ECLI:NL:RBMID:2008:BD3047

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
7 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
61304/HA ZA 08-53
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over eigendom van groenstrook tussen perceel en openbare weg

In deze zaak vordert eiser, eigenaar van een woning te Burgh-Haamstede, een verklaring voor recht dat hij door verkrijgende verjaring ex artikel 3:99 BW eigenaar is geworden van een groenstrook tussen zijn perceel en de openbare weg. De gemeente Schouwen-Duiveland, eigenaar van het belendende perceel, betwist dit en stelt dat er sprake is van houderschap. Eiser heeft de gemeente verzocht om inzage in bescheiden die relevant zijn voor zijn vordering, maar de gemeente heeft dit geweigerd. Eiser vordert in het incident dat de gemeente wordt veroordeeld om binnen drie dagen na betekening van het vonnis afschriften te verstrekken van de bescheiden die in een eerdere brief zijn genoemd, op straffe van een dwangsom. De rechtbank oordeelt dat eiser geen rechtmatig belang heeft bij inzage in de gevraagde bescheiden, omdat de gemeente heeft aangegeven dat zij niet beschikt over het door eiser bedoelde schriftelijke bewijsmateriaal. De rechtbank wijst de incidentele vordering van eiser af en bepaalt dat de zaak weer op de rol komt voor conclusie van antwoord. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van het incident.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 61304 / HA ZA 08-53
Vonnis in incident van 7 mei 2008
in de zaak van
[eiser in hoofdzaak],
wonende te Burgh-Haamstede, gemeente Schouwen-Duiveland,
eiser in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
procureur mr. K.M. Moeliker,
tegen
de openbare rechtspersoon
GEMEENTE SCHOUWEN-DUIVELAND,
zetelend te Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
procureur mr. U.T. Hoekstra.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot inzage of afschrift van bescheiden
- de incidentele conclusie van antwoord.
2. De feiten in het incident
2.1. [Eiser] is eigenaar van een woning met aanbehoren en erf, staande en gele[laan]es] te Burgh-Haamstede. De gemeente is eigenaar van het belendende perceel, de openbare weg, bekend als de [laan].
2.2. Tussen partijen bestaat een geschil omtrent de vraag wie eigenaar is van een groenstrook gelegen tussen het perceel van [Eiser] en de openbare weg.
2.3. Met betrekking tot dit geschil heeft een briefwisseling plaatsgevonden tussen partijen. In een brief aan [Eiser] van 15 oktober 2007, verzonden 18 oktober 2007, heeft de gemeente onder meer medegedeeld:
“Wij blijven van mening dat ook in uw geval sprake is van houderschap. Wij leiden dit af uit uw uitspraken, schriftelijke correspondentie en het dossier naar aanleiding van de door u in 1999 ingediende bouwaanvraag.”
2.4. In de hoofdzaak vordert [Eiser] - kort gezegd - primair een verklaring voor recht dat hij door verkrijgende verjaring ex artikel 3:99 BW eigenaar is geworden van de betreffende strook grond, alsmede veroordeling van de gemeente in de kosten, vermeerderd met rente.
3. Het geschil in het incident
3.1.1. [Eiser] vordert dat de gemeente wordt veroordeeld om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis aan [Eiser] afschriften te verstrekken, althans inzage te geven, van de bescheiden, genoemd in de brief van de gemeente aan [Eiser] van 15 oktober 2007, verzonden 18 oktober 2007, in het bijzonder van de daarin genoemde “schriftelijke correspondentie”en “het dossier naar aanleiding van de door [Eiser] in 1999 ingediende bouwaanvraag”, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,-- per dag voor iedere dag dat de gemeente in gebreke zal blijven aan deze veroordeling te voldoen, met veroordeling van de gemeente in de kosten van dit incident, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis.
3.1.2. [Eiser] stelt rechtmatig belang te hebben bij zijn vordering. Hij heeft de gemeente verzocht om een nadere toelichting op haar stelling zoals weergegeven in de laatste volzin van de onder r.o. 2.3. geciteerde alinea uit de brief van 15 oktober 2007 en om toezending van afschriften van de betreffende stukken gevraagd, omdat de gemeente klaarblijkelijk, volgens die stelling, meer informatie en stukken bezit dan [Eiser] zelf. [Eiser] bezit in het geheel geen stukken waaruit blijkt dat hij (slechts) houder van de betreffende strook zou zijn. De gemeente heeft echter de toezending van de gevraagde informatie en afschriften geweigerd. Bij de bedoelde bescheiden gaat het onmiskenbaar om stukken aangaande een rechtsbetrekking waarin hij en/of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, te weten de rechtsverhouding tot de gemeente als eigenares van een belendend perceel.
