61197KG ZA 08-2461197KG ZA 08-2427 februari 2008
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 61197 / KG ZA 08-24
Vonnis van 26 februari 2008
wonende te Meerdonck, gemeente Sint-Gillis-Waas, België,
procureur: mr. J.C.M. Berbée-van Koningsbruggen,
wonende te 4561 WD Hulst, aan de Trumanlaan 60,
Partijen worden hierna als [eiseres] en [gedaagde] aangeduid.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding met producties;
de mondelinge behandeling op 14 februari 2008.
2.1. Partijen hebben een affectieve relatie gehad en gedurende een periode van ongeveer twee jaar samengewoond in de woning van [eiseres] te België.
2.2. Tijdens de samenwoning hebben partijen op 15 juli 2004 gezamenlijk een auto aangekocht, een Fiat Stilo, voor een bedrag van € 16.980,-- inclusief btw. Het kenteken van de auto stond op naam van [eiseres].
2.3. Partijen hebben de aankoop van de onder 2.2. vermelde auto volledig gefinancierd door middel van een op 14 juli 2004 bij de Citibank afgesloten geldlening. Gedurende een periode van vijf jaar moet er op deze lening maandelijks een bedrag van € 328,87 worden betaald.
2.4. De samenwoning tussen partijen is op of omstreeks 1 december 2005 beëindigd. [gedaagde] is in die tijd verhuisd naar Nederland en heeft de auto meegenomen. De auto heeft daarbij een op naam van [gedaagde] gesteld Nederlands kenteken, [kentekennummer], verkregen.
2.5. Omdat [eiseres] hoofdelijk aansprakelijk is voor de betalingen op de geldlening wordt zij door Citibank steeds tot betaling aangesproken.
2.6. Op 23 januari 2008 heeft [eiseres] conservatoir beslag laten leggen op de auto.
3. Het geschil en de beoordeling daarvan.
3.1. [eiseres] vordert in kort geding [gedaagde] te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de auto van het merk Fiat, type Stilo, met kenteken [kentekennummer], aan haar af te geven, zulks op straffe van een dwangsom, alsmede haar op de voet van artikel 3:174 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) te machtigen tot het te gelde maken van de auto teneinde uit de opbrengst de op naam van beide partijen gestelde lening lopende bij de Citibank met nummer [rekeningnummer] te voldoen. [eiseres] heeft ter onderbouwing van haar vordering het navolgende aangevoerd. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] de auto eind 2005 zonder haar toestemming meegenomen naar Nederland. Vervolgens heeft hij haar toegezegd de nog openstaande lening bij de Citibank te zullen afbetalen. Gebleken is echter dat [gedaagde] de lening bij de Citibank niet heeft afgelost. [eiseres] wordt door de Citibank steeds tot betaling aangesproken en heeft steeds moeten betalen. Op dit moment moet op de lening nog ongeveer een bedrag van € 6.000,-- worden betaald. Ook heeft [eiseres] de verzekeringspremie moeten betalen omdat [gedaagde] daarmee in gebreke bleef. [eiseres] heeft noodgedwongen een lening moeten afsluiten om op de lening bij de Citibank af te kunnen lossen, terwijl zij de auto sinds 1 december 2005 niet meer heeft kunnen gebruiken. De maandelijkse betaling op de lening legt een te zware last op het budget van [eiseres], mede gelet op de omstandigheid dat zij vier kinderen heeft te voeden. [eiseres] raakt hierdoor in financiële problemen.
3.2. [gedaagde] verzet zich tegen de vordering en voert daartoe het navolgende aan. Volgens [gedaagde] heeft hij met toestemming van [eiseres] de auto in Nederland mogen invoeren, omdat hij deze nodig had voor zijn werk. Daarbij heeft hij [eiseres] toegezegd de nog openstaande lening bij de Citibank af te zullen betalen, teneinde de auto in volledige eigendom te verkrijgen. [gedaagde] stelt ook steeds maandelijks op de geldlening te hebben afgelost, in ieder geval tot en met oktober 2007. Vanaf november 2007 heeft hij niet meer kunnen betalen in verband met een gelegd loonbeslag. Omdat hij inmiddels is ontslagen en vervolgens ook zijn bankrekening is geblokkeerd is hij op dit moment nog steeds niet in staat de maandelijkse betalingen op de lening bij de Citibank te verrichten. Evenwel verzet hij zich tegen de vordering van [eiseres], omdat hij de auto nodig heeft om naar werk te zoeken.
