ECLI:NL:RBMID:2008:BD0501

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
21 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/715023-08
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en ontuchtige handelingen met minderjarige in Middelburg

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 21 april 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere seksuele misdrijven, waaronder verkrachting en ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren op [geboortedatum], was ten tijde van de feiten 53 jaar oud en het slachtoffer was een minderjarig meisje van 14 à 15 jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van 4 tot 5 maanden ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer, waarbij hij misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat het slachtoffer in hem stelde. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de tenlastegelegde feiten 1, 2 en 3, en sprak de verdachte daarvan vrij. Echter, het onder 4 primair tenlastegelegde werd wel bewezen geacht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het slachtoffer heeft gedwongen tot seksuele handelingen door gebruik te maken van zijn overwicht en dat hij zich niet heeft gehouden aan de grenzen die in het belang van het slachtoffer in acht genomen hadden moeten worden. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar, en bepaalde dat de verdachte geen contact mocht opnemen met het slachtoffer. De vordering tot schadevergoeding van het slachtoffer werd afgewezen, omdat deze niet ontvankelijk werd verklaard in de strafzaak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
meervoudige kamer
Parketnummer: 12/715023-08
Datum uitspraak: 21 april 2008
Tegenspraak
----------------------------------------
Datum inverzekeringstelling: 14 januari 2008
Datum voorlopige hechtenis: 17 januari 2008
----------------------------------------
V O N N I S
van de rechtbank Middelburg, meervoudige kamer voor strafzaken, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Zuid West – HvB Torentijd te Middelburg,
ter terechtzitting verschenen.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting verschenen mr. E.G.M. Smit, advocaat te Middelburg.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
7 april 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J. Zondervan en van hetgeen door en/of namens de verdachte naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en
4 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer].
Voorts heeft hij gevorderd dat de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 9.000,00 met de verplichting tot betaling van dat bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer conform artikel 36f Wetboek van Strafrecht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting op vordering van de officier van justitie gewijzigd. De tekst van de (gewijzigde) tenlastelegging luidt als volgt.
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
1 augustus 2003 tot en met 1 januari 2005 in de gemeente Middelburg door geweld
of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een)
handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte (telkens)
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht/geduwd, en/of
- zijn tong en/of één of meer vingers in de vagina van die [slachtoffer]
gebracht/geduwd, en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht/geduwd, en/of
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer] gebracht/geduwd, en/of
- die [slachtoffer] gebeft,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (telkens)
één of meer kledingstuk(ken) van die [slachtoffer] uittrok, althans naar beneden
en/of boven trok/schoof en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, in
en/of op het gezicht en/of de buik sloeg en/of stompte en/of op die [slachtoffer]
ging liggen en/of die [slachtoffer] op hem, verdachte, trok en/of die [slachtoffer]
optilde en/of tegen een muur duwde en/of die [slachtoffer] een revolver en/of
kogels liet zien en/of daarbij die [slachtoffer] de woorden toevoegde 'Als je iets
flikt, dan weet je het wel' en/of 'Niets tegen je ouders zeggen anders laat
ik je alle hoeken van de kamer zien en dat zal niet zacht zijn', althans
woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of door verdachtes psychische
en/of fysieke overmacht ten opzichte van die [slachtoffer] (telkens) voor die
[slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2003 tot en met 1 januari 2005 in de gemeente Middelburg, met
[slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] (telkens) in staat van
bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan
wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van
zijn/haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was
zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen
weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en)
uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer], hebbende verdachte (telkens)
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht/geduwd, en/of
- zijn tong en/of één of meer vingers in de vagina van die [slachtoffer]
gebracht/geduwd, en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht/geduwd, en/of
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer] gebracht/geduwd, en/of
- die [slachtoffer] gebeft;
art 243 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2003 tot en met 1 januari 2005 in de gemeente Middelburg
een of meermalen door giften of beloften van geld of goed of misbruik van uit
feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, te weten
door het verstrekken en/of in het vooruitzicht stellen van (alcoholische)
drank en/of enig(e) harddrugs (cocaïne en/of heroïne en/of XTC) en/of
softdrugs (weed en/of hasjiesj), een minderjarige, [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], wiens minderjarigheid verdachte kende of redelijkerwijs moest
vermoeden, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen, te plegen of
zodanige handelingen van verdachte te dulden, hebbende verdachte (telkens)
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht/geduwd, en/of
- zijn tong en/of één of meer vingers in de vagina van die [slachtoffer]
gebracht/geduwd, en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht/geduwd, en/of
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer] gebracht/geduwd, en/of
- die [slachtoffer] gebeft;
art 248a Wetboek van Strafrecht
4.
