61333KG ZA 08-3061333KG ZA 08-3020 februari 2008
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 61333 / KG ZA 08-30
Vonnis van 26 februari 2008
wonende te Lewedorp, gemeente Borsele,
procureur: mr. J.W. van Koeveringe,
wonende te Ellewoutsdijk, gemeente Borsele,
procureur: mr. K. van Overloop.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding met producties 1 t/m 12;
- het telefaxbericht van mr. Van Overloop van 13 februari 2008 met producties 13 t/m 29;
- de mondelinge behandeling op 14 februari 2008;
- de pleitnotities van mr. Van Overloop.
[eiser] heeft een overeenkomst gesloten met [gedaagde] strekkende tot overdracht van de op haar naam staande onderneming, inhoudende de kweek en de handel in vissen, met name Koi-karpers, en al hetgeen daarmee samenhangt. De onderneming werd in de praktijk gedreven door de echtgenoot van [gedaagde], de heer [naam echtgenoot gedaagde] (hierna: [echtgenoot gedaagde]). De tussen partijen gesloten koopovereenkomst is door middel van een notariële akte d.d. 15 juni 2007 vastgelegd.
2.2. In het kader van deze koopovereenkomst is door [eiser] gekocht de gehele ten tijde van de koop aanwezige handelsvoorraad voor zover eigendom van verkoper, de goodwill van het bedrijf waaronder het klantenbestand, de kennis van watermanagement en van visziekten, van visbehandeling en visonderhoud, de inventaris en laboratoriumgereedschap. De koopsom voor de goodwill bedraagt € 30.000,--, exclusief omzetbelasting. De voorraden zijn tegen inkoopprijzen exclusief omzetbelasting overgedragen en de inventaris tegen een door partijen nog vast te stellen dagwaarde.
Door partijen is overeengekomen dat het ter zake van goodwill door [eiser] verschuldigde bedrag wordt betaald in twintig termijnen elk groot € 1.500,-- exclusief omzetbelasting, waarvan de eerste vervalt op één augustus 2007 en de laatste op één maart 2009.
Voorts zijn partijen overeengekomen dat [eiser] op de koopsom van de voorraden per één juli 2007 aan [gedaagde] een bedrag van € 10.000,-- als aanbetaling voldoet. Met betrekking tot het restant van die koopsom zullen partijen nader overeenkomen.
2.3. In het kader van de overeenkomst zijn partijen voorts overeengekomen dat [echtgenoot gedaagde], om niet, gedurende het seizoen 2007 en 2008 op vrijdagmiddag van 13.00 uur tot 20.00 uur en op zaterdag van 09.30 uur tot 17.00 uur aanwezig zal zijn in het bedrijf van [eiser] om mee te werken in de verkoop en om klanten te adviseren.
2.4. [echtgenoot gedaagde] heeft [eiser] op 23 juli 2007 een factuur van € 31.185,71 inclusief btw overhandigd. Begin juli 2007 is door [eiser] het bedrag van € 10.000,--, de aanbetaling op de koopsom van de voorraden voldaan. Daarnaast is door [eiser] begin augustus 2007 een bedrag van € 2.000,-- voldaan en nog een bedrag van € 1.200,--.
2.5. Bij brief van 24 augustus 2007 heeft [eiser] de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden omdat [gedaagde] door de houding en het gedrag van [echtgenoot gedaagde] in en buiten de winkel van [eiser] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de hiervoor onder 2.3. omschreven verbintenis uit de koopovereenkomst.
2.6. Op 18 januari 2008 heeft [gedaagde] executoriaal beslag laten leggen op een bankrekening van [eiser] en enige roerende zaken, waaronder een auto. De executoriale verkoop is aangekondigd tegen 28 februari 2008.
3.1. [eiser] vordert, op straffe van een dwangsom, schorsing van de executie totdat in de bodemprocedure is beslist omtrent de (plaatsgevonden) ontbinding van de overeenkomst, en, eveneens op straffe van een dwangsom, opheffing van de gelegde beslagen, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij de koopovereenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden omdat [gedaagde] (feitelijk: [echtgenoot gedaagde]) de verplichting uit de koopovereenkomst om gedurende de jaren 2007 en 2008 -kort gezegd-ondersteuning te bieden aan [eiser] niet is nagekomen. Naast deze verandering van feitelijke aard beroept [eiser] zich erop dat hij door de tenuitvoerlegging van de bij notariële akte vastgelegde koopovereenkomst in een noodtoestand zal komen te verkeren, alsmede dat hij door het gelegde beslag belemmerd wordt om aan zijn dagelijkse verplichtingen te voldoen.
