RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
meervoudige kamer
Parketnummer: 12/715472-07
Datum uitspraak: 19 maart 2008
----------------------------------------
Datum inverzekeringstelling: 28 november 2007
Datum voorlopige hechtenis: 30 november 2007
----------------------------------------
V O N N I S
van de rechtbank Middelburg, meervoudige kamer voor strafzaken, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Zuid West – HvB Torentijd te Middelburg,
ter terechtzitting verschenen.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting verschenen mr. E.G.M. Smit, advocaat te Middelburg.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 maart 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.B. Smeenk en van hetgeen door en/of namens de verdachte naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde van plaatsing en behandeling in de forensisch psychiatrische kliniek Halsteren, dan wel een andere door het NIFP aan te wijzen forensische kliniek. Voorts heeft zij gevorderd dat de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij ] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 1.045,56 (eigen risico van € 150,00, reparatie band 1 december 2007 € 149,56 en verhoging verzekering na claimen schade € 746,00), met de verplichting tot betaling van dat bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer conform artikel 36f Wetboek van Strafrecht en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vordering. Tot slot heeft zij gevorderd dat het in beslag genomen stanleymes zal worden verbeurd verklaard.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging luidt als volgt.
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
1. hij op of omstreeks 27 november 2007 te Vlissingen (in een woning gelegen aan de [adres]) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde partij ] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde partij ] meermalen, althans eenmaal met een (stanley)mes op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of in hoofd en/of (een) arm(en) en/of be(e)n(en), in elk geval het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 Wetboek van Strafrecht
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 1 telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 27 november 2007 te Vlissingen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij ]), meermalen, althans eenmaal met een (stanley)mes op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of in hoofd en/of (een) arm(en) en/of be(e)n(en), in elk geval het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2. hij op of omstreeks 27 november 2007 te Vlissingen opzettelijk en wederrechtelijk - van een auto (Ford Ka) vier, in elk geval een of meer banden, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], en/of - van een bestelauto (Mercedes, model Sprinter) een band, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij ], in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3. hij op verschillende tijdstippen, althans een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 1 mei 2005 tot en met 7 juli 2006 te Middelburg, in elk geval in het arrondissement Middelburg, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2], (telkens) heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of hardhandig bij de keel heeft gepakt en/of met een autoradio
in/tegen het gezicht heeft geslagen, waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4. hij op of omstreeks 09 juni 2006 te Sas van Gent, gemeente Terneuzen, opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met dat opzet die [slachtoffer 2] in een woning heeft vastgehouden en/of daarbij zodanig (telkens) de deur van die woning versperdheeft en/of die [slachtoffer 2] heeft mishandeld, zodat die [slachtoffer 2] de woning niet kon verlaten;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5. hij op verschillende tijdstippen, althans en tijdstip gelegen in of omstreeks 0de periode van 1 mei 2005 tot en met 7 juli 2006 te Middelburg opzettelijk en wederrechtelijk meerdere goederen, waaronder een voorruit van een auto en/of
een salontafel en/of een een tv-toestel en/of een deur van een kelderbox, in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting het verweer gevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan hem onder 1 primair, impliciet primair tenlastegelegde, aangezien er geen sprake is van een poging tot doodslag, nu verdachte niet het opzet op doodslag had.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Uit de stukken in het dossier en het onderzoek ter terechtzitting heeft de rechtbank niet de overtuiging gekregen dat verdachte het plan had zijn stiefvader te doden. Voorts ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zou worden gedood ten gevolge van de handelingen van verdachte. De rechtbank gaat er daarbij van uit dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte in de woning van zijn stiefvader met de scherpe kant van het mes in het hoofd van zijn stiefvader heeft gestoken dan wel gesneden, zoals onder 1 primair ten laste is gelegd. Verdachte heeft zijn stiefvader met de achterkant van het stanleymes een groot aantal keren op het hoofd geslagen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn stiefvader wilde afweren, maar dat het nooit zijn bedoeling is geweest om hem te doden.
