vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
zaaknummer / rolnummer: 54909 / HA ZA 06-528
1. [eiser 1 in conventie],
2. [eiser 2 in conventie],
beiden wonende te Krabbendijke, gemeente Reimerswaal,
eisers in conventie,
gedaagden in reconventie,
procureur mr. C.J. IJdema,
advocaat mr. J.J.H. Post te Barneveld,
[gedaagde in conventie],
wonende te Krabbendijke, gemeente Reimerswaal,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
procureur mr. J.M. van Koeveringe-Dekker,
advocaat mr. J. Mikes te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser in conventie] (in mannelijk enkelvoud) en [gedaagde in conventie] genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 7 februari 2007;
- het proces-verbaal van comparitie ter plaatse van 5 april 2007;
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie tevens houdende vermeerdering van eis in reconventie van 4 juli 2007;
- de antwoordakte van 22 augustus 2007;
- de conclusie van dupliek in reconventie van 12 september 2007.
2. De feiten
2.1. [eiser in conventie] is eigenaar van het perceel [adres] te Krabbendijke (gemeente Reimerswaal), kadastraal bekend Krabbendijke [kadasternummer], [kadasternummer] (gedeeltelijk), [nummers]. [gedaagde in conventie] is sinds september 1997 (mede-)eigenaar van het perceel [adres] te Krabbendijke (gemeente Reimerswaal), kadastraal bekend Krabbendijke [kadasternummer]. Partijen zijn buren van elkaar.
2.2. [gedaagde in conventie] heeft op 11 oktober 2006 elf coniferen tot de stam afgezaagd.
3. Het geschil
in conventie
3.1. [eiser in conventie] vordert in conventie, samengevat, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. verklaart voor recht dat de erfgrens loopt overeenkomstig de kadastrale grens;
2. [gedaagde in conventie] veroordeelt mee te werken aan het oprichten van een scheidsmuur, althans erfafscheiding, en bepaalt dat partijen gelijkelijk in de kosten daarvan bijdragen;
3. [gedaagde in conventie] verbiedt gebruik te maken van het perceel van [eiser in conventie] zonder schriftelijke toestemming van [eiser in conventie];
4. bepaalt dat [gedaagde in conventie] een dwangsom verbeurt als hij in strijd handelt met het onder 2 en 3 gevorderde;
5. [gedaagde in conventie] veroordeelt in de vermogensschade en kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
6. [gedaagde in conventie] veroordeelt om binnen drie dagen na betekening van het vonnis het onrechtmatig in bezit genomen gedeelte van het perceel van [eiser in conventie] te ontruimen en te verlaten;
7. [eiser in conventie] machtigt om bij gebreke van tijdige ontruiming de ontruiming zelf te doen uitvoeren op kosten van [gedaagde in conventie] en zo nodig met behulp van de sterke arm;
8. [gedaagde in conventie] veroordeelt in de proceskosten.
in reconventie
3.2. [gedaagde in conventie] vordert in reconventie, samengevat, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
A. verklaart voor recht dat:
1. het stukje grond gelegen naast de schutting tot aan de bielzen op grond van verkrijgende verjaring eigendom van [gedaagde in conventie] is geworden;
2. de woning en de schuur van [eiser in conventie] en de scheidsmuur gedeeltelijk op het perceel van [gedaagde in conventie] zijn gebouwd en dat dit onrechtmatig is;
B. [eiser in conventie] veroordeelt tot vergoeding van de schade voor de inbreuk op zijn eigendomsrecht, nader op te maken bij staat;
C. indien de rechtbank het onder A1 gevorderde afwijst:
- subsidiair [eiser in conventie] veroordeelt om het stukje grond als vermeld onder A1 aan [gedaagde in conventie] te verkopen en te leveren, onder de tegenprestatie dat [gedaagde in conventie] aan [eiser in conventie] verkoopt en levert de stukjes grond als vermeld onder A2, waarbij partijen de hieraan verbonden kosten bij helfte dragen;
