RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
meervoudige kamer
Parketnummers: 12/707995-07- 12/715421-06- 12/708652-06- 12/707017-07- 12/700281-07
Datum uitspraak: 2 april 2008
------------------------------------------------
Datum inverzekeringstelling: 12/708652-06 8 oktober 2006
Datum invrijheidstelling: 12/708652-06 8 oktober 2006
Datum inverzekeringstelling: 12/715421-06 14 december 2006
Datum invrijheidstelling: 12/715421-06 15 december 2006
Datum inverzekeringstelling: 12/700281-07 10 december 2007
Datum voorlopige hechtenis: 12/700281-07 13 december 2007
Opheffing/schorsing voorlopige hechtenis/invrijheidstelling: n.v.t.
------------------------------------------------
van de rechtbank Middelburg, meervoudige kamer voor strafzaken, in de strafzaken tegen:
[verdachte].
geboren te [geboortedatum en -plaats], 1988
wonende [adres],
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zuid - West ‘Torentijd’
Torentijdweg 1 te Middelburg,
ter terechtzitting verschenen.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting verschenen mr. G. Veen, advocaat te Goes.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 maart 2008.
De rechtbank heeft ter terechtzitting de zaken 1 tot en met 6, welke eerder bij de politierechter waren aangebracht met instemming van het Openbaar Ministerie en de verdediging, verwezen naar de meervoudige kamer, en beide afzonderlijke dagvaardingen onder bovenvermelde parketnummers gevoegd en de ten laste gelegde feiten van een doorlopende nummering voorzien.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.B. Smeenk en van hetgeen door en/of namens de verdachte naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar, met aftrek van voorarrest en de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.
De officier van justitie heeft tevens toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd met de schademaatregel conform artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaardingen. De dagvaarding voor de feiten 7 en 8 is ter terechtzitting gewijzigd, waarbij feit 8 is komen te vervallen. De tekst van de (gewijzigde) tenlasteleggingen luidt als volgt.
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 april 2007 in de gemeente Vlissingen met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het Scheldeplein (te Vlissingen), in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen tegen en/of in en/of op het gezicht, althans het hoofd, en/of (het) overig(e) lichaam(sdelen) van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2];
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 20 november 2006, in de gemeente Vlissingen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]), meermalen, althans éénmaal, in en/of tegen en/of op het gezicht, althans het hoofd, heeft gestompt en/of geslagen waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 28 november 2006, in de gemeente Vlissingen, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik pak je, ik maak je af" en/of (hierbij of vervolgens) achter [slachtoffer 3] is aangerend, althans woorden en/of een gebaar/daad van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 02 december 2006, in de gemeente Vlissingen, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp, gepakt en/of getoond en/of is verdachte (vervolgens) opzettelijk dreigend met dat/een mes, althans met een op een mes gelijkend voorwerp, in zijn hand achter die -vluchtende- [slachtoffer 3] aan gerend (van welk feit - het bij zich hebben van een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp - die [slachtoffer 3] heeft kennisgenomen);
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 7 oktober 2006, in de gemeente Vlissingen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van een dak van een woning aan de Anna Blamanlaan heeft weggenomen 8, in elk geval een aantal zonnepanelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 19 mei 2007, te Westkapelle, gemeente Veere, als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 510 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden;
art 8 lid 3 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994
7.
hij op of omstreeks 06 december 2007 te Middelburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 5] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, (met kracht en geschoeide voet) in en/of tegen en/of op het gezicht, althans het hoofd en/of (het) overig(e) het lichaam(sdelen) hebben/heeft getrapt en/of geschopt, en/of meermalen, althans eenmaal, in en/of tegen en/of op het gezicht, althans het hoofd en/of overig(e) lichaam(sdelen) hebben/heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 1 telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 06 december 2007 te Middelburg tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 5], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (scheur(tje) in luchtpijp/long), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, althans eenmaal, (met kracht en geschoeide voet) op en/of tegen en/of in het gezicht, althans het hoofd, en/of (het) overig(e) lichaam(sdelen) te schoppen en/of trappen en/of meermalen, althans eenmaal, op en/of tegen en/of in het gezicht, althans het hoofd, en/of (het) overig(e) lichaam(sdelen) te slaan en/of stompen;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 1 subsidiair telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 06 december 2007 te Middelburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 5], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, (met kracht en geschoeide voet) op en/of tegen en/of in het gezicht, althans het hoofd, en/of (het) overig(e) lichaam(sdelen) hebben/heeft geschopt en/of getrapt, en/of meermalen, althans eenmaal, op en/of tegen en/of in het gezicht, althans het hoofd, en/of (het) overig(e) lichaam(sdelen) hebben/heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
en voor zover ook terzake het onder 1 meer subsidiair telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 06 december 2007 te Middelburg met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Kanaalweg, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 5], welk geweld bestond uit het slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen in en/of tegen en/of op het gezicht, althans het hoofd, en/of (het) overig(e) lichaam(sdelen);
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 primair tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat:
1.