De rechtbank is van oordeel dat uit de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, niet kan worden afgeleid dat verdachte een reële kans op het toebrengen van dodelijk letsel aan zijn stiefvader heeft aanvaard, zodat geen sprake is van voorwaardelijk opzet tot het doden van het slachtoffer. Derhalve moet verdachte van het onder 1 primair, impliciet primair tenlastegelegde feit worden vrijgesproken.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan hem onder 5 tenlastegelegde, met uitzondering van de vernieling van de autoruit, nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Verdachte ontkent ten stelligste dat hij - buiten de voorruit van de auto van aangeefster en het slot van de deur van een kelderbox - vernielingen heeft gepleegd. Met betrekking tot de vernieling van een salontafel en een tv toestel bevindt zich in het dossier enkel een aangifte. Er is verder geen bewijs voorhanden waaruit blijkt dat verdachte deze vernielingen heeft gepleegd. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van deze vernielingen.
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 primair, impliciet subsidiair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen is. De aard van het door verdachte gepleegde geweld en de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, laten redelijkerwijs geen andere conclusie toe dan dat verdachte de opzet heeft gehad zijn stiefvader door zijn handelen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verdachte heeft immers met kracht met de achterkant van een stanleymes op het hoofd van het slachtoffer geslagen. Het slaan van een dergelijk mes, waarvan een foto zich in het dossier bevindt, laat zich vergelijken met het slaan met een flinke steen. Verdachte heeft verder voor lief genomen dat bij een schampende slag het gehaakte mesje het hoofd van het slachtoffer geraakt had kunnen worden.
De rechtbank is van oordeel dat het slechts aan omstandigheden die buiten de wil van verdachte liggen te danken is geweest, dat in deze niet daadwerkelijk sprake is geweest van zwaar lichamelijk letsel. Het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is immers niet alleen afhankelijk van de kracht waarmee geslagen wordt of van de manier waarop dit gebeurt.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan hem onder 3 en 4 tenlastegelegde, met uitzondering van de mishandeling van [slachtoffer 2] met de autoradio, zoals onder 3 aan hem tenlastegelegd, nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
De rechtbank overweegt het volgende.
De ex-vriendin van verdachte, [slachtoffer 2], heeft één dag nadat verdachte voor de onder 1 en 2 aan hem tenlastegelegde feiten is aangehouden en in verzekering is gesteld, aangifte gedaan van mishandeling, wederrechtelijke vrijheidsberoving en vernieling van goederen door verdachte.
Verder bevindt zich in het dossier de verklaring van mevrouw [naam moeder aangeefster], de moeder van aangeefster, aan wie het slachtoffer al kort na de mishandelingen en vrijheidsberoving, zij het in beperkte mate, heeft verhaald over de feiten conform de in haar pas veel later gedane aangifte opgenomen verklaringen.
Verdachte ontkent ten stelligste dat hij aangeefster, op het incident met de autoradio na, heeft mishandeld. Hij heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de voorruit van de auto heeft vernield. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij de deur van de kelderbox heeft opengeduwd waarbij het slot is vernield.
Gelet op bovenstaande, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de onder 3, 4 en 5 - voor zover dit laatste feit ziet op de vernieling van een autoruit en een deur van een kelderbox - aan hem tenlastegelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair impliciet subsidiair, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat:
1. hij op 27 november 2007 te Vlissingen in een woning gelegen aan de [adres] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde partij ] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde partij ] meermalen, met een stanleymes op/tegen het hoofd heeft geslagen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 27 november 2007 te Vlissingen opzettelijk en wederrechtelijk
- van een auto (Ford Ka) vier banden, toebehorende aan [slachtoffer 1], en
- van een bestelauto (Mercedes, model Sprinter) een band toebehorende aan [benadeelde partij ], heeft
vernield;
hij op verschillende tijdstippen, in de periode van 1 mei 2005 tot en met 7 juli 2006 in het arrondissement Middelburg, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2], heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of hardhandig bij de keel heeft gepakt en/of met een autoradio
in/tegen het gezicht heeft geslagen, waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
hij op 09 juni 2006 te Sas van Gent, gemeente Terneuzen, opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met dat opzet die [slachtoffer 2] in een woning heeft vastgehouden en daarbij zodanig telkens de deur van die woning versperd heeft en die [slachtoffer 2] heeft mishandeld, zodat die [slachtoffer 2] de woning
niet kon verlaten;
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 mei 2005 tot en met 7 juli 2006 te Middelburg opzettelijk en
wederrechtelijk meerdere goederen, waaronder een voorruit van een auto en een deur van een kelderbox,
telkens toebehorende aan [slachtoffer 2], heeft vernield.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier bewezen is verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de verdachte
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde een beroep gedaan op noodweer, subsidiair noodweerexces. Hij heeft daartoe
- zakelijk weergegeven - aangevoerd dat verdachte door zijn stiefvader werd vastgepakt en zich daardoor ernstig bedreigd voelde. Verdachte is daardoor in paniek geraakt, heeft zijn stanleymes gepakt en heeft hem met de achterkant van dit mes op zijn hoofd geslagen. Hij heeft voorts gesteld dat verdachte in zijn handelwijze richting zijn stiefvader de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit niet heeft overschreden. Verdachte heeft gelet op vorenstaande gehandeld uit zelfverdediging en dient dan ook te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aldus de raadsman van verdachte.