- meer subsidiair [eiser in conventie] veroordeelt om binnen twee weken na betekening van het vonnis mee te werken aan het vestigen van een erfdienstbaarheid voor het gebruik van het stuk grond als vermeld onder A1, waarbij partijen de hieraan verbonden kosten bij helfte dragen;
- uiterst subsidiair [eiser in conventie] veroordeelt om mee te werken aan een verdeling bij helfte van het stuk grond waarop de coniferen stonden, waarbij [eiser in conventie] de hieraan verbonden kosten en de kosten van het plaatsen van een nieuwe schutting voldoet;
D. [eiser in conventie] veroordeelt om binnen twee weken na betekening van het vonnis:
1. primair de ramen aan de zijde van de binnenplaats van [gedaagde in conventie] te verwijderen, subsidiair deze ramen op adequate wijze dicht te maken en te houden;
2. primair een afvoerpijp aan zijn eigen woning aan te brengen, zodanig dat er geen water van de woning en/of overige aanhorigheden van [eiser in conventie] wordt geloosd in de afvoer van de woning van [gedaagde in conventie]; subsidiair [eiser in conventie] veroordeelt de helft van de kosten van onderhoud en vervanging van de regenafvoer te betalen;
3. primair de afvoer van de wasdroger adequaat af te sluiten en zodanig te verplaatsen dat [gedaagde in conventie] hiervan geen enkele hinder meer kan ondervinden; subsidiair de wasdroger alleen maar te gebruiken tussen 23.00 en 7.00 uur, en de afvoer na vijf jaar te verplaatsen of over te gaan tot aanschaf van een condensdroger;
4. primair de klimop te verwijderen; subsidiair [eiser in conventie] te veroordelen tot betaling van de schade aan de buitenmuur, nader op te maken bij staat;
waarbij [eiser in conventie] de hieraan verbonden kosten voldoet;
E. [eiser in conventie] verbiedt gebruik te maken van het perceel van [gedaagde in conventie] zonder schriftelijke toestemming van [gedaagde in conventie];
F. bepaalt dat [gedaagde in conventie] een dwangsom verbeurt als hij in strijd handelt met het onder C, D en E gevorderde;
G. [eiser in conventie] veroordeelt in de proceskosten;
H. [eiser in conventie] veroordeelt om binnen twee weken na betekening van het vonnis de waarde van een soortgelijke hibiscus van acht jaar te betalen, inclusief de kosten van beplanting;
I. [eiser in conventie] veroordeelt om binnen twee weken na betekening van het vonnis een bedrag van € 107,10 te betalen.
in conventie en in reconventie
3.3. De stellingen en verweren van partijen zullen, voor zover voor de beslissing van belang, hierna bij de beoordeling aan de orde komen.
4. De beoordeling
in conventie
Ontvankelijkheid
4.1. [gedaagde in conventie] doet als meest verstrekkende verweer een beroep op de exceptio plurium litis consortium. Hij stelt daartoe dat de vorderingen ook tegen [mede-eigenaar], met wie hij onder huwelijkse voorwaarden is gehuwd, als mede-eigenaar van de woning hadden moeten worden ingesteld. Dit burengeschil is een geschil over een rechtsverhouding waarover alleen kan worden beslist in een procedure waarin zowel [gedaagde in conventie] als [mede-eigenaar] partij zijn. [eiser in conventie] is daarom niet ontvankelijk in zijn vorderingen.
4.2. De rechtbank verwerpt dit verweer. Terecht stelt [eiser in conventie] dat er geen sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Of [gedaagde in conventie] en [mede-eigenaar] gezamenlijk eigenaar van de woning zijn en tussen hen al dan niet huwelijkse voorwaarden gelden, is niet relevant. Beoordeeld moet worden of [gedaagde in conventie] jegens [eiser in conventie] onrechtmatig heeft gehandeld door een stuk grond van [eiser in conventie] in bezit te nemen. Het staat [eiser in conventie] vrij een ieder die zijn grond in gebruik heeft genomen afzonderlijk aan te spreken. Een eventueel toewijzend vonnis kan tegen [gedaagde in conventie] (alleen) ten uitvoer worden gelegd. De omstandigheid dat (ook) [mede-eigenaar] de strook grond in gebruik zou hebben genomen, doet aan het voorgaande niet af.