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2003 tot en met 1 januari 2005 in de gemeente Middelburg,
met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]), die de leeftijd van twaalf jaren maar
nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
hebbende verdachte (telkens)
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht/geduwd, en/of
- zijn tong en/of één of meer vingers in de vagina van die [slachtoffer]
gebracht/geduwd, en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht/geduwd, en/of
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer] gebracht/geduwd, en/of
- die [slachtoffer] gebeft;
art 245 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 4 telastgelegde een veroordeling niet mocht
kunnen volgen, terzake dat
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2003 tot en met 1 januari 2005 in de gemeente Middelburg,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of
dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
- het zoenen op de mond en/of (het) overig(e) lichaam(sdelen) van die
[slachtoffer], en/of
- het strelen van en/of betasten van en/of knijpen in (een)(de) borst(en)
en/of (een)(de) bil(len) en/of de vagina en/of (het) overig(e)
lichaam(sdelen) van die [slachtoffer], en/of
- het likken van de vagina van die [slachtoffer],
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (telkens)
één of meer kledingstuk(ken) van die [slachtoffer] uittrok, althans naar beneden
en/of boven trok/schoof en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, in
en/of op het gezicht en/of de buik sloeg en/of stompte en/of op die [slachtoffer]
ging liggen en/of die [slachtoffer] op hem, verdachte, trok en/of die [slachtoffer]
optilde en/of tegen een muur duwde en/of die [slachtoffer] een revolver en/of
kogels liet zien en/of daarbij die [slachtoffer] de woorden toevoegde 'Als je iets
flikt, dan weet je het wel' en/of 'Niets tegen je ouders zeggen anders laat
ik je alle hoeken van de kamer zien en dat zal niet zacht zijn', althans
woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of door verdachtes psychische
en/of fysieke overmacht ten opzichte van die [slachtoffer] (telkens) voor die
[slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 246 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde, nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
Het rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Het belastende bewijsmateriaal zoals dat in het dossier is opgenomen ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 is enkel en alleen gebaseerd op de verklaringen van aangeefster. Zij heeft diverse verklaringen afgelegd bij de politie alsook bij de rechter-commissaris. Daarnaast zijn er verklaringen van getuigen aan wie aangeefster voorafgaand aan haar aangifte van 17 juli 2007 heeft verhaald over de in haar aangifte opgenomen feiten. In het dossier bevinden zich geen voor verdachte belastende verklaringen van getuigen die niet aangeefster als bron hebben.
De verklaringen van aangeefster zijn gedetailleerd. Op onderdelen zijn haar verklaringen echter naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende overtuigend. De rechtbank overweegt daarbij dat de verklaringen die aangeefster tegenover haar moeder en vriend heeft afgelegd op belangrijke punten niet consistent zijn met de verklaringen in haar aangifte en wel in die zin dat de feiten tegenover haar moeder en vriend behoorlijk zijn aangedikt. De rechtbank wijst daarbij als voorbeeld op de verklaring van aangeefster tegenover de politie dat verdachte haar éénmaal een revolver heeft laten zien, nadat zij een doosje kogels had gevonden. Verdachte zou daarbij hebben gezegd dat als zij iets zou flikken zij het wel wist. Haar vriend heeft bij de politie verklaard dat aangeefster tegen hem heeft verteld dat verdachte haar meerdere keren heeft bedreigd met een pistool door dit pistool tegen haar hoofd te zetten.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank voorts af dat de relatie tussen aangeefster en verdachte in eerste instantie een vriendschappelijke betrof en later een liefdesrelatie werd. Dit blijkt onder andere uit het feit dat personen in de omgeving van aangeefster hebben verklaard dat zij het contact tussen verdachte en aangeefster als relatie beschouwden. Ook als aangeefster in Den Heij-Acker te Breda is geplaatst en dus uit de invloedsfeer van verdachte is, schrijft zij hem nog een groot aantal brieven waaruit blijkt dat zij meer dan een vriendschappelijke relatie hadden.
Met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde overweegt de rechtbank het volgende.
Van verkrachting in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht is sprake als verdachte het slachtoffer door middel van (bedreiging met) geweld dan wel (bedreiging met) een andere feitelijkheid opzettelijk heeft gedwongen om tegen haar wil seksuele handelingen te ondergaan.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de seksuele handelingen zoals die aan hem onder 1 zijn tenlastegelegd met aangeefster heeft verricht, maar hij ontkent dat er daarbij sprake is geweest van (bedreiging met) geweld. Hij heeft verder verklaard dat hij aangeefster éénmaal een tik in haar gezicht heeft gegeven, omdat zij hysterisch was. Deze tik hield echter geen verband met enige seksuele handeling, aldus verdachte, maar was bedoeld om haar rustig te krijgen.