hij op 13 april 2007 in de gemeente Vlissingen met een ander, op de openbare weg, het Scheldeplein te Vlissingen, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen tegen en/of in en/of op het gezicht, althans en/of het overige lichaamsdelen van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2];
2.
hij op 20 november 2006, in de gemeente Vlissingen, opzettelijk mishandelend te weten [slachtoffer 3], meermalen, in en/of tegen en/of op het gezicht, heeft gestompt en/of geslagen waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 28 november 2006, in de gemeente Vlissingen, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik pak je, ik maak je af" en vervolgens) achter die [slachtoffer 3] is aangerend,
4.
hij op 02 december 2006, in de gemeente Vlissingen, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes, gepakt en is verdachte vervolgens opzettelijk dreigend met dat mes, in zijn hand achter die -vluchtende- [slachtoffer 3] aan gerend van welk feit - het bij zich hebben van een mes, die [slachtoffer 3] heeft kennisgenomen;
5.
hij op 7 oktober 2006, in de gemeente Vlissingen, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van een dak van een woning aan de Anna Blamanlaan heeft weggenomen 8 zonnepanelen toebehorende aan [slachtoffer 4];
6.
hij op 19 mei 2007, te Westkapelle, gemeente Veere, als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 510 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden;
7.
hij op 06 december 2007 te Middelburg, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 5] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, met kracht en geschoeide voet tegen en/of op het hoofd en overige lichaamsdelen heeft getrapt en/of geschopt, en meermalen tegen en/of op het hoofd en overige het lichaamsdelen heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier bewezen is verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1, 2, 3, 4, 7 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde.
De raadsman heeft hiertoe aangegeven dat er bij het onder 1 tenlastegelegde teveel twijfels zijn, het bewijs van de onder 2,3 en 4 tenlastegelegde feiten te mager is en cliënt bij het onder 7 tenlastegelegde niet de opzet op de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel had, ook niet in de voorwaardelijke variant.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Bij de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten bestaat het bewijs naast de aangiften onder meer uit de herkenning door de slachtoffers van verdachte en zijn mededader en uit getuigen-verklaringen. Gelet hierop zijn de bewijsmiddelen voor de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten naar het oordeel van de rechtbank ruimschoots voldoende om tot een wettige en overtuigende bewezenverklaring te komen.
De rechtbank is met betrekking tot het onder 7 tenlastegelegde van oordeel dat het samen en in vereniging met anderen met geschoeide voeten schoppen tegen het hoofd van het slachtoffer, de dood tot gevolg had kunnen hebben. Dat het slachtoffer slechts inwendig letsel aan de luchtpijp heeft opgelopen, is niet te danken aan de wil van verdachte en diens mededaders. Uit de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvormen te beoordelen leidt de rechtbank af dat verdachte willens en wetens de aannemelijke kans heeft aanvaard dat hij het slachtoffer dodelijk zou verwonden. Gelet op bovenstaande is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat verdachte de opzet -in voorwaardelijke vorm- heeft gehad op de dood van het slachtoffer.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen-verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
1. Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
3. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
4. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
5. Diefstal door twee of meer verenigde personen.
6. Overtreding van artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994.
7. Medeplegen van poging tot doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent de geestvermogens van verdachte ten tijde van het begaan van het tenlastegelegde heeft drs. J.F.L.M. van Kemenade, gezondheidszorgpsycholoog te Breda en vast gerechtelijk deskundige, een onderzoek verricht. De deskundige heeft op 7 februari 2008 over zijn bevindingen gerapporteerd.
Naar het oordeel van deze deskundige was er bij betrokkene ten tijde van het bewezen-verklaarde sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Het is echter met name het drankgebruik dat hem onberekenbaar maakt. Dergelijke gevolgen kende verdachte, zodat de gevolgen van zijn gedrag hem ten volle zijn aan te rekenen en betrokkene kan als volledig toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
De rechtbank neemt het oordeel van de deskundige over en komt tot de conclusie dat de strafbare feiten verdachte volledig kunnen worden toegerekend.