Eigendom strook grond met coniferen
4.3. [eiser in conventie] stelt dat [gedaagde in conventie] onrechtmatig heeft gehandeld waardoor [eiser in conventie] schade heeft geleden. [gedaagde in conventie] heeft de coniferenhaag van [eiser in conventie] zonder toestemming van [eiser in conventie] geheel verwijderd. [gedaagde in conventie] mocht niet zomaar aannemen dat het zijn eigen coniferen waren. Uit de kadastrale gegevens blijkt dat de haag op het perceel van [eiser in conventie] stond. Ook heeft mevrouw [eiser in conventie] tegen [gedaagde in conventie] gezegd dat zij de coniferen had geplant.
De coniferen vervulden de functie van scheidsmuur. Ze stonden – bezien vanuit het perceel van [eiser in conventie] – achter de (lagere) schutting en zijn met toestemming van de voormalige buren van [eiser in conventie] aangeplant. [gedaagde in conventie] behoorde deze afscheiding te dulden, mede nu hij in het verleden nimmer bezwaren heeft geuit.
[eiser in conventie] betwist dat [gedaagde in conventie] een beroep op verkrijgende verjaring toekomt. Hij is niet te goeder trouw, omdat hij de openbare registers niet heeft geraadpleegd en geen contact heeft opgenomen voordat hij de coniferen ging omzagen. Daarnaast heeft hij niet de verplicht voorgeschreven procedure van artikel 37, tweede lid, Kadasterwet gevolgd.
4.4. [gedaagde in conventie] betwist dat hij onrechtmatig heeft gehandeld. Hij stelt dat hij de eigendom van de strook grond waarop de coniferen stonden heeft verkregen op grond van verkrijgende verjaring. In de feitelijke situatie mocht hij aannemen dat het door hem gekochte perceel mede de strook grond met de coniferen bevatte, zodat hij te goeder trouw is. Hij had geen reden om de openbare registers te raadplegen, want de situatie was niet onduidelijk. De erfafscheiding werd feitelijk gevormd door de schutting en niet door de coniferen. De coniferen stonden er al meer dan tien jaar en vormden visueel een eenheid met de tuin van [gedaagde in conventie]. [gedaagde in conventie] heeft de coniferen altijd verzorgd en onderhouden. [eiser in conventie] heeft zich nooit als eigenaar dan wel rechthebbende van het stukje grond en de coniferen gedragen. Hij had feitelijk ook geen toegang tot de coniferen. Mevrouw [eiser in conventie] heeft pas ná de kap van de coniferen meegedeeld dat zij deze had geplant.
4.5. Het beroep van [gedaagde in conventie] op verkrijgende verjaring slaagt. De volgende, door [eiser in conventie] niet of onvoldoende betwiste feiten en omstandigheden zijn daarbij van belang:
a. de schutting staat er langer dan tien jaar;
b. de schutting vormt de feitelijke erfafscheiding, zoals blijkt uit de als producties overgelegde foto’s en de eigen waarneming van de rechter ter comparitie;
c. de coniferen vormden een eenheid met de tuin van [gedaagde in conventie], zoals blijkt uit de als producties overgelegde foto’s en de eigen waarneming van de rechter ter comparitie;
d. [gedaagde in conventie] heeft de coniferen verzorgd en onderhouden;
e. [eiser in conventie] heeft geen bezitsdaden gepleegd ten aanzien van de strook grond en/of de coniferen;
f. [eiser in conventie] had feitelijk geen toegang tot de strook grond met de coniferen.
4.6. Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat [gedaagde in conventie] bezitter te goeder trouw van de strook grond met de coniferen is. [gedaagde in conventie] heeft, op grond van artikel 3:99 juncto 3:102 BW, door een onafgebroken bezit van tien jaren de eigendom van de strook grond met de coniferen verkregen. Het enkele feit dat mevrouw [eiser in conventie] de coniferen in 1988 zou hebben geplant doet hieraan niet af. De verkrijgende verjaring houdt nu juist in dat onder wettelijk bepaalde voorwaarden de eigendom op de bezitter te goeder trouw kan overgaan. Aan die voorwaarden is voldaan.