Meer subsidiair heeft de raadsman van verdachte een beroep gedaan op ontslag van alle rechtsvervolging in de vorm van putatief noodweer. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte in zijn jeugd regelmatig is mishandeld door zijn stiefvader. Zijn stiefvader is een grote, sterke man, die over de nodige worsteltechnieken beschikt.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Op grond van het dossier en uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat verdachte op 27 november 2007 naar het huis van zijn stiefvader is gegaan om met hem te spreken over zijn financiële situatie. De stiefvader van verdachte heeft tijdens dit gesprek een aantal dingen gezegd, waardoor verdachte kwaad werd. Op een gegeven moment is de stiefvader van verdachte van tafel opgestaan. Verdachte is eveneens opgestaan en hij heeft zijn stiefvader vastgepakt. De stiefvader van verdachte heeft vervolgens verdachte vastgepakt en er is een handgemeen ontstaan. Op het moment dat verdachte naar achteren viel, heeft hij zijn stanleymes, dat hij altijd in een foedraal in zijn broekzak bij zich draagt, gepakt. Vervolgens heeft hij zijn stiefvader een groot aantal keren met de achterkant van dit stanleymes op zijn hoofd geslagen.
Gelet op de hiervoor geschetste gang van zaken is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat verdachte zich heeft moeten verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte door zijn stiefvader. Verdachte is zelf de confrontatie met zijn stiefvader aangegaan en heeft zich aldus in deze situatie begeven. Nu de noodzaak tot verdediging heeft ontbroken en er derhalve geen sprake is geweest van een noodweersituatie, kan evenmin sprake zijn geweest van overschrijding van de grenzen van een noodzakelijke verdediging als gevolg van een hevige gemoedsbeweging aan de zijde van verdachte.
Van putatief noodweer is naar het oordeel van de rechtbank evenmin sprake, nu verdachte niet redelijkerwijze heeft kunnen veronderstellen dat zijn stiefvader op het punt stond om hem aan te vallen. Hierbij merkt de rechtbank nog op dat verdachte naar haar oordeel, zo hij al verschoonbaar mocht menen dat er een aanranding dreigde, de mogelijkheid had om zich op eenvoudige wijze aan de situatie te onttrekken.
Gelet op het hiervoor overwogene dienen de beroepen op noodweer, noodweerexces, dan wel putatief noodweer te worden verworpen.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair, impliciet subsidiair, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van het onder 1 primair, impliciet subsidiair bewezenverklaarde:
Poging tot zware mishandeling.
Ten aanzien van het onder 2 en 5 bewezenverklaarde, telkens:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Mishandeling, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven, en opzettelijk en wederrechtelijk iemand van de vrijheid beroofd houden.
Omtrent de geestvermogens van verdachte ten tijde van het begaan van de tenlastegelegde feiten heeft drs. G.A. Ameling, GZ-psychologe, een onderzoek verricht. De deskundige heeft op 27 februari 2008 over haar bevindingen gerapporteerd.
