ECLI:NL:RBMID:2008:BD5235

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
28 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
56530/HA ZA 07-87
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij schade aan motortankschip na koopovereenkomst en hermotorisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 28 mei 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen Nateus N.V. en Southern Ship Management B.V. (SSM) en Hoornaerts’s Machinefabriek en Scheepswerven “De Schroef” B.V. (De Schroef) over schade aan het motortankschip [E.H.]. De eiser, Nateus, vorderde schadevergoeding op basis van een koopovereenkomst die op 12 november 2002 was gesloten tussen Coastal Transport N.V. (Coastal) en SSM. In deze overeenkomst werd het schip 'as is, where is' verkocht, wat inhoudt dat de koper het schip in de staat aanvaardde waarin het zich bevond. Voordat het schip werd geleverd, ontstond er motorschade, waarna SSM en De Schroef overeenkwamen dat De Schroef een nieuwe motor zou plaatsen. Nateus stelde dat SSM en De Schroef aansprakelijk waren voor de schade die was ontstaan door een lekke olieleiding, die door De Schroef was geplaatst.

De rechtbank oordeelde dat Nateus geen vorderingsrecht had, omdat zij niet op de verzekeringspolis was genoemd en er geen volmacht was aangetoond. De rechtbank concludeerde dat de koopovereenkomst en de daaropvolgende overeenkomsten tussen Coastal en SSM bepaalden dat Coastal afstand deed van verdere vorderingen met betrekking tot het schip. De rechtbank wees de vorderingen van Nateus af, omdat de overeenkomst 'as is, where is' ook na de hermotorisatie van toepassing bleef. Bovendien was er onvoldoende bewijs dat De Schroef onrechtmatig had gehandeld. De rechtbank oordeelde dat Nateus als in het ongelijk gestelde partij de proceskosten moest vergoeden aan SSM en De Schroef.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke contractuele afspraken en de gevolgen van het 'as is, where is'-principe in koopovereenkomsten, evenals de noodzaak om vorderingsrechten goed te onderbouwen in juridische procedures.

Uitspraak

Uitspraak
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
56530 / HA ZA 07-8728 mei 2008
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 56530 / HA ZA 07-87
Vonnis van 28 mei 2008
in de zaak van
de vennootschap naar het recht van de plaats harer vestiging
NATEUS N.V.,
gevestigd te Antwerpen,
eiseres,
procureur mr. J.C. Bode 't Hart,
advocaat mr. W.M. van Rossenberg te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SOUTHERN SHIP MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Sas van Gent,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOORNAERT'S MACHINEFABRIEK EN SCHEEPSWERVEN "DE SCHROEF”,
gevestigd te Sas van Gent,
gedaagden,
procureur mr. C.J. IJdema,
advocaat mr. J. Smit te Rotterdam.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding
de conclusie van antwoord
de conclusie van repliek
de conclusie van dupliek
de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.
De feiten
Coastal Transport N.V. (hierna: Coastal) heeft op 12 november 2002 een koopovereenkomst gesloten met Southern Ship Management B.V. (hierna: SSM) met betrekking tot het motortankschip [E.H.] In de koopovereenkomst is opgenomen dat het schip wordt aangekocht respectievelijk verkocht “as is, where is (Sluiskil)”.
Voorts is in artikel 3 van de koopovereenkomst opgenomen:
“Koper verklaart het gehele schip, boven en onder water, in- en uitwendig, geheel geïnspecteerd en goed bevonden te hebben. Door ondertekening van deze overeenkomst doet koper ten aanzien van verkoper afstand van om het even welk verhaal of vordering welke hij denkt te kunnen hebben tegen de verkoper, inclusief verborgen gebreken welke na de verkoop en overdracht zouden kunnen blijken.”
Voordat de [E.H.] werd geleverd ontstond er motorschade. Op 19 dan wel 20 november 2002 zijn Coastel en SSM overeengekomen dat SSM een nieuwe moter in de [E.H.] zou laten plaatsen door Hoornaerts’s Machinefabriek en Scheepswerven “De Schroef” B.V. (hierna: De Schroef). In de overeenkomst is onder meer opgenomen:
“Werkzaamheden worden uitgevoerd volgens de regels van Germanischer Lloyd (binnenvaart) en de Belgische Zeevaart Inspectie.” en
“Op alle leveringen en werkzaamheden zijn van toepassing de V.N.S.I. voorwaarden d.d. 10 april 2000, zoals bijgeleverd aan deze overeenkomst”. De motor is aansluitend geplaatst.