4.7. De rechtbank verwerpt de stelling dat [gedaagde in conventie] niet te goeder trouw was op grond van de kadastrale gegevens. De kadastrale kaarten maken geen onderdeel uit van de openbare registers als bedoeld in artikel 3:23 BW. [gedaagde in conventie] kan daarom in beginsel een beroep doen op onbekendheid met daarin opgenomen gegevens. Onvoldoende gesteld of gebleken is dat [gedaagde in conventie] in de voornoemde omstandigheden wel onderzoek naar de kadastrale kaarten had moeten doen. Er bestond, met name door de aanwezigheid van de schutting, voor [gedaagde in conventie] geen onduidelijkheid over de erfgrens.
4.8. Daarnaast verwerpt de rechtbank de stelling dat [gedaagde in conventie] de procedure van artikel 37, tweede lid, Kadasterwet had moeten volgen. De verkrijging van de strook grond op grond van verjaring is een inschrijfbaar feit. [gedaagde in conventie] verkeerde echter in de gerechtvaardigde veronderstelling dat de omschrijving in de akte die in de openbare registers is overgeschreven de gehele onroerende zaak, inclusief de strook grond met de coniferen, omvatte. Onder deze omstandigheid kon [gedaagde in conventie] aan de eis van inschrijving in de openbare registers voorbijgaan.
Vordering
4.9. Nu [gedaagde in conventie] op grond van verjaring de eigendom van de strook grond met de coniferen heeft verkregen, heeft hij voornoemd stuk grond dientengevolge niet onrechtmatig in bezit genomen. De rechtbank zal daarom het onder 1, 3, 5, 6, en 7 gevorderde afwijzen.
Voorts heeft [eiser in conventie] gevorderd dat een scheidsmuur wordt opgericht op de erfgrens zoals op de kadastrale kaart aangeduid. Nu is vastgesteld dat de erfgrens als gevolg van verkrijgende verjaring elders loopt, dient ook het onder 2 gevorderde te worden afgewezen.
De rechtbank zal het onder 4 gevorderde afwijzen, omdat dit deel van de vordering is gebaseerd op toewijzing van het onder 2 en 3 gevorderde.
4.10. De rechtbank zal [eiser in conventie] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van [gedaagde in conventie].
in reconventie
Ontvankelijkheid
4.11. [eiser in conventie] voert als meest verstrekkende verweer aan dat [gedaagde in conventie] geen belang meer heeft bij zijn vordering, aangezien hij gaat verhuizen.
4.12. De rechtbank verwerpt dit verweer. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde in conventie] zijn woning heeft verkocht. Zolang [gedaagde in conventie] eigenaar van de woning is, heeft hij zonder meer belang bij de vordering. Terecht stelt [gedaagde in conventie] dat hij ook bij verkoop of verhuur van de woning het volledige genot van de woning en het perceel moet kunnen bieden aan de opvolgende eigenaar of huurder.
Eigendom strook grond met coniferen (2)
4.13. Het onder A1 gevorderde zal, onder verwijzing naar hetgeen onder 4.6 is overwogen, worden toegewezen. De rechtbank komt dientengevolge niet toe aan het onder C gevorderde.
Overschrijding van de perceelgrens
4.14. Ten aanzien van het onder A2 gevorderde stelt [gedaagde in conventie] allereerst dat de woning en de schuur van [eiser in conventie] gedeeltelijk de perceelsgrens overschrijden. Ook heeft [eiser in conventie] in 2005 een scheidsmuur, bedoeld om zijn tuin van de binnenplaats van [gedaagde in conventie] af te schermen, op het perceel van [gedaagde in conventie] geplaatst. [gedaagde in conventie] is hierdoor van het genot van een deel van zijn eigendom verstoken.
4.15. [eiser in conventie] beroept zich op verjaring. Het recht om verwijdering van de overschrijding van de erfgrens ongedaan te maken is verjaard omdat de zaken daar meer dan twintig jaar staan. In de koopakte is vermeld dat het woonhuis er minimaal sinds 1956 staat. Ook blijkt hieruit dat de schuur er al in 1982 stond. De scheidsmuur is in 2005 in overleg met [mede-eigenaar] geplaatst ter vervanging van een bestaande schutting.
