ECLI:NL:RBMID:2008:BD4816

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
16 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
61850/FT RK 08-157
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling en dwangakkoord

In deze zaak heeft verzoeker op 5 maart 2008 een verzoek ingediend tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, op basis van artikel 287a van de Faillissementswet. Verzoeker heeft een schuldregeling aangeboden aan zijn crediteuren, maar verweerder weigerde mee te werken aan deze regeling. Verzoeker, die alleenstaand is en arbeidsongeschikt door psychische problematiek, heeft een inkomen uit een WWB-uitkering en een schuldenlast van € 6.754,53. Hij heeft een voorstel gedaan om 15,25% van zijn schulden te betalen tegen finale kwijting na drie jaar. De rechtbank heeft de argumenten van verweerder, die stelde dat het aangeboden percentage te laag was en dat de schuldhulpverlening niet door een onafhankelijke instelling werd verricht, overwogen. De rechtbank oordeelde dat de aangeboden regeling goed gedocumenteerd en onderbouwd was en dat de schuldeisers, inclusief verweerder, meer zouden ontvangen via de aangeboden regeling dan via een wettelijke schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder in redelijkheid niet kon weigeren in te stemmen met de schuldregeling, en heeft het verzoek van verzoeker toegewezen. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot, en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Uitspraak
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
61595 / HA RK 08.119[datum_beslissing]
Sector civiel recht
verzoek ex art. 284 Fw / art. 287a Fw
zaaknummer / rolnummer: 61850 / FT RK 08.157
uitspraakdatum: 16 april 2008
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [adres]
verzoeker,
tegen
[verwe[verweerder]]
wonende te Goes,
verweerder,
gemachtigde: Timmermans & Verdult.
De procedure
1.1 Verzoeker heeft op 5 maart 2008, met een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, een verzoek op grond van artikel 287a, eerste lid, van de Faillissementswet ingediend. Het verzoek strekt ertoe [verweerder], die weigert mee te werken aan de door verzoeker aan zijn crediteuren aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling, zulks uitvoerbaar bij voorraad.
1.2 Verzoeker is verschenen ter mondelinge behandeling van 10 april 2008, vergezeld van mevrouw [E.M.L.N.], consulente schuldhulpverlening bij de gemeente Goes. [verweerder] is eveneens verschenen, bijgestaan door de heer Luijkx van Timmermans & Verdult.
2. De standpunten van partijen
2.1 Verzoeker voert aan dat hij alleenstaand is en momenteel arbeidsongeschikt door psychische problematiek waarvoor hij een behandelplan bij Emergis gaat volgen. Zijn inkomen bestaat uit een WWB-uitkering. In verband met de psychische problematiek heeft hij van de sociale dienst momenteel geen arbeidsverplichting opgelegd gekregen. Zijn schulden behelzen een bedrag van € 6.754,53 verdeeld over 5 concurrente schuldeisers. Op 25 januari 2008 heeft verzoeker aan zijn schuldeisers een schuldregeling aangeboden, inhoudende een betaling van 15,25% tegen finale kwijting na drie jaar. Dit voorstel is een prognosevoorstel, gebaseerd op het huidige inkomen en omstandigheden van verzoeker. Het is geformuleerd volgens de normen van de Gedragscode Schuldregeling van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK). De schuldregeling zal ook op basis van die gedragscode worden uitgevoerd. Met uitzondering van [verweerder] hebben alle crediteuren met de aangeboden schuldregeling ingestemd. De vordering van [verweerder] is voor een bedrag ad
€ 1.512,44 op de crediteurenlijst opgenomen.
2.2 [verweerder] voert aan dat zijn vordering niet € 1.512,44 maar inmiddels, na een vonnis van de kantonrechter en na verrekening van een borgsom, € 1.763,67 bedraagt. Het aangeboden percentage in de schuldregeling is te laag. [verweerder] vermoedt dat de uitkering aan schuldeisers in een wettelijke schuldsaneringsregeling hoger zal zijn dan nu wordt aangeboden. Hij is van mening dat de schuldhulpverlening zoals in de aangeboden regeling wordt omschreven niet door een onafhankelijke instelling wordt verricht, en niet met de nodige waarborgen is omgeven. Bovendien vindt hij het een bezwaar dat niet een op korte termijn uit te keren bedrag ineens wordt aangeboden.
3. De beoordeling
3.1 Ingevolge artikel 287a van de Faillissementswet kan een verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord worden toegewezen indien de schuldeiser in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat hij heeft bij de uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van de schuldenaar of van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad.