Op 19 februari 2003 zijn Coastal en Sea & Inland Transport n.v. enerzijds en Vlaamse Tankvaart Maatschappij n.v. en SSM anderzijds, overeengekomen dat de verkoop van de [M] en de hermotorisatie daarvan definitief zijn afgerond. Voorts is in deze overeenkomst opgenomen:
“Door betaling van (…. ) verklaart Coastal af te zien van alle huidige of toekomstige vorderingen , minnelijk of in rechte, voor om het even welke aanspraken, lastens Vlaamse Tankvaart Maatschappij n.v. en SSM”.
Op 12 september 2003 tijdens een normale vaart van de [E.H[M]nmiddels genaa[M]] is schade aan de motor c.a. ontstaan door het wegvallen van de oliedruk als gevolg van het lek raken van een olieleiding en/of een storing in of het verkeerd afstellen van het oliedrukalarm.
Door de Rechtbank van Koophandel te Gent is op verzoek van Nateus een gerechtsdeskundige benoemd die op 26 september 2006 een rapport heeft uitgebracht. In dit rapport concludeert de deskundige:
“De oorzaak van de schade was inderdaad in de kiem aanwezig ten tijde van het inbouwen van de motor, in die zin dat ongeschikte olieleidingen werden gebruikt en dan nog geplaatst met een te korte bocht.
Ik ben van mening dat er geen sprake is van niet oordeelkundig gebruik en gebrekkig onderhoud van de motor, de leidingen en de signalisatie”.
De [M] was verzekerd onder de op polis 02000189 genoemde verzekeringsmaatschappijen.
Het geschil
Nateus vordert samengevat – voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren voor recht dat SSM en De Schroef, althans SSM, althans De Schroef, gehouden zijn/is de aan de [M] ontstane schade c.a. te vergoeden en hen/haar te veroordelen terzake voormeld verschuldigd aan Nateus te betalen schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, alles met veroordeling van gedaagden in de kosten van het geding.
Nateus stelt hiertoe dat Nateus de nieuwe naam is van NV Naviga-Mauretus en als zodanig op de onder 2.6. bedoelde polis als verzekeringsmaatschappij is genoemd. Nateus en de overige op de polis genoemde verzekeringsmaatschappijen hebben aan Coastal een voorschot ad € 20.000,-- betaald als vergoeding voor de door het incident van 12 september 2003 geleden schade. Voorts zijn aanzienlijke expertise- en buitengerechtelijke kosten gemaakt. De overige op de polis genoemde verzekeringsmaatschappijen hebben Nateus een volmacht gegeven om de onderhavige vordering op eigen naam geldend te maken en te incasseren. Deze volmacht is mondeling gegeven en Nateus biedt hiervan bewijs aan.
Voorts stelt Nateus dat de werkzaamheden met betrekking tot het plaatsen van de motor door De Schroef niet adequaat zijn uitgevoerd waardoor schade aan de motor is ontstaan. Uit het rapport van de gerechtsdeskundige blijkt dat een olieleiding is lekgeraakt; die leiding was door De Schroef geleverd en geplaatst. SSM is voor deze schade aansprakelijk omdat zij toerekenbaar tekortgekomen is in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst. De Schroef is eveneens aansprakelijk omdat zij door haar handelwijze een onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens de belanghebbenden bij de [M].
Coastal heeft bij overeenkomst van 19 februari 2003 niet afgezien van vorderingen voor wat betreft de onderhavige schade die geruime tijd na het sluiten van de overeenkomst zijn ontstaan. Bovendien is De Schroef geen partij bij deze overeenkomst. SSM en De Schroef kunnen zich ook naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet op deze overeenkomst beroepen en ook niet op de VNSI (Vereniging Nederlandse Scheepsbouw Industrie)-voorwaarden. Voorzover die voorwaarden wel van toepassing zijn, stelt Nateus dat SSM en De Schroef ook dan aansprakelijk zijn voor de ontstane schade. Door het gebruik van een olieleiding die niet voor dit doel geschikt was, is een kernverplichting geschonden. De Schroef kan in ieder geval geen beroep doen op die voorwaarden nu zij geen partij was bij de overeenkomst tot het plaatsen van de motor. De Schroef heeft de overeenkomst niet mede ondertekend. Het feitelijk uitvoeren van de werkzaamheden maakt De Schroef geen partij. Op de vervaltermijn in artikel 13.4 van de VNSI-voorwaarden kunnen gedaagden zich niet beroepen omdat zij steeds verlengingen van de termijn hebben toegestaan. Ten aanzien van de stelling van SSM en De Schroef dat de leverancier van de motor aansprakelijk zou zijn voor wat betreft het te lage drukalarm, stelt Nateus dat dit de aansprakelijkheid van SSM en De Schroef onverlet laat. Ten overvloede betwist Nateus – gelet op het rapport van de gerechtsdeskundige – dat de bemanning van de [M] aan diverse zaken had geknoeid.