4.16. Een rechtsvordering verjaart onder meer door verloop van twintig jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de onmiddellijke opheffing van de gestelde onrechtmatige toestand kan worden gevorderd. [gedaagde in conventie] betwist niet dat het woonhuis er minimaal sinds 1956 en de schuur er minimaal sinds 1982 staat. Niet gesteld of gebleken is dat het moment waarop de onmiddellijke opheffing van de overschrijding van de erfgrens kon worden gevorderd minder dan twintig jaar geleden is. De vordering ten aanzien van het woonhuis en de schuur is derhalve verjaard.
Voorts ontkent [gedaagde in conventie] niet dat de scheidsmuur een bestaande schutting heeft vervangen. Nu [gedaagde in conventie] niet heeft betwist dat op de plek waar thans de scheidsmuur staat al langer een afscheiding heeft gestaan, heeft hij het beroep van [eiser in conventie] op verjaring onvoldoende weersproken. De rechtbank zal daarom de vordering ten aanzien van de scheidsmuur afwijzen.
Op grond van het bovenstaande zal het onder A2 gevorderde in zijn geheel worden afgewezen.
Schade
4.17. De rechtbank zal het onder B gevorderde afwijzen, nu niet is komen vast te staan dat [eiser in conventie] onrechtmatig heeft gehandeld.
Ramen
4.18. Ten aanzien van het onder D1 gevorderde stelt [gedaagde in conventie] dat in de woning van [eiser in conventie] aan de zijde van de binnenplaats van [gedaagde in conventie] zonder toestemming van [gedaagde in conventie] vensters zijn geplaatst. Deze vensters kunnen worden geopend, wat regelmatig gebeurt. Daardoor ontstaat vrij zicht voor [eiser in conventie] op de woning en de binnenplaats van [gedaagde in conventie] en ondervindt [gedaagde in conventie] hinder van het lawaai van de familie [eiser in conventie]. [eiser in conventie] maakt een onaanvaardbare inbreuk op zijn privacy.
[gedaagde in conventie] betwist dat de vensters meer dan twintig jaar geleden zijn geplaatst. Hij heeft altijd bezwaar gemaakt tegen de aanwezigheid van de vensters en heeft [eiser in conventie] mondeling aangemaand.
4.19. [eiser in conventie] beroept zich op verjaring. Alle vensters zijn origineel en dateren van de bouw van het huis. Er is nimmer (schriftelijk) gemaand om de vensters te verwijderen. Daarnaast zijn de vensters van matglas.
4.20. Tussen partijen staat vast dat [eiser in conventie] binnen twee meter van de grenslijn met het erf van [gedaagde in conventie] ondoorzichtige vensters heeft die, als ze openstaan, uitzicht geven op de binnenplaats van [gedaagde in conventie]. [eiser in conventie] betwist niet dat [gedaagde in conventie] daartoe geen toestemming heeft gegeven. Ook is niet gesteld of gebleken dat voorgaande bewoners die toestemming hebben gegeven. Het hebben van dergelijke niet-vaststaande vensters is daarom niet geoorloofd, tenzij [eiser in conventie] een beroep op verjaring toekomt. [gedaagde in conventie] betwist bij gebrek aan wetenschap dat deze vensters meer dan twintig jaar geleden zijn geplaatst. Nu [eiser in conventie] zich beroept op de rechtsgevolgen van door hem gestelde feiten, zal de rechtbank hem, overeenkomstig zijn aanbod, toelaten tot het bewijs van zijn stelling dat de vensters aan de zijde van de binnenplaats van [gedaagde in conventie] dateren van de bouw van de woning.
Regenwaterafvoer
4.21. Ten aanzien van het onder D2 gevorderde stelt [gedaagde in conventie] dat [eiser in conventie] handelt in strijd met zijn wettelijke verplichting als bedoeld in artikel 5:52 en 5:53 BW. [eiser in conventie] heeft geen afvoer aan zijn woning bevestigd en loost het regenwater in de afvoerpijp van [gedaagde in conventie]. [gedaagde in conventie] betwist dat de regenafvoer reeds in 1982 aanwezig was en door [eiser in conventie] in 1988 op eigen kosten is vernieuwd.