De wetgever heeft met de invoering van deze bepaling beoogd het minnelijk traject te versterken met een belangrijk rechtsmiddel. De wetgever acht het van belang dat alleen die personen tot de wettelijke schuldsaneringsregeling worden toegelaten die te goeder trouw zijn, oprecht en actief (maar tevergeefs) hebben geprobeerd om met hun schuldeisers tot en schikking te komen en voor wie aldus in een benarde schuldenpositie geen andere keuze overblijft dan een beroep op de rechter te doen. Door de gedwongen schuldregeling wordt voorkomen dat personen in de schuldsaneringsregeling terecht komen die in het minnelijk traject op eigen kracht in samenspraak met hun schuldeisers een regeling hadden kunnen treffen.
3.2 In deze zaak kan er van worden uitgegaan dat, indien het niet tot een akkoord met zijn schuldeisers komt, verzoeker zal worden toegelaten tot de wettelijke schuldsanerings-regeling. De rechtbank zal hierna beoordelen in hoeverre de te verwachten uitkomst van de aangeboden schuldregeling en de waarborgen waarmee die is omgeven ten nadele van de schuldeisers afwijken van de te verwachten gang van zaken in een wettelijke schuldsaneringsregeling.
3.3 In de aangeboden schuldregeling wordt gedurende drie jaren het inkomen van de schuldenaar voor zover dat boven het voor hem geldende vrij te laten bedrag ligt voor de schuldeisers gereserveerd. Dit is in een wettelijke schuldsaneringsregeling niet anders. Voor de berekening van het vrij te laten bedrag wordt dezelfde methodiek gehanteerd. In de aangeboden schuldregeling wordt over het gereserveerde bedrag 9% aan bemiddelingskosten ingehouden, maar daar staat tegenover dat in het wettelijk traject de kosten van de wettelijke publicaties en het bewindvoerderssalaris op het gespaarde bedrag in mindering worden gebracht alvorens tot uitkering aan de schuldeisers wordt overgegaan. Daar komt bij dat volgens de aflostabel van de NVVK de verzoeker in elk geval € 44,- per maand voor de schuldeisers moet afdragen, ongeacht of zijn vrij te laten bedrag daarmee onder de beslagvrije voet komt, terwijl verzoeker op grond van de thans bekend zijnde gegevens in het wettelijk traject geen afloscapaciteit zou hebben. Dit leidt tot de conclusie dat het aannemelijk is dat er in deze zaak aan de schuldeisers in het minnelijk traject meer uitgekeerd kan worden dan na het doorlopen van de wettelijke schuldsaneringsregeling.
3.4 De schuldenaar heeft in het wettelijk traject een inspanningsverplichting, op grond waarvan hij is gehouden werk te zoeken en te behouden, maar daar staat tegenover dat op grond van de gedragscode van de NVVK ook in het minnelijk traject deze inspannings-verplichting voldoende is gewaarborgd. Verzoeker is thans van de arbeidsverplichting vrijgesteld door de sociale dienst, maar ter zitting is voldoende uitgelegd dat in het kader van de schuldhulpverlening elk half jaar medische informatie wordt opgevraagd aan de hand waarvan bekeken wordt in hoeverre de arbeidsverplichting weer dient te gelden. Ook dit is niet anders dan in het wettelijk traject.
3.5 Voor zover het bezwaar ziet op het feit dat in de schuldregeling niet een bedrag ineens aan de schuldeisers wordt aangeboden overweegt de rechtbank dat de hoogte van de uitkering in het wettelijk traject even onzeker is als in het kader van de aangeboden schuldregeling. Dit bezwaar is in het onderhavige geval geen gegronde reden om medewerking aan de aangeboden schuldregeling te onthouden.
3.6 Op grond van het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat [verweerder] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de aangeboden schuldregeling goed en betrouwbaar gedocumenteerd en voldoende onderbouwd is en het uiterste waartoe verzoeker financieel in staat moet worden geacht, terwijl het alternatief van een wettelijke schuldsaneringsregeling [verweerder] als schuldeiser geen gunstiger vooruitzicht biedt dan de aangeboden schuldregeling.
[verweerder] heeft dan ook geen belang bij de weigering van de aangeboden schuldregeling, terwijl verzoeker en de overige schuldeisers wel belang hebben bij aanvaarding van de schuldregeling. Het belang van de overige schuldeisers is, evenals het belang van [verweerder], gelegen in de betere vooruitzichten bij de aanvaarding van de aangeboden schuldregeling dan bij verwerping daarvan en het belang van verzoeker is gelegen in het feit dat hij buiten het wettelijk traject zijn schulden kan regelen, wat in overeenstemming is met hetgeen de wetgever met de gedwongen schuldregeling heeft beoogd.
3.7 Nu het verzoek met betrekking tot de schuldregeling wordt toegewezen behoeft het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling geen bespreking meer.
3.8 [verweerder] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een procureur, worden de kosten begroot op nihil.
4. De beslissing
De rechtbank:
beveelt [verweerder] in te stemmen met de door [verzoeker] aan de gezamenlijke crediteuren aangeboden schuldregeling;
veroordeelt [verweerder] in de kosten van de procedure, tot op heden begroot op nihil;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 april 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.