Naar het oordeel van de deskundige is bij verdachte sprake van een persoonlijkheidsstoornis NAO met paranoïde, obsessief-compulsieve en anti sociale stijlkenmerken bij een man die opgegroeid lijkt te zijn in een affectief en pedagogisch weinig warm gezinsklimaat. De deskundige is tot de conclusie gekomen dat verdachte ten tijde van het plegen van het onder 1 bewezenverklaarde feit verminderd toerekeningsvatbaar was en dat hij ten aanzien van het lek steken van de banden licht verminderd toerekeningsvatbaar was.
De rechtbank neemt het oordeel van de deskundige over en maakt deze tot de hare en wel in zoverre dat haars inziens de bewezenverklaarde feiten aan de verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend. Deze verminderde toerekeningsvatbaarheid sluit de strafbaarheid van de verdachte echter niet uit.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan, en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Voor wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich ten opzicht van zijn stiefvader schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Hij heeft zijn stiefvader diverse malen met de achterkant van een stanleymes op het hoofd geslagen. Verder heeft verdachte zijn ex-vriendin tijdens hun relatie diverse malen mishandeld en heeft hij haar opzettelijk van de vrijheid beroofd. Verdachte heeft door zijn handelen op brute wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Hij heeft daarmee niet alleen pijn veroorzaakt maar ook gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke geweldsmisdrijven nog lange tijd deze gevoelens kunnen ondervinden. De rechtbank neemt hem dit kwalijk.
Daarnaast heeft verdachte een autoruit en de deur van de kelderbox van zijn ex-vriendin vernield. Door zijn handelen heeft hij het slachtoffer financiële schade toegebracht.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 29 november 2007;
- het over de verdachte uitgebrachte adviesrapport d.d. 30 november 2007 van Emergis, sector Verslavingszorg, Afdeling Justitiële Verslavingszorg te Middelburg;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 29 februari 2008 van Emergis, sector Verslavingszorg, Afdeling Justitiële Verslavingszorg te Middelburg;
- het over de verdachte uitgebrachte psychologische rapport d.d. 27 februari 2008, dat is opgemaakt en ondertekend door drs. G.A. Ameling, GZ-psychologe en vast gerechtelijk deskundige.
Blijkens bovenvernoemd uittreksel is verdachte reeds eerder in aanraking geweest met justitie ter zake van verschillende misdrijven, waaronder bedreiging, vrijheidsberoving en mishandeling. De daarvoor aan verdachte opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor langere duur, heeft hem er kennelijk niet van weerhouden zich thans opnieuw aan een soortgelijke feit schuldig te maken.
Uit bovengenoemd rapport van de psychologe komt naar voren dat verdachte een jongeman is bij wie sprake is van een beperkte psychische draagkracht, nauwelijks een sociale rem in de vorm van inlevingsvermogen, een beperkte impulscontrole en een paranoïde kleuring van zijn denken en doen. De psychologe acht de kans op recidive van een geweldsdelict, zeker met naasten, aanzienlijk. Verdachte kan met zijn gedrag irritatie opwekken en wanneer hij gekrenkt, afgewezen of bekritiseerd wordt en de situatie escaleert, is geweld niet uit te sluiten.
De psychologe beveelt ter voorkoming van recidive aan om verdachte onder behandeling te stellen van een multidisciplinair team in een forensische setting. Volgens haar kan gedacht worden aan de forensische kliniek te Halsteren, maar een goed alternatief is Het Dok te Breda.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte zijn probleem erkent en daarvoor ook hulp wil. Verdachte wil het liefst hulp in een vrijwillig kader, maar indien de rechtbank als bijzondere voorwaarde behandeling in een kliniek oplegt, zal hij dat aanvaarden.
De rechtbank laat bij het bepalen van de strafmaat in het voordeel van verdachte meewegen dat hij zelf ook gewond is geraakt bij de confrontatie met zijn stiefvader.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. De rechtbank zal een deel daarvan voorwaardelijk opleggen met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en behandeling in een forensisch psychische kliniek.
Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze straf, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, worden volstaan, nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van de aan hem onder 1 tenlastegelegde poging tot doodslag.