Zoals hiervoor al overwogen bevindt zich buiten de verklaringen van aangeefster geen enkel ander bewijsmateriaal in het dossier, waaruit kan worden afgeleid dat aangeefster door verdachte is verkracht.
Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat uit het voorhanden zijnde bewijsmateriaal niet de conclusie kan worden getrokken dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 1 tenlastegelegde verkrachting. De rechtbank acht daarvoor te veel twijfel aanwezig. Daaruit kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders volgen dan dat het onder 1 tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde feit.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde het volgende.
Aangeefster heeft bij de politie verklaard dat zij in de tenlastegelegde periode verslaafd was aan alcohol en drugs. Zij heeft verder verklaard dat verdachte diverse keren seksuele handelingen met haar heeft gepleegd, terwijl zij zodanig onder invloed was dat zij zich niet tegen hem kon verzetten.
Verdachte heeft ter terechtzitting ten stelligste ontkend dat hij seks met aangeefster heeft gehad, terwijl zij dusdanig onder invloed was dat zij niet in staat was om haar wil kenbaar te maken. Verder heeft hij verklaard dat wanneer zij seks hadden dit met wederzijds goedvinden was.
In het dossier bevindt zich geen enkel ander bewijs dat de aangifte op dit punt bevestigt. Voorts ook gelet op de leefwijze van aangeefster in de periode van de tenlastegelegde feiten acht de rechtbank de verklaringen onvoldoende overtuigend.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat uit het voorhanden zijnde bewijsmateriaal niet de conclusie kan worden dat aangeefster niet of onvolkomen in staat was om haar wil met betrekking tot de seksuele handelingen kenbaar te maken. De rechtbank acht daarvoor te veel twijfel aanwezig. Daaruit kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders volgen dan dat het aan verdachte onder 2 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht en dat hij derhalve hiervan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde overweegt de rechtbank dat uit het dossier en hetgeen ter terechtzitting is behandeld is vast komen te staan dat aangeefster en verdachte regelmatig samen blowden en samen alcohol dronken. Verdachte heeft haar voor haar verjaardag een fles alcoholhoudende drank gegeven en ook heeft hij haar wel eens wat weed gegeven. De rechtbank ziet dit echter niet als middelen om haar ertoe te brengen om seks met haar te hebben, nu verdachte en aangeefster, gelet op het hiervoor overwogene, een (ook seksuele) relatie hadden.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte moet hiervan dan ook worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 primair tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat:
4.
hij op in de periode van 1 augustus 2003 tot en met 1 januari 2005 in de gemeente Middelburg, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]), die de leeftijd van twaalf jaren maar
nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte telkens
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht/geduwd, en
- zijn tong en één of meer vingers in de vagina van die [slachtoffer]
gebracht/geduwd, en
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht/geduwd, en
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer] gebracht/geduwd, en
- die [slachtoffer] gebeft.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier bewezen is verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 4 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent de geestvermogens van verdachte ten tijde van het begaan van de tenlastegelegde feiten heeft drs. J.J. van der Weele, psycholoog, een onderzoek verricht. De deskundige heeft op 12 maart 2008 over zijn bevindingen gerapporteerd.
Naar het oordeel van de deskundige was bij verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten geen sprake van een ziekelijke stoornis dan wel gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. De deskundige is derhalve tot de conclusie gekomen dat verdachte ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten volledig toerekeningsvatbaar was.
De rechtbank neemt het oordeel van de psycholoog over en maakt deze tot de hare. Gelet op vorenstaande kunnen de bewezenverklaarde feiten aan de verdachte volledig worden toegerekend.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan, en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Voor wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een periode van 4 tot 5 maanden, te weten van juni 2004 tot 22 oktober 2004, ontuchtige handelingen gepleegd met een minderjarige meisje, van wie hij wist dat zij licht verstandelijk beperkt was en dat zij psychische problemen had. In genoemde periode was verdachte 53 jaar, terwijl zijn slachtoffer destijds 14 à 15 jaar was. De handelingen die verdachte pleegde bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. Verdachte is er in geslaagd haar vertrouwen te winnen door haar aandacht te geven en als een soort hulpverlener met betrekking tot haar psychische problemen op te treden. Hij was de enige die zij in die tijd vertrouwde. Na verloop van tijd is hun vriendschappelijke relatie uitgegroeid tot een liefdesrelatie. Verdachte treft een ernstig moreel verwijt voor het feit dat hij misbruik heeft gemaakt van het in hem gestelde vertrouwen en het overwicht dat hij als volwassene op het slachtoffer had.