4.22. [eiser in conventie] beroept zich op verjaring. De regenwaterafvoer was reeds bij de aankoop van de woning in 1982 aanwezig. Voorts heeft [gedaagde in conventie] niet aangetoond dat de afvoer van hem is. [eiser in conventie] heeft in 1988 de betreffende afvoerpijp op eigen kosten vernieuwd. Daarnaast zegt de regeling van artikel 5:52 en 5:53 BW niets over de plek waar de regenwaterafvoer zit of behoort te zitten. De afvoer komt uit op de stoep voor het huis van partijen; dat is openbaar terrein.
4.23. Tussen partijen staat vast dat het regenwater van het puntdak van [eiser in conventie] terechtkomt in de afvoerpijp die aan de woning van [gedaagde in conventie] is bevestigd. De afvoerpijp is op grond van natrekking eigendom van [gedaagde in conventie] geworden. De enkele omstandigheid dat [eiser in conventie] de afvoerpijp heeft vernieuwd, hetgeen [gedaagde in conventie] betwist, doet daaraan niet af. Voorts is niet gesteld of gebleken dat ten aanzien van de regenafvoer een erfdienstbaarheid is gevestigd. Het lozen van het regenwater in de regenwaterafvoer van [gedaagde in conventie] is daarom niet geoorloofd, tenzij [eiser in conventie] een beroep op verjaring toekomt. [gedaagde in conventie] betwist bij gebrek aan wetenschap dat de regenwaterafvoer meer dan twintig jaar geleden is geplaatst. Nu [eiser in conventie] zich beroept op de rechtsgevolgen van door hem gestelde feiten, zal de rechtbank hem, overeenkomstig zijn aanbod, toelaten tot het bewijs van zijn stelling dat hij sinds 1982 het regenwater loost in de afvoerpijp die vastzit aan de woning van [gedaagde in conventie].
Afvoer wasdroger
4.24. Ten aanzien van het onder D3 gevorderde stelt [gedaagde in conventie] dat hij ernstige stankoverlast ondervindt van de afvoer van de wasdroger. Deze afvoer komt sinds 2005 uit op de binnenplaats van [gedaagde in conventie], die [gedaagde in conventie] regelmatig gebruikt voor buitenactiviteiten. [eiser in conventie] gebruikt de wasdroger bijna dagelijks. [gedaagde in conventie] betwist dat hij of zijn vrouw toestemming heeft gegeven voor het plaatsen van de afvoer.
4.25. [eiser in conventie] beroept zich op verjaring. De afvoer van de droger bevindt zich op de betreffende plek sinds 1983. Sinds mei 2005 is met mondelinge instemming van [mede-eigenaar] een geveldoorvoering aangebracht. Voorheen werd een slang door het openslaande venster gehangen. [gedaagde in conventie] heeft nooit over de afvoer geklaagd. Voorts is van continue stank geen sprake; de afvoer zit (ver) verwijderd van de woning van [gedaagde in conventie].
4.26. Een rechtsvordering verjaart onder meer door verloop van twintig jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de onmiddellijke opheffing van de gestelde onrechtmatige toestand kan worden gevorderd. [gedaagde in conventie] betwist niet dat de afvoer van de wasdroger zich sinds 1983 op dezelfde plek bevindt. De gestelde stankoverlast zou zich derhalve al sinds dat jaar moeten hebben voorgedaan. Dat eerst een slang uit het openstaande venster werd gehangen en in 2005 een geveldoorvoering is geplaatst, doet hieraan niet af. Het onder D3 gevorderde is daarom verjaard. De rechtbank zal dit deel van de vordering afwijzen.
Klimop
4.27. Ten aanzien van het onder D4 gevorderde stelt [gedaagde in conventie] dat hij hinder ondervindt van de klimop tegen de buitenmuur van de keuken van [gedaagde in conventie]. Door de begroeiing van de klimop wordt de muur aangetast door vocht. Daarnaast trekt de klimop ongewenst ongedierte aan. [eiser in conventie] heeft de klimop zonder toestemming van [gedaagde in conventie] geplant. [gedaagde in conventie] betwist dat het planten in 1990 heeft plaatsgevonden.