3.2. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer strekkende tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] en met veroordeling van [eiser] in de proceskosten. [gedaagde] bestrijdt dat de koopovereenkomst rechtsgeldig zou zijn ontbonden. [gedaagde] heeft op grond van de notariële akte wegens de verkoop van de onderneming nog een bedrag van ongeveer
€ 53.686,71 tegoed en [eiser] weigert dit bedrag aan haar te betalen. Het executoriale beslag is terecht gelegd en de executie dient niet geschorst te worden. Dit klemt te meer nu er inmiddels een opheffingsuitverkoop van de aan [eiser] overgedragen onderneming heeft plaatsgevonden, waarmee het belang van [gedaagde] bij het gelegde beslag is gegeven.
4.1. De tussen partijen gesloten koopovereenkomst is door middel van een notariële akte d.d. 15 juni 2007 vastgelegd. Dat [gedaagde] op grond daarvan thans een executoriale titel heeft is niet in geschil tussen partijen.
4.2. Bij een executiegeschil als het onderhavige kunnen geen inhoudelijke bezwaren tegen de onderhavige executoriale titel -de notariële akte- aangevoerd worden behoudens die welke nopen tot het oordeel dat sprake is van misbruik van bevoegdheid. Dit laatste kan zich voordoen als de te executeren titel -in casu de notariële akte- klaarblijkelijk op een misslag berust of indien na het verlijden van deze notariele akte opgekomen feiten klaarblijkelijk een noodtoestand doen ontstaan voor de geëxecuteerde ([eiser]), zodat onverwijlde tenuitvoerlegging onaanvaardbaar is.
4.3. Het betoog van [eiser] over de gewijzigde feitelijke omstandigheden komt er weliswaar op neer dat de bij notariële akte vastgelegde koopovereenkomst in zijn ogen geen stand kan houden, maar dat de notariële akte klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust is hiermee niet gesteld en het is evenmin gebleken.
4.4. Evenmin is aannemelijk geworden dat door omstandigheden die nadien zijn opgekomen voor [eiser] een noodtoestand ontstaat indien [gedaagde] tot executie overgaat. Ondanks daartoe ter zitting uitdrukkelijk in de gelegenheid te zijn gesteld heeft [eiser] niet aangegeven wat zijn financiële middelen zijn en ook geen feiten gesteld waaruit volgt dat de executie tot een noodtoestand leidt. De omstandigheid dat de executoriale verkoop mogelijk verstrekkende gevolgen heeft voor de economische ontwikkeling van de andere onderneming - [eiser] heeft naast de van [gedaagde] overgenomen onderneming nog een onderneming in de vorm van een besloten vennootschap - van [eiser] is daartoe onvoldoende. Bovendien heeft [eiser] ter zitting verklaard dat de auto waarop thans beslag is gelegd en die hij stelt nodig te hebben voor de uitoefening van zijn bedrijfsactiviteiten niet de enige auto is waarover hij beschikt. Ook de stelling van [eiser] dat de gevolgen van de executie voor hem onomkeerbaar zullen zijn is zijdens [eiser] niet nader onderbouwd en derhalve niet komen vast te staan.
Op grond van het vorenstaande moet de voorzieningenrechter vaststellen dat [eiser] onvoldoende heeft gesteld om aan te kunnen nemen dat sprake is van een noodtoestand. Het bestaan van een restitutierisico, zoals door [eiser] nog is aangevoerd, maakt deze beslissing niet anders. Los van de omstandigheid dat [eiser] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zich hier een onredelijk restitutierisico voor kan doen, is in dit executiegeschil slechts aan de orde of [gedaagde] door over te gaan tot tenuitvoerlegging misbruik maakt van bevoegdheid. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, kan dat in het onderhavige geval niet worden gezegd.
Op grond van het vorenstaande zullen de schorsing van de executie en de opheffing van het beslag worden afgewezen.
4.5. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
5.1 weigert de gevraagde voorzieningen;
5.2. veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 254,-- aan griffierecht en € 1.054,-- aan salaris procureur;
5.3. verklaart dit vonnis wat de kostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2008.