ECLI:NL:RBMID:2008:BD3244

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
3 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
61804/KG ZA 08-50
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van beslag op onroerende zaken en schadevergoeding

In deze zaak vorderden Lisiduna B.V. en twee andere eisers, hierna aangeduid als Lisiduna c.s., de opheffing van door gedaagde gelegde beslagen op onroerende zaken. De eisers stelden dat zij in financiële problemen dreigen te komen doordat zij de onroerende zaken niet kunnen verkopen en daardoor niet aan hun financiële verplichtingen kunnen voldoen. De gedaagde had eerder een huurovereenkomst en een koopovereenkomst met Lisiduna c.s. gesloten, maar had conservatoir beslag gelegd op de percelen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde nog steeds belang had bij het handhaven van het beslag, omdat hij aanspraak wilde maken op levering van de percelen. De vordering van Lisiduna c.s. tot opheffing van het beslag werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat zij door het beslag in financiële problemen dreigen te komen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de situatie door het handelen van Lisiduna c.s. zelf was veroorzaakt. De uitspraak werd gedaan op 3 april 2008.

Uitspraak

Uitspraak
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
61804 / KG ZA 08-509 april 2008
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 61804 / KG ZA 08-50
Vonnis van 3 april 2008
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LISIDUNA BV,
gevestigd te Burgh-Haamstede,
2. [eiser sub 2],
wonende te Nieuwerkerk aan den IJssel,
3. [eiser sub 3],
wonende te Rotterdam,
eisers,
procureur mr. B.H. Vader,
advocaat mr. T.A. Vermeulen te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te Burgh-Haamstede,
gedaagde,
procureur mr. E.H.A. Schute.
Eisers sub 1 en 2 zullen Lisiduna c.s. genoemd worden, eiser sub 3 [eiser sub 3] en gedaagde [gedaagde].
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding
Partijen hebben gepleit, de advocaat van Lisiduna c.s. overeenkomstig zijn pleitnota, die in het geding is gebracht.
Vonnis is bepaald op vandaag.
De feiten
Lisiduna B.V. is eigenaresse van twee onroerende zaken gelegen aan de [adres] te Burgh-Haamstede, kadastraal bekend Westerschouwen [nummer] en Westerschouwen [nummer]. [eiser sub 2] is eigenaar van een onroerende zaak gelegen aan de [adres] te Burgh-Haamstede, kadastraal bekend Westerschouwen [nummer].
Op 28 februari 2001 is tussen Lisiduna c.s. als verhuurders en [gedaagde] als huurder een huurovereenkomst met betrekking tot voornoemde percelen gesloten. Daarnaast is op 28 februari 2001 tussen Lisiduna c.s. als verkopers en [gedaagde] als koper een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot voornoemde percelen. Op grond van deze koopovereenkomst werd door [gedaagde] een koopoptie verkregen.
Bij akte van 28 januari 2004 heeft [eiser sub 2], in zijn hoedanigheid van bestuurder van Lisiduna en Exploitatiemaatschappij “Wester Schouwen”B.V., ten behoeve van Residence Hof van Haamstede een aantal kwalitatieve verplichtingen, erfdienstbaarheden en een voorkeursrecht van koop ten laste van de percelen gevestigd.
Begin 2005 heeft [gedaagde] aan Lisiduna c.s. verzocht uitvoering te geven aan de koopovereenkomst van 28 februari 2001.
Lisiduna c.s. hebben geen medewerking verleend aan de levering van de percelen. [gedaagde] heeft conservatoir beslag tot levering op de percelen gelegd. [gedaagde] heeft voorts bij deze rechtbank een bodemprocedure aanhangig gemaakt in het kader van welke procedure [gedaagde] heeft gevorderd Lisiduna c.s. te veroordelen tot medewerking aan levering. De eis is door [gedaagde] bij conclusie van repliek tevens akte tot wijziging/aanvulling eis aangevuld met een subsidiaire vordering tot veroordeling van Lisiduna c.s. tot betaling van een bedrag van € 547.500,-- aan [gedaagde] ter zake van schadevergoeding.
Bij vonnis van deze rechtbank van 21 februari 2007, welk vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, is de primaire vordering van [gedaagde] toegewezen en is Lisiduna c.s. veroordeeld mee te werken aan de levering van de percelen. [gedaagde] is van het vonnis in hoger beroep gegaan. [gedaagde] heeft tot nu toe geen nakoming van het vonnis van 21 februari 2007 geëist.
[eiser sub 3] is thans huurder van de percelen en de zich daarop bevindende opstallen en exploiteert daarop een manegebedrijf.
Het geschil
Lisiduna c.s. en [eiser sub 3] vorderen de door [gedaagde] op de percelen gelegde beslagen op te heffen onder de bepaling dat deze opheffing werking krijgt op het moment dat door Lisidua c.s. op afdoende wijze zekerheid wordt gesteld tot een bedrag van € 400.000,-- voor de nakoming van hun verplichting tot schadevergoeding jegens [gedaagde], met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
Lisiduna c.s. stellen dat zij belang hebben bij opheffing van de beslagen omdat zij in financiële problemen dreigen te komen doordat zij de onroerende zaken niet te gelde kunnen maken en daardoor niet aan hun financiële verplichtingen kunnen voldoen.