4.28. [eiser in conventie] beroept zich op verjaring. De klimop is in 1990 aangeplant. Voorts doet hij op een beroep op artikel 5:42, derde en vierde lid, BW. Daarnaast is volgens [eiser in conventie] geen sprake van ongedierte of vocht. Het vocht ontstaat juist door toedoen van [gedaagde in conventie] zelf, omdat de dakgoot aan de oostzijde van de betreffende ruimte sinds enkele jaren lekkage vertoont.
4.29. De rechtbank verwerpt het beroep op verjaring. De vordering tot verwijdering van de klimop, subsidiair tot vergoeding van de schade aan de buitenmuur, verjaart door verloop van twintig jaren dan wel door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag volgende op die waarop [gedaagde in conventie] onder meer met de schade bekend is geworden. Niet gesteld of gebleken is dat de klimop meer dan twintig jaar geleden is aangeplant dan wel dat [gedaagde in conventie] al langer dan vijf jaar bekend is met de schade.
De rechtbank passeert het beroep op artikel 5:42, derde lid, BW. Het feit of de klimop al dan niet hoger dan de scheidsmuur reikt, is niet relevant voor de beoordeling of de klimop op grond van onrechtmatige hinder moet worden verwijderd. Ook artikel 5:42, vierde lid, BW staat niet in de weg aan het primair onder D4 gevorderde, nu een aanmaning slechts is vereist ten aanzien van een vordering tot schadevergoeding en niet ten aanzien van een vordering tot verwijdering.
Ten aanzien van de hinder overweegt de rechtbank als volgt. Zo de klimop al ongedierte aantrekt, hetgeen [eiser in conventie] betwist, dan heeft [gedaagde in conventie] onvoldoende gesteld ten aanzien van de onrechtmatigheid van de hinder. Voorts betwist [eiser in conventie] dat de klimop schade veroorzaakt aan de buitenmuur. Nu [gedaagde in conventie] zich beroept op de rechtsgevolgen van door hem gestelde feiten, zal de rechtbank hem, overeenkomstig zijn aanbod, toelaten tot het bewijs van zijn stelling dat door de begroeiing van de klimop de muur wordt aangetast door vocht.
Verbod gebruik maken perceel
4.30. De rechtbank zal het onder E gevorderde afwijzen, nu [gedaagde in conventie] niets heeft gesteld ter onderbouwing van dit deel van de vordering.
Hibiscus
4.31. Ten aanzien van het onder H gevorderde stelt [gedaagde in conventie] dat [eiser in conventie] in 2005 een hibiscus van [gedaagde in conventie] met zijn instemming heeft verwijderd. [eiser in conventie] zou de waarde van een soortgelijke plant vergoeden. [gedaagde in conventie] vordert vergoeding van een soortgelijke plant inclusief de kosten van beplanting.
4.32. [eiser in conventie] erkent dat de plant met toestemming van beide partijen is verwijderd. Hij voert echter aan dat [gedaagde in conventie] zijn recht op vergoeding heeft verwerkt, nu hij niet vooraf herplant van een hibiscus heeft bedongen en de afspraak destijds conform wat partijen zijn overeengekomen is uitgevoerd.
4.33. Partijen zijn het erover eens dat [eiser in conventie] de hibiscus van [gedaagde in conventie] mocht verwijderen tegen vergoeding van de waarde van een soortgelijke plant. Vast staat dat [eiser in conventie] de hibiscus heeft verwijderd. [eiser in conventie] heeft echter onvoldoende betwist dat hij de waarde ervan niet aan [gedaagde in conventie] heeft vergoed. De rechtbank zal daarom de vordering voor vergoeding van de waarde van een soortgelijke plant toewijzen. Gezien de stand van de procedure had het op de weg van [gedaagde in conventie] gelegen te stellen wat de waarde van een dergelijke plant is. Nu hij dat niet heeft gedaan, komt de rechtbank in redelijkheid tot toewijzing van een bedrag van € 25,00. De kosten van beplanting zullen worden afgewezen. Niet gesteld of gebleken is dat partijen hierover een (nadere) afspraak hadden gemaakt.
