lijden door het niet nakomen van de exclusiviteitsovereenkomst. Naar het oordeel van de rechtbank is de exclusiviteitsovereenkomst wel nagekomen door TMF en Van Lieshout. De in de overeenkomst opgenomen aandachtspunten brengen immers, anders dan Factory Control meent, niet mee dat op TMF de verplichting rustte om in nauwe samenwerking met Factory Control tot het installeren van een geautomatiseerd inpaksysteem te komen, dan wel dat Van Lieshout verplicht was aan TMF en Factory Control een opdracht te verstrekken. Gelet op de inhoud van de overeenkomst kon Factory Control hieraan redelijkerwijs geen andere betekenis toekennen, dan dat de testopstelling door Van Lieshout werd gefinancierd, dat er in de tussentijd niet met concurrenten “in zee mocht worden gegaan” en dat een succesvolle test niet automatisch zou leiden tot een opdracht. De heer [V] van Factory Control heeft ook tijdens het voorlopig getuigenverhoor verklaard: “(…) [V.G.] heeft FC opdracht gegeven om eerst twee onderdelen uit te testen: het overzetten van frikadellen van het triltransport naar de shuttle en de robotkop. [V.G.] was bereid de testkosten te betalen, maar wilde daartegenover wel dat een exclusiviteitsovereenkomst werd opgesteld (…)”. De testopstelling heeft plaatsgehad en Van Lieshout heeft de kosten daarvoor betaald, zodat gevolg gegeven is aan de overeenkomst.
Uit de exclusiviteitsovereenkomst kan ook niet worden afgeleid dat TMF en Factory Control verplicht waren met elkaar verder te gaan. Ook overigens is door Factory Control niets aangevoerd waaruit zou moeten worden afgeleid dat tussen Van Lieshout en Factory Control, dan wel tussen TMF en Factory Control een overeenkomst als door Factory Control gesteld is gesloten. Partijen hadden geen overeenstemming over de prijs, maar ook niet over de (datum van) levering en mogelijke andere voorwaarden. De laatste offerte van Factory Control aan TMF is niet geaccepteerd. Ook blijkt niet dat Van Lieshout een overeenkomst met Factory Control heeft gesloten (schriftelijk of mondeling) voor de levering van het automatiseringssysteem.
Factory Control heeft nog gesteld dat TMF tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst die, zo begrijpt de rechtbank, op de parkeerplaats op 3 juni 2005 tot stand zou zijn gekomen tussen de heer [V] en de heer [K] van TMF. Ook daarin kan Factory Control niet worden gevolgd. Immers, indien er al een (mondelinge) overeenkomst tot stand zou zijn gekomen, die inhield dat TMF en Factory Control een 50/50-afspraak voor de levering van het systeem hadden, dan is die afspraak komen te vervallen door hetgeen daarna is gebeurd. Factory Control heeft na de “parkeerplaats-ontmoeting” nog overleg gehad met TMF, waarbij andere voorwaarden (waaronder de prijs en de verhouding tussen Factory Control en TMF) aan de orde zijn geweest. Zo blijkt uit het gespreksverslag van de bijeenkomst op 18 augustus 2005: “(…) De heer [G] (…) stelt voor om zo spoedig mogelijk met de heer [K] om de tafel te gaan zitten om uiteindelijk vast te gaan stellen wie welk deel van de nog te vergeven opdracht zal verzorgen. (…)”.
Het een en ander leidt ertoe dat de vorderingen van Factory Control die gegrond zijn op toerekenbare tekortkoming zullen worden afgewezen.
De andere vorderingen vinden hun grondslag in de stelling dat TMF en Van Lieshout de tussen partijen gevoerde onderhandelingen niet hebben mogen afbreken. Factory Control stelt als gevolg van het niet tot stand komen van de overeenkomst schade te lijden, die Van Lieshout en TMF dienen te vergoeden. Die schade zou allereerst bestaan uit het mislopen van de winst, waarvan Factory Control stelt dat zij die gemaakt zou hebben, indien de overeenkomst wel tot stand zou zijn gekomen. Maatstaf voor de beoordeling van de schadevergoedingsplicht bij afgebroken onderhandelingen is dat Van Lieshout en TMF vrij waren om die onderhandelingen met Factory Control af te breken, tenzij dat op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het totstandkomen van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop Van Lieshout en TMF tot het ontstaan van dat vertrouwen hebben bijgedragen en met hun eigen gerechtvaardigde belangen.
Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is gebleken dat het in ieder geval ook voor Factory Control vanaf 3 juni 2005 duidelijk was dat TMF als hoofdaannemer werd beschouwd door Van Lieshout. De offertes liepen ook via TMF. Tussen Factory Control en TMF heeft overleg plaatsgevonden over de prijs van het geautomatiseerde systeem. Uit de offerte van 17 juni 2005 van Factory Control blijkt dat zij op dat moment niet bereid was haar prijs aan te passen. De email van 13 juli 2005 van TMF leidde er vervolgens toe dat de raadsman van Factory Control zowel TMF als Van Lieshout sommeerde tot nakoming. Om weer met elkaar in gesprek te komen, heeft er een bijeenkomst plaatsgevonden op 18 augustus 2005. Het gespreksverslag luidt voor zover van belang: “(…) Tijdens dit gesprek heeft dhr. Lanting aangegeven dat het offertebedrag veel te hoog was en dat Van Lieshout er de voorkeur aan gaf om met andere leveranciers verder te gaan (…) Tevens maakt de heer Lanting duidelijk dat nog enkele opdracht verstrekt is. (…)”. Factory Control offreert vervolgens op 25 augustus 2005 voor een bedrag van € 128.840,-- aan TMF. Deze herziene offerte wordt op 29 augustus 2005 door TMF verworpen met als reden: “(…) Indien wij deze prijs vergelijken met uw begrotingsoverzicht van 7 juni 2005 werd er een bedrag van netto € 67.000,-- aangeboden voor bovengenoemde omschrijving. Waar deze aanbieding van 25 augustus op gebaseerd is, is voor ons niet duidelijk. Aangezien er meerdere opties vervallen zijn en zowel installeren als programmeren etc. op nacalculatie worden berekend.
Tevens hebben wij een marktanalyse uitgevoerd en prijzen vergeleken van aanbieders van robots waaronder ook Denso. En deze aanbieders liggen qua prijs ver onder uw aanbieding(en). (…)”
Naar het oordeel van de rechtbank kan daaruit worden afgeleid dat er weliswaar onderhandelingen gaande waren, maar dat deze nog niet zover waren gekomen dat Factory Control er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zij de opdracht tot het leveren van een robot zou krijgen. TMF en Factory Control waren het immers nog niet eens over de essentialia van de overeenkomst: prijs, leveringsdatum en overige voorwaarden.
Zoals uit het voorgaande voortvloeit had Factory Control zich ervan bewust moeten zijn dat het niet op één lijn komen over de prijs in de weg zou staan aan het verkrijgen van de opdracht tot het ontwikkelen en leveren van een geautomatiseerd frikadellen-inpaksysteem. Uit de stellingen van Factory Control blijkt niet dat Van Lieshout of TMF, door hun houding of door toezeggingen te doen, bij Factory Control de (gerechtvaardigde) verwachting hebben gewekt dat Factory Control desondanks toch de opdracht gegund zou worden.
Uit het bij gelegenheid van het pleidooi door Factory Control zelf naar voren gebrachte feitelijk relaas (tijdpad) blijkt bovendien dat zowel Van Lieshout als TMF op elke door Factory Control genomen stap inhoudelijk hebben gereageerd. Verder is Factory Control verschillende keren uitdrukkelijk in de gelegenheid gesteld haar plannen bij te stellen. Dat TMF en Van Lieshout tenslotte hebben gemeend een streep onder de zaak te moeten zetten, kan hen niet worden verweten. Gezien voormelde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, kan naar het oordeel van de rechtbank geoordeeld worden dat er op het moment dat Van Lieshout en TMF de onderhandelingen afbraken bij Factory Control in redelijkheid niet het gerechtvaardigd vertrouwen kon bestaan dat een overeenkomst tot het installeren van een geautomatiseerd inpaksysteem tot stand zou komen. Factory Control diende er terdege rekening mee te houden dat de onderhandelingen zonder resultaat zouden blijven; Van Lieshout en TMF zijn niet aansprakelijk voor een eventueel nadeel dat Factory Control daardoor lijdt.
Ten slotte heeft Factory Control gesteld dat TMF en Van Lieshout onrechtmatig hebben gehandeld door inbreuk te maken op de intellectuele eigendomsrechten van Factory Control. De rechtbank is van oordeel dat Factory Control ook in deze stelling niet kan worden gevolgd. Factory Control heeft immers onvoldoende onderbouwd gesteld welk eigendomsrecht haar toekomt en waaruit die inbreuk dan zou bestaan.
Het vorengaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen van Factory Control zullen worden afgewezen. Zij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van zowel TMF als Van Lieshout op:
- griffierecht € 1.100,--
- salaris procureur € 3.576,-- (4 punten × tarief € 894,--).
De door Van Lieshout gevorderde nakosten zullen worden afgewezen, nu deze door middel van de procedure als bepaald in artikel 237, vierde lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering verhaald moeten worden. De gevorderde wettelijke rente zal daarentegen worden toegewezen.
De beslissing
De rechtbank
wijst de vorderingen van Factory Control af;
veroordeelt Factory Control in de kosten van het geding welke aan de zijde van TMF tot aan dit moment worden begroot op € 1.100,-- wegens griffierecht en € 3.576,-- wegens procureurssalaris;
veroordeelt Factory Control in de kosten van het geding welke aan de zijde van Van Lieshout tot aan dit moment worden begroot op € 1.100,-- wegens griffierecht en € 3.576,-- wegens procureurssalaris, één en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na heden;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers, mr. M.C. de Regt en mr. S. Kuypers en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2008.