Het in beslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een stanleymes, merk Delphin, is vatbaar voor verbeurdverklaring, aangezien met behulp van dit voorwerp, dat aan verdachte toebehoort, het onder 1 primair, impliciet subsidiair bewezenverklaarde is begaan. Voornoemd voorwerp zal daarom verbeurd worden verklaard.
Vorderingen tot schadevergoeding
[benadeelde partij ] heeft zich ter zake van het onder 2 tenlastegelegde als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van € 1.259,74.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij ] is door de bij het voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd. De rechtbank is van oordeel dat de door de benadeelde partij gevorderde bedragen voor de vervanging van een autoband van de Mercedes Sprinter op 1 december 2007, te weten € 149,56, het eigen risico van € 150,00 en de verhoging van de autoverzekeringspremie na het claimen van de schade aan de Ford Ka, te weten € 746,00, kunnen worden toegewezen.
De rechtbank stelt voorts op basis van de bescheiden vast dat de benadeelde partij daarnaast nog een bedrag van € 164,10 vordert voor het monteren van een nieuwe band op de Mercedes sprinter op 16 januari 2008. De rechtbank acht dit deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafgeding, nu de rechtbank bewezen acht dat verdachte op 27 november 2007 één autoband van de Mercedes sprinter heeft lek gestoken en de rechtbank hiervoor reeds een bedrag voor de vervanging van die autoband heeft toegewezen. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij met betrekking tot dit deel van de vordering niet- ontvankelijk is in zijn vordering en dat hij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verder kan de benadeelde partij niet worden ontvangen in de vordering tot schadevergoeding voor zover deze ziet op de reparatie van een autospiegel, omdat het betreffende feit niet bij deze strafzaak aan verdachte is tenlastegelegd. De benadeelde partij kan ook dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Tevens ziet de rechtbank aanleiding tot het opleggen van een verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.045,56 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij ].
[benadeelde partij] heeft zich door als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak. Zij heeft echter geen bedrag ingevuld op het voegingsformulier. De benadeelde partij kan derhalve niet worden ontvangen in de vordering tot schadevergoeding. De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering en deze slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 57, 282, 300, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Zij verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, impliciet primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Zij verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, impliciet subsidiair, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven heeft begaan.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Zij bepaalt dat het onder 1 primair, impliciet subsidiair, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Zij verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Zij veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Zij bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Zij stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Zij bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarden niet naleeft:
- de veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de aanwijzingen die hem zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, unit Middelburg, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt;
- de veroordeelde dient mee te werken aan een klinische behandeling bij de forensisch psychiatrische kliniek te Halsteren, dan wel Het Dok te Breda of een andere door de reclassering aan te wijzen soortgelijke forensisch psychiatrische kliniek, zolang de kliniek dat - in samenspraak met de reclassering - nodig acht;
- veroordeelde dient, indien de reclassering en/of kliniek dit nodig achten en voor zolang zij dit nodig achten, mee te werken aan een ambulante behandeling bij een door de reclassering aan te wijzen forensisch psychiatrische kliniek.
Zij verstrekt aan de reclassering opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de genoemde bijzondere voorwaarden.
Zij beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Zij verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een stanleymes, merk Delphin.
Zij wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij ], wonende te [adres], toe tot een bedrag van € 1.045,56.
Zij veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan deze benadeelde partij te betalen.
Zij veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Zij verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het overige deel van de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Zij legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij ] te betalen € 1.045,56 bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Zij bepaalt daarbij dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van € 1.045,56 ten behoeve van [benadeelde partij ] de veroordeling tot betaling aan [benadeelde partij ] tot laatstgenoemd bedrag doet vervallen, alsmede dat betaling van dat bedrag aan [benadeelde partij ] de verplichting tot betaling aan de Staat van dat bedrag doet vervallen.
Zij verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij], [adres] niet- ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij deze slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door: mr. J.P.M. Hopmans, voorzitter, mrs. K.M. de Jager en J.F.I. Sinack, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P.M. Philipsen als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 maart 2008.