Er is geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie[s]
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het volgende:
- de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan en
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Voor wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zonder enige aanleiding en onder invloed van alcohol [slachtoffer 5] geslagen, waarna verdachte en zijn mededaders, [slachtoffer 5] -die op dat moment op de grond lag- hebben geschopt en geslagen waar zij hem maar konden raken. Dergelijke uitingen van zinloos geweld zorgen, naast fysiek leed en materiële schade, voor traumatische ervaringen bij slachtoffers. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij ruim drie weken niet heeft kunnen werken en pas zeer recent weer nachtdiensten draait. Ook in de samenleving zorgen deze misdrijven voor gevoelens van angst en onveiligheid.
Dat het door verdachte gepleegde misdrijf niet tot de dood van het slachtoffer leidde, is niet aan verdachte of diens mededaders te danken geweest maar is slechts toeval. De rechtbank acht deze feiten zeer ernstig en rekent verdachte zijn handelen zwaar aan.
Verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging, mishandeling, bedreigingen, gekwalificeerde diefstal en het rijden onder invloed.
Verdachte heeft zich door de openlijke geweldpleging, de mishandeling en de bedreigingen ten opzichte van de slachtoffers schuldig gemaakt aan ernstige misdrijven en heeft daarmee op brute wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers.
Door onder invloed van alcohol toch aan het verkeer deel te nemen heeft verdachte niet alleen zichzelf maar ook de overige verkeersdeelnemers in gevaar gebracht.
Met het samen en in vereniging met een ander een groot aantal zonnepanelen weg te nemen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een bijzonder hinderlijk en ergerlijk feit dat grote schade en overlast toebrengen aan benadeelden.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 28 februari 2008;
- het over de verdachte uitgebrachte vroeghulp interventierapport d.d. 12 december 2007 van de Stichting Reclassering Nederland, Regio Breda - Middelburg, unit Middelburg;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 11 juli 2007 van de Stichting Reclassering Nederland, Regio Breda - Middelburg, unit Middelburg;
- het over verdachte uitgebrachte psychologisch rapport d.d. 7 februari 2008 van drs. J.F.L.M. van Kemenade, gezondheidszorgpsycholoog te Breda en vast gerechtelijk deskundige en
- een voorlichtingsrapport van Emergis, sector Verslavingszorg, Afdeling Justitiële Verslavingszorg d.d. 17 maart 2008.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met een bijzondere voorwaarde, passend en geboden, geheel overeenkomstig de eis van de officier van justitie.
Vordering tot schadevergoeding
[slachtoffer 5], wonende te [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot een bedrag van € 1.622,50 voor materiële en immateriële schade.
De verdachte heeft deze vordering niet betwist.
De rechtbank acht het buiten redelijke twijfel dat aan [slachtoffer 5] ten gevolge van het onder 7 bewezenverklaarde rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat. Dit is verdachte aan te rekenen. De rechtbank acht bij benadeelde partij [slachtoffer 5] toewijzing van het gevorderde bedrag voor materiële en immateriële schade redelijk en billijk en zal de vordering toekennen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en die hij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De verdachte is niet tot betaling gehouden voor zover het toegewezen bedrag reeds door zijn mededader is voldaan. In de beslissing zal zulks tot uitdrukking worden gebracht.
Tevens ziet de rechtbank aanleiding tot het opleggen van een verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.622,50 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 45, 47, 57, 141, 285, 287, 300, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 8 en 176 van de Wegen-verkeerswet 1994.
De rechtbank beslist als volgt.
Zij verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven heeft begaan.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Zij bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Zij verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Zij veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Zij bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Zij stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren.
Zij bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarde niet naleeft:
- de veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, Regio Breda - Middelburg, unit Middelburg, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, met opdracht aan de reclassering om aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij naleving van de bijzondere voorwaarde.
Zij beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Zij wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5], wonende te [adres], toe.
Zij veroordeelt de verdachte tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan deze benadeelde partij te betalen € 1.622,50. Zij veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoer-legging van deze uitspraak nog te maken.
Zij bepaalt dat verdachte van zijn betalingsverplichting is bevrijd indien en zodra het bij deze toegewezen bedrag vermeerderd met executiekosten door zijn mededader of derden is voldaan aan de benadeelde partij.
Zij legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5], wonende te [adres], te betalen € 1.622,50 bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 32 (tweeëndertig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Zij bepaalt daarbij dat voldoening, door verdachte of zijn mededader, aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat van € 1.622,50 ten behoeve van [slachtoffer 5] de veroordeling tot betaling aan [slachtoffer 5] tot laatstgenoemd bedrag doet vervallen, alsmede dat betaling van dat bedrag aan [slachtoffer 5] de verplichting tot betaling aan de Staat van dat bedrag doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.C.J.E. Meeuwis, voorzitter, mrs. I.J.M. Woltring en J.F.I. Sinack, rechters, in tegenwoordigheid van J. Buijze als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 april 2008.