Riool
4.34. Ten aanzien van het onder I gevorderde stelt [gedaagde in conventie] dat [eiser in conventie] hem een bedrag van € 107,10 dient te betalen. De loodgieter heeft twee jaar geleden werkzaamheden aan het riool verricht en heeft daarvoor € 160,65 in rekening gebracht. Het riool wordt door partijen gedeeld. Gezien het bedrijfsmatige gebruik door de kapsalon van [eiser in conventie] is het redelijk dat tweederde van de loodgieterskosten voor rekening van [eiser in conventie] komt. [eiser in conventie] heeft geweigerd in de kosten van de loodgieter bij te dragen.
4.35. [eiser in conventie] betwist het onder I gevorderde. Wie de loodgieter belt, moet hem ook betalen. Waarom [eiser in conventie] tweederde van de rekening zou moeten betalen, blijkt niet. Bovendien is [eiser in conventie] nimmer in gebreke gesteld. [gedaagde in conventie] heeft zijn recht verwerkt hierover nu nog een vordering in te stellen, nu [eiser in conventie] eerder heeft aangegeven niet verantwoordelijk te zijn en [gedaagde in conventie] daarop aanvankelijk niet is teruggekomen.
4.36. [eiser in conventie] betwist niet dat het riool door beide partijen wordt gedeeld en dat de loodgieter werkzaamheden aan het riool heeft verricht. Het onderhoud aan mandelige zaken komt voor rekening van alle mede-eigenaren, in beginsel voor gelijke delen. Dat partijen een andere verdeelsleutel hebben afgesproken, heeft [gedaagde in conventie] onvoldoende gesteld en is evenmin gebleken. Het enkele feit dat [eiser in conventie] de riolering bedrijfsmatig gebruikt, is hiervoor onvoldoende. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen tot een bedrag van € 80,32. Het verweer van [eiser in conventie] dat hij niet in verzuim is wordt verworpen. [eiser in conventie] heeft erkend dat hij heeft geweigerd in de kosten bij te dragen. Op grond van die mededeling is geen ingebrekestelling vereist. Onvoldoende gesteld of gebleken is dat [gedaagde in conventie] zijn recht om een vordering in te stellen heeft verwerkt.
Bewijsopdrachten
4.37. Om proceseconomische redenen zullen de getuigenverhoren ten behoeve van de bewijsopdrachten van [eiser in conventie] en ten behoeve van de bewijsopdracht van [gedaagde in conventie] gelijktijdig worden gehouden.
4.38. In afwachting van bewijslevering houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan.
5. De beslissing
De rechtbank
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt [eiser in conventie] in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde in conventie], tot op heden begroot op € 248,00 aan griffierecht en op € 1.356,00 aan procureurssalaris;
- laat [eiser in conventie] toe om, desgewenst door middel van getuigen, te bewijzen:
1. dat de vensters aan de zijde van de binnenplaats van [gedaagde in conventie] dateren van de bouw van de woning;
2. dat hij sinds 1982 het regenwater loost in de afvoerpijp die vastzit aan de woning van [gedaagde in conventie];
- laat [gedaagde in conventie] toe om, desgewenst door middel van getuigen, te bewijzen:
3. dat door de begroeiing van de klimop de muur wordt aangetast door vocht;
- bepaalt dat de getuigenverhoren ten behoeve van alle bewijsopdrachten gelijktijdig zullen worden gehouden en wel op een nader te bepalen tijdstip in het gerechtsgebouw aan de Kousteensedijk nr. 2 te Middelburg tegenover mr. N. van der Ploeg-Hogervorst;
- verwijst de zaak naar de rolzitting van deze rechtbank van 7 mei 2008 voor dagbepaling enquête;
- bepaalt dat [eiser in conventie], indien mogelijk tevoren per brief aan de griffie van de rechtbank, maar uiterlijk op genoemde rolzitting, zijn verhinderdata dient op te geven, alsmede het aantal getuigen dat hij voornemens is te doen horen;
- bepaalt dat [gedaagde in conventie], indien mogelijk tevoren per brief aan de griffie van de rechtbank, maar uiterlijk op genoemde rolzitting, zijn verhinderdata dient op te geven, alsmede het aantal getuigen dat hij voornemens is te doen horen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2008.