3.3. De voorzieningenrechter is bevoegd om in kort geding op de voet van artikel 3:174 lid 1 BW te bepalen dat een machtiging wordt verleend tot het te gelde maken van een gemeenschappelijk goed. Daarvoor is nodig dat sprake is van een gewichtige reden. Nagegaan zal worden of die gewichtige reden zich hier voordoet.
3.4. Tussen partijen staat als niet betwist vast dat de auto, een Fiat Stilo, gezamenlijk is aangekocht, dat ter financiering van de auto een gezamenlijke lening is afgesloten bij de Citibank en dat partijen voor de betalingen op de geldlening hoofdelijk aansprakelijk zijn. Omdat, zo is ter zitting gebleken, de betalingen op de geldlening ten tijde van de samenwoning van partijen in het kader van de gemeenschappelijke huishouding ten laste van beide inkomens zijn gekomen, en [gedaagde] in ieder geval vanaf november 2007 niet meer op de lening aflost en evenmin aannemelijk is geworden dat hij voordien steeds de maandelijkse termijnen heeft voldaan, als ook dat thans nog een bedrag van ongeveer
€ 6.000,-- op de lening moet worden betaald, moet er in kort geding van worden uitgegaan dat de auto partijen thans nog steeds gezamenlijk toebehoort.
3.5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiseres] voldoende aannemelijk gemaakt, [gedaagde] heeft dit ook niet weersproken, dat zij omdat zij - geheel in strijd met de met [gedaagde] gemaakte afspraak - op de gezamenlijke lening heeft moeten aflossen in financiële moeilijkheden is geraakt en niet langer in staat is de maandelijkse termijnen te betalen. [eiseres] heeft dus in beginsel een gewichtige reden bij een machtiging tot het te gelde maken van de auto. Deze zou dan ook slechts moeten worden geweigerd als de belangen van [gedaagde] daarbij zwaarder zouden moeten wegen. Daarvan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter geen sprake. Het belang van [gedaagde] komt erop neer dat hij de auto in volledige eigendom wenst te verkrijgen omdat hij deze nodig heeft om werk te zoeken. Niet in te zien valt waarom een auto noodzakelijk is voor het zoeken van werk. Bovendien is voorshands niet aannemelijk dat de financiële situatie van [gedaagde] op korte termijn zodanig zal wijzigen dat hij alsnog in staat zal zijn op de lening af te lossen teneinde de auto te kunnen overnemen. In ieder geval kan niet van [eiseres] worden verlangd dat zij totdat [gedaagde] zijn financiële situatie weer op orde heeft de betalingen aan Citibank blijft verrichten.
3.6. Gelet op het vorenstaande zal de voorzieningenrechter de vordering van [eiseres] toewijzen en zal aan haar een machtiging op grond van artikel 3:174 lid 1 BW worden verleend. In het licht van het vorenstaande zal ook de vordering strekkende tot afgifte van de auto aan [eiseres] worden toegewezen, met dien verstande dat aan het totaal van de te verbeuren dwangsommen een maximum wordt verbonden.
3.7. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
4.1. veroordeelt [gedaagde] om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de auto van het merk Fiat, type Stilo, met kenteken [kentekennummer], de in zijn bezit zijnde sleutels van deze auto alsmede de drie delen van het kentekenbewijs van deze auto, aan [eiseres] af te geven, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag dat [gedaagde] in gebreke blijft aan de veroordeling te voldoen, tot een maximum van € 10.000,--;
4.2. machtigt [eiseres] om de auto van het merk Fiat, type Stilo, met kenteken [kentekennummer] te gelde te maken en uit de opbrengst de op naam van beide partijen gestelde lening lopende bij de Citibank met nummer [Numme[rekeningnummer] te voldoen;
4.3. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 251,-- wegens griffierecht, € 1.054,-- wegens procureurssalaris en € 85,44 wegens dagvaardingskosten;
4.4. bepaalt dat nu [eiseres] met een toevoeging procedeert, dat die kostenbetaling dient te geschieden door voldoening
a. aan de griffier van deze rechtbank:
wegens het in debet gestelde deel griffierecht € 188.25;
wegens dagvaardingskosten € 85,44;
wegens procureurssalaris € 1.054,--;
het voor rekening van die partij gekomen deel van het griffierecht ad € 62,75;
4.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.6. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2008.