De wetgever heeft, ook indien deze handelingen met instemming van de betrokken minderjarigen hebben plaatsgevonden, zoals door verdachte is verklaard, jeugdigen in de leeftijdscategorie van 12 tot 16 jaar juist tegen gedragingen als de onderhavige willen beschermen. Duidelijk is dat jeugdigen van deze jonge leeftijd niet in staat zijn alle gevolgen van genomen beslissingen te overzien en mede daardoor gemakkelijk door volwassenen overgehaald kunnen worden tot bepaalde handelingen. De verdachte had als volwassene beter moeten weten. Van hem had verwacht mogen worden dat hij de grenzen in acht zou nemen en in het belang van het slachtoffer zou handelen. Dat het slachtoffer op seksueel gebied al de nodige ervaring had doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 14 januari 2008;
- het over de verdachte uitgebrachte adviesrapport d.d. 17 januari 2008 van de Reclassering Nederland, Regio Breda-Middelburg, unit Middelburg;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 2 april 2008 van de Reclassering Nederland, Regio Breda-Middelburg, unit Middelburg;
- het over de verdachte uitgebrachte psychologische rapport d.d. 12 maart 2008, opgemaakt en ondertekend door drs. J.J. van der Weele, psycholoog en vast gerechtelijk deskundige.
Blijkens bovengenoemd uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister is verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest voor zedenmisdrijven.
De psycholoog Van der Weele schrijft in bovengenoemd rapport dat verdachte in het contact overkomt als een “oudere jongere” en niet als een man die een ander met geweld dwingt tot seksueel contact. Hij is zeker niet pedofiel geaard, aldus de psycholoog. De psycholoog acht de kans op recidive gering. Hij is van mening dat er geen indicaties zijn voor enigerlei therapie of begeleiding door de reclassering.
Uit bovengenoemd voorlichtingsrapport van de reclassering blijkt dat ook zij de kans op recidive laag inschatten. Zij achten een toezicht niet geïndiceerd.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bezorgd was om het slachtoffer en dat hij haar wilde helpen. Hij beseft nu wel dat hij fout is geweest en dat hij anders had moeten handelen.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting een strafmaatverweer gevoerd, waarbij hij heeft betoogd dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd die gelijk is aan het voorarrest met daarnaast een werkstraf. Verder heeft hij verklaard dat de verdediging zich er niet tegen verzet als tevens een voorwaardelijke straf wordt opgelegd met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde dat verdachte geen contact mag opnemen met het slachtoffer in deze zaak.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. De rechtbank zal, nu zij minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie, een minder lange gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, maar acht een gevangenisstraf voor de duur als door de verdediging voorgestaan onvoldoende uit het oogpunt van generale preventie. De rechtbank acht tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats, teneinde verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Gelet op de omstandigheid dat de kans op recidive gering is, is de rechtbank van oordeel dat volstaan kan worden met een proeftijd voor de duur van één jaar. Zij zal aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde verbinden dat veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze het initiatief mag nemen tot het opnemen van contact, direct of indirect, met het slachtoffer
[slachtoffer].
Vordering tot schadevergoeding
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van immaterieel geleden schade tot een bedrag van € 9.000,00.
De raadsman van de verdachte heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid, omdat de vordering van de benadeelde partij te ingewikkeld is.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], gelet op het feitencomplex, niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafgeding. Onduidelijk is in hoeverre het psychische leed van het slachtoffer voortvloeit uit het bewezenverklaarde. De rechtbank overweegt daarbij dat aangeefster en verdachte enige tijd een liefdesrelatie hebben gehad. Verder is dit niet de eerste seksuele ervaring van aangeefster geweest.
De rechtbank zal gelet op vorenstaande bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in haar vordering en deze slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Zij verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Zij verklaart bewezen dat de verdachte het onder 4 primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven heeft begaan.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Zij bepaalt dat het onder 4 primair bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Zij verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Zij veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Zij bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Zij stelt daarbij een proeftijd vast van één jaar.
Zij bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarde niet naleeft:
- de veroordeelde mag gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - het initiatief nemen om in contact te komen met het slachtoffer [slachtoffer], geboren op [geboortedatum].
Zij beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Zij verklaart de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [adres] niet ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij deze slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door: mr. M.J.M. Klarenbeek, voorzitter, mrs. K.M. de Jager en I.J.M. Woltring, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.P.M. Philipsen als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 april 2008.