3.2. De gemeente voert verweer. Zij stelt dat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 843a Rv. De incidentele vordering strekt ertoe dat de gemeente de correspondentie en het dossier zal afgeven, waaruit kan worden afgeleid dat [Eiser] heeft gehouden voor de gemeente. Het door [Eiser] kennelijk bedoelde bewijsmateriaal is derhalve relevant voor een potentieel verweer van de gemeente en niet voor een potentiële stelling van [Eiser]. [Eiser] heeft ook geen artikel 843a-belang. Daar komt bij dat de gemeente - vooralsnog - niet beschikt over het door [Eiser] kennelijk bedoelde schriftelijk bewijsmateriaal. De gemeente zal een potentieel verweer dan ook niet met dergelijk schriftelijk bewijsmateriaal kunnen onderbouwen. Anders dan [Eiser] stelt, zal de gemeente zich er in de hoofdzaak dus voorlopig niet op beroepen dat uit schriftelijke correspondentie en uit het dossier naar aanleiding van de aanvraag bouwvergunning afgeleid zou kunnen worden dat [Eiser] houder zou zijn. De incidentele vordering moet derhalve worden afgewezen. [Eiser] kan op grond van de Wet openbaarheid van bestuur te allen tijde nogmaals inzage krijgen - en tegen betaling - kopieën verkrijgen van alle bescheiden in alle dossiers die de gemeente aangaande [Eiser] onder zich heeft, dus ook de door [Eiser] bedoelde bescheiden, voorzover de gemeente daarover thans zou beschikken.
4. De beoordeling in het incident
4.1. Voor toewijzing van de vordering moet in de eerste plaats aan alle drie de in artikel 843a lid 1 Rv gestelde voorwaarden zijn voldaan. Ten eerste moet de wederpartij van degene die bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, rechtmatig belang hebben bij inzage, afschrift of uittreksel daarvan. Ten tweede moet de vordering betrekking hebben op bepaalde bescheiden, en ten derde moeten de bescheiden een rechtsbetrekking betreffen waarin de wederpartij van degene die ze te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, partij is. Verder moet zich geen van de in de leden 3 en 4 vervatte uitzonderingen voordoen.
4.2. In de hoofdzaak is nog niet voor antwoord geconcludeerd. Hoewel uit de door [Eiser] bij de dagvaarding overgelegde stukken kan worden geconcludeerd dat de gemeente zich niet kan verenigen met het door [Eiser] in de dagvaarding gestelde, heeft een specifieke betwisting van het daarin gestelde nog niet plaatsgevonden. De stukken die [Eiser] vraagt hebben naar zijn eigen zeggen bovendien betrekking op het (potentiële) verweer van de gemeente dat sprake is van houderschap. De gemeente heeft echter aangegeven dat zij
- vooralsnog - niet beschikt over het door [Eiser] bedoelde schriftelijke bewijsmateriaal, hetgeen volgens haar tevens tot gevolg heeft dat zij er zich in de hoofdzaak niet op kan beroepen dat uit de door [Eiser] verzochte bescheiden afgeleid zou kunnen worden dat hij houder zou zijn. Gelet hierop is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van dat de gemeente een onredelijk voordeel geniet, of [Eiser] een onredelijk nadeel lijdt doordat de door [Eiser] gevraagde stukken niet als bewijsmiddel ter beschikking komen. Enerzijds is derhalve niet voldaan aan de voorwaarde dat [Eiser] rechtmatig belang heeft bij inzage of afschrift van de gevraagde bescheiden. Anderzijds is sprake van de in lid 4 van artikel 843a Rv genoemde uitzondering, dat inzage of afschrift onnodig is voor een behoorlijke rechtsbedeling.
Gezien het voorgaande zal de incidentele vordering worden afgewezen.
4.3. [Eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
5. De beslissing
De rechtbank
in het incident
5.1. wijst de vordering af,
5.2. veroordeelt [Eiser] in de kosten van het incident, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op EUR 452,00,
in de hoofdzaak
5.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 18 juni 2008 voor conclusie van antwoord,
5.4. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2008.?