SSM en De Schroef betwisten de vorderingsgerechtigheid van Nateus. Nateus komt niet voor als verzekeraar op de polis. Voorts is niet komen vast te staan dat een voorschot van € 20.000,-- is betaald. Nu de volmacht niet is overgelegd, heeft Nateus haar vorderingsgerechtigheid niet aangetoond. Zij heeft hiertoe ruimschoots de gelegenheid gehad en dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
Voorts stellen zij dat de werkzaamheden terzake van de hermotorisatie correct en geheel volgens de overeenkomst bedoeld onder 2.2. zijn uitgevoerd, onder toezicht van en goedkeuring door Germanischer Lloyd en de Belgische Zeevaart Inspectie. Cummins is als leverancier van de motor aanwezig geweest bij de inbedrijfstelling en de proefvaart op 24 december 2002 en had geen opmerkingen. Bovendien heeft de heer M. van Turnhout, bestuurder van Coastal op 24 december 2002 een verklaring ondertekend, waarin namens Coastal wordt bevestigd dat de hermotorisatie van de [M] naar behoren is geschied.
Het uitgangspunt was dat de [M] werd verkocht “as is, where is”, inhoudende dat de koper de [M] zou aanvaarden in de staat waarop het zich op dat moment bevond en dat koper ten aanzien van verkoper afstand deed van welk verhaal of welke vordering dan ook, inclusief verborgen gebreken. Dit uitgangspunt is door de hermotorisatie niet verlaten. Dit is nog eens duidelijk vastgelegd in de overeenkomst van 19 februari 2003, waaruit blijkt dat partijen zijn overeengekomen dat Coastal afziet van alle eventuele vorderingen jegens SSM voor wat betreft de [M].
De vordering jegens SSM dient te worden afgewezen op grond van de tussen Coastal en SSM gesloten overeenkomsten en de daarvan deel uitmakende algemene voorwaarden. Zo SSM al tekortgeschoten zou zijn in de nakoming van de overeenkomst tot hermotorisatie, dan beroept SSM zich op de VNSI–voorwaarden, te weten artikel 12.1 (iedere aansprakelijkheid van de werf eindigt bij oplevering), artikel 12.6. (de garantietermijn bedraagt drie maanden), artikel 12.3 (de herstelplicht strekt zich niet uit tot herstel van gevolgschade), artikel 13.2 (de werf is nimmer aansprakelijk voor schade behoudens opzet of grove schuld) en 13.4 (de vervaltermijn). Er is geen sprake van schending van een kernverplichting indien een klein onderdeel (olieslag) van de motor gebreken vertoonde. Ook op de vordering jegens De Schroef zijn de voorwaarden van toepassing nu de voorwaarden blijkens de overeenkomst bedoeld onder 2.2. van toepassing worden verklaard op alle leveringen en werkzaamheden en Coastal heeft ingestemd met het uitvoeren van de werkzaamheden door De Schroef. Er is sprake van een driepartijen overeenkomst getekend door alle partijen, dan wel een aanvaard derdenbeding, dan wel derdenwerking. Subsidiair wordt een beroep gedaan op artikel 13.5 inhoudende dat voorwaarden welke door leveranciers of hulppersonen van de werf aan de werf kunnen worden tegengeworpen door de werf ook aan de opdrachtgever kunnen worden tegengeworpen.
Daarnaast betwisten SSM en De Schroef dat de lekgeraakte olieleiding door De Schroef werd geleverd en geplaatst, en dat de gescheurde olieslag als (hoofd)oorzaak van de gestelde schade heeft te gelden. De conclusies van de gerechtsdeskundige zijn voor een belangrijk deel ongemotiveerd en ongefundeerd en worden inhoudelijk weersproken.
De beoordeling
Het meest verstrekkende verweer is dat Nateus geen vorderingsrecht heeft omdat zij niet is genoemd op de verzekeringspolis en omdat niet gebleken is van een volmacht. Nateus heeft vervolgens haar stelling dat zij wel een vorderingsrecht heeft, alleen mondeling tijdens het pleidooi, nader toegelicht. Nu de andere – nader te noemen – verweren van SSM en De Schroef in ieder geval slagen en reeds moeten leiden tot afwijzing van de vorderingen, zal een beoordeling van het vorderingsrecht van Nateus verder achterwege kunnen blijven.