Lisiduna c.s. kunnen de percelen als gevolg van het vonnis van 21 februari 2007 niet verkopen en daarop, ten gevolge van het gelegde beslag, ook geen hypotheek vestigen.
[eiser sub 3] en Lisiduna hebben overeenstemming bereikt over het kopen van de percelen door [eiser sub 3]. Het is van belang dat verkoop aan [eiser sub 3] op korte termijn plaats kan vinden. Als de onderhoudstoestand te hard achteruit gaat wordt de investering ter zake van het te plegen onderhoud te groot en bestaat het risico dat de bank niet langer bereid zal zijn aan [eiser sub 3] een financiering te verstrekken.
[gedaagde] maakt volgens Lisiduna c.s. door het handhaven van het beslag tot levering misbruik van bevoegdheid omdat hij kennelijk geen levering meer wenst. [gedaagde] vordert in hoger beroep geen medewerking van Lisiduna c.s. tot levering van de percelen maar slechts schadevergoeding. Nog afgezien daarvan heeft [gedaagde] alleen een financieel belang omdat hij de door hem gekochte onroerende zaken direct wil doorverkopen. Hij heeft dan ook geen enkel belang bij het frustreren van de overdracht van de registergoederen door Lisiduna c.s. aan een derde.
[gedaagde] bestrijdt niet langer belang te hebben bij het door hem gelegde beslag tot levering. [gedaagde] heeft in de bodemprocedure subsidiair gevorderd om Lisiduna c.s. te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding in verband met de mogelijkheid dat de rechtbank zou beslissen dat Lisiduna c.s., als gevolg van de gevestigde kwalitatieve verplichtingen, de overeenkomst zoals aangegaan op 28 februari 2001 niet zou kunnen nakomen. Ook in appel is daarom gevorderd Lisiduna c.s. tot het betalen van schadevergoeding te veroordelen.
[gedaagde] heeft contact opgenomen met de Vereniging Van Eigenaren – verder VVE – van Résidence Hof van Haamstede ten behoeve van wie de kwalitatieve verplichtingen zijn gevestigd en die het eerste recht van koop heeft. [gedaagde] heeft de door hem van Lisiduna c.s. gekochte percelen aan de VVE te koop aangeboden. Op dit ogenblik is sprake van onderhandelingen om te verkopen aan de VVE.
Indien de VVE de percelen tegen een aantrekkelijke prijs van [gedaagde] koopt zal [gedaagde] aanspraak maken op levering door Lisiduna c.s. Ook indien de VVE niet koopt wenst [gedaagde] nog te beschikken over de mogelijkheid aanspraak op levering door Lisiduna c.s. te kunnen maken. In dat geval vervalt het voorkeursrecht van de VVE. Het staat [gedaagde] dan vrij om de percelen te verkopen aan de projectontwikkelaar die daarvoor al eerder belangstelling toonde.
[gedaagde] heeft gelet op het vorenstaande nog steeds belang bij het door hem op de percelen gelegde beslag. Dit geldt eens temeer nu Lisiduna c.s. de percelen, indien het beslag wordt opgeheven, kennelijk aan [eiser sub 3] willen verkopen en leveren. De opheffing van het beslag frustreert de rechten van [gedaagde].
[gedaagde] bestrijdt dat Lisiduna c.s. schade lijden door de nu ontstane situatie, die zij zelf hebben veroorzaakt. Immers de onroerende zaken zijn verkocht en daarvoor wordt nog steeds huur betaald.
[eiser sub 3] heeft geen rechtens te respecteren belang. Die moet de onroerende zaken ontruimen indien verkocht wordt. Dat staat in zijn huurovereenkomst.
De overwegingen
Uitgangspunt is dat [gedaagde] aanspraak heeft op nakoming van het vonnis van 21 februari 2007 en dat het in beginsel aan [gedaagde] is om te bepalen wanneer hij tot tenuitvoerlegging van het vonnis over gaat.
Door [gedaagde] is voldoende aannemelijk gemaakt dat hij van zijn recht op levering nog steeds gebruik wil maken. Mitsdien heeft [gedaagde] ook nog steeds belang bij handhaving van het door hem gelegde beslag tot levering. Dit geldt eens temeer nu door Lisiduna c.s. is aangegeven dat zij voornemens zijn om, indien het beslag opgeheven zal zijn, de onroerende zaken aan [eiser sub 3] te verkopen en leveren.
De voorzieningenrechter zal de vordering tot opheffing van het beslag dan ook afwijzen.
Door Lisiduna c.s. is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij door het beslag in financiële problemen dreigt te komen. Nog afgezien daarvan zou dit niet tot een ander oordeel leiden. Lisiduna heeft de nu onstane situatie aan haar eigen handelen te wijten.
4.2. [eiser sub 3] heeft als huurder, die in het uitoefenen van zijn rechten als huurder door het beslag niet wordt gehinderd, geen bij opheffing van het beslag te respecteren belang. Ook de vordering van [eiser sub 3] zal dus worden afgewezen.
4.3. Lisiduna c.s. en [eiser sub 3] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld aan de zijde van [gedaagde] begroot op een bedrag van € 254,-- ter zake van griffierecht en een bedrag van € 1.054,-- ter zake van procureurssalaris.
De beslissing
De voorzieningenrechter
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt Lisiduna c.s. en [eiser sub 3] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op een bedrag van € 254,-- ter zake van griffierecht en een bedrag van € 1.054,-- ter zake van procureurssalaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2008.
MdB