Ten aanzien van de vordering jegens SSM geldt het volgende. De koopovereenkomst met betrekking tot de [M] (toen [E.H.]) bepaalt dat het schip wordt gekocht en geleverd “as is, where is”. Dit houdt in dat Coastal de [M] zou aanvaarden in de staat waarop het zich op dat moment bevond. Vóór de datum van levering is de overeenkomst tot hermotorisatie gesloten. Uit de tekst van deze overeenkomst, de koopovereenkomst en de bedoeling van partijen moet worden afgeleid of het criterium “as is, where is” ook na de hermotorisatie op de koopovereenkomst van toepassing was. Ook de beoordeling hiervan kan echter achterwege blijven. Na de bovengenoemde overeenkomsten van koop en hermotorisatie, maar vóór het incident op 12 september 2003, is een overeenkomst gesloten tussen enerzijds (onder meer) Coastal en anderzijds (onder meer) SSM. De tekst van deze overeenkomst zoals deze hierboven is geciteerd onder 2.3. is duidelijk en uit de bedoeling van partijen kan niet anders worden afgeleid dan dat partijen uitdrukkelijk zijn overeenkomen dat Coastal op SSM geen verder vorderingsrecht zal hebben ten aanzien van de [M]. Uit niets blijkt dat Coastal, zoals Nateus stelt, een voorbehoud heeft willen maken ten aanzien van mogelijke toekomstige vorderingen als gevolg van de hermotorisatiewerkzaamheden. SSM mocht er onder deze omstandigheden op vertrouwen dat voor wat betreft de [M] geen nadere vorderingen meer zouden volgen. Dit geldt temeer omdat – zoals SSM onweersproken heeft gesteld – de hermotorisatie door diverse experts is gecontroleerd en goedgekeurd, te weten de Germanischer Lloyd, de Belgische Zeevaart Inspectie en Cummins, de leverancier van de motor. Ook staat als onweersproken vast dat de heer M. van Turnhout, bestuurder van Coastal, op 24 december 2002 een verklaring heeft ondertekend, waarin namens Coastal wordt bevestigd dat de hermotorisatie van de [M] naar behoren is geschied. De vordering jegens SSM wordt derhalve afgewezen.
Nateus baseert haar vordering ten aanzien van De Schroef op de stelling dat De Schroef een onrechtmatige daad heeft gepleegd. Hiervoor is niet voldoende dat indien De Schroef partij was geweest bij de overeenkomst tot hermotorisatie – hetgeen dus volgens Nateus zelf niet het geval is – De Schroef bij de uitvoering van de hermotorisatiewerkzaamheden toerekenbaar tekortgeschoten is. De gedraging van De Schroef dient dan onafhankelijk van de schending van die overeenkomst – had die tussen partijen bestaan – een onrechtmatige daad op te leveren. Nateus heeft echter, ondanks herhaald verzoek hiertoe van De Schroef, haar stelling dat De Schroef onrechtmatig heeft gehandeld niet nader onderbouwd. Zij heeft slechts volstaan met het aangeven dat De Schroef hermotorisatiewerkzaamheden heeft verricht, dat het wegvallen van de oliedruk de oorzaak is van schade aan de motor en dat volgens de in België benoemde gerechtsdeskundige De Schroef een verkeerde olieleiding heeft aangebracht. Het feit dat de hermotorisatie is uitgevoerd door De Schroef en aangenomen dat een verkeerde olieleiding is aangebracht door de Schroef (hetgeen door De Schroef wordt betwist) leidt echter niet zonder meer tot de conclusie dat De Schroef onrechtmatig heeft gehandeld jegens Coastal. Hiervoor dienen nadere omstandigheden aanwezig te zijn. Dergelijke omstandigheden zijn gesteld noch gebleken. De vordering jegens De Schroef wordt daarom ook afgewezen.
Uit het bovenstaande volgt dat de rechtbank niet toekomt aan een bespreking van de overige verweren, onder meer gebaseerd op de VNSI-voorwaarden. Nateus dient als de in het ongelijk gestelde partij, de kosten gevallen aan de zijde van SSM en De Schroef te voldoen.
De beslissing
De rechtbank:
wijst de vorderingen jegens SSM en De Schroef af;
- veroordeelt Nateus in de proceskosten, aan de zijde van SSM en De Schroef gezamenlijk tot op heden begroot op € 251,-- aan griffierecht (in rekening gebracht aan SSM) en € 1.808,-- aan procureurssalaris;
- verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers, mr. S.M.J. van Dijk en mr. T. van de Poll en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2008.?
Type: TP