59302HA ZA 07-40559302HA ZA 07-40530 januari 2008
zaaknummer / rolnummer: 59302 / HA ZA 07-405
Vonnis van 13 februari 2008
beiden wonende te Burgh-Haamstede, gemeente Schouwen-Duivenland,
verweersters in reconventie,
procureur mr. M.L. Huisman,
beiden wonende te Burgh-Haamstede, gemeente Schouwen-Duiveland,
procureur mr. drs. J. Wouters.
Partijen zullen hierna [eiseressen in conventie] en [gedaagden i[gedaagden]ntie] genoemd worden.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 31 oktober 2007;
het proces-verbaal van comparitie van 17 december 2007.
[eiseressen in conventie] is sinds 16 maart 2000 eigenaresse van het onroerend goed bestaande uit huis met erf en tuin, gelegen aan de [adres] te Burgh-Haamstede, kadastraal bekend gemeente Westerschouwen, [sectienummer kadaster]. Zij heeft het perceel gekocht van [vorige eigenaar G]. [vorige eigenaar G] heeft in 1988 aan de rechterzijde van het huis een carport laten bouwen.
[gedaagden in conventie] is sinds 4 mei 1995 eigenaar van het naastgelegen erf met opstallen aan de [adres] te Burgh-Haamstede, kadastraal bekend gemeente Westerschouwen, s[sectienummer kadaster]. Hij heeft het verkregen van [vorige eigenaresse B.K.] die de woning heeft laten bouwen in 1975.
Tussen de twee percelen staat een groen hekje van ongeveer 75 centimeter hoogte. [gedaagden in conventie] heeft over bijna de gehele lengte van het perceel (aan de binnenzijde van het groene hek) een houtwal opgericht. Deze bestaat uit twee rijen palen waarbinnen snoeihout wordt gestapeld.
[eiseressen in conventie] heeft in 2000, na verkregen bouwvergunning, de bestaande carport om laten bouwen tot atelier, zodat een gesloten ruimte is ontstaan. Het naastgelegen groene hekje en een aantal bomen op het perceel van [gedaagden in conventie] zijn, in overleg, verwijderd.
In 2001 heeft [gedaagden in conventie] een houtwal opgericht langs de muur van het atelier, identiek aan de bestaande houtwal op het perceel.
Op 6 maart 2006 heeft [eiseressen in conventie] brieven geschreven aan buurtbewoners en dorpsgenoten met onder meer de volgende inhoud:
De afgelopen tijd worden er weer regelmatig vernielingen in onze tuin aangericht. (…) De buurman heeft een brief gekregen van onze advocaat over zijn activiteiten aan de erfgrens. Stalking is ook: vernielen, leugen en laster vertellen, bedreigen, processen uitlokken, de hele omgeving tegen je opzetten etc. Daar zijn ze al mee begonnen voordat wij hier woonden. (…)”
Zowel [J.W.] als [gedaagden] hanteren graag de gifspuit over onze planten, we hebben dit verschillende malen gezien. [gedaagden] is ons hek en de muur van het atelier aan het vernielen. Er lopen een paar processenverbaal tegen Wittenberg en [gedaagden], vanwege smaad, mishandeling en vernieling. We hebben contact gehad met de teamchef, [naam ]. Het eindeloos achtervolgen, intimideren en vernielen, leugens en laster over ons vertellen, het uitlokken van procedures is dood gewoon stalking. (…) Bovendien zijn wij niet de eerste bewoners van ons huis die last hebben van vernielingen. (…) Wij blijven hier absoluut wonen en zwichten niet voor terreur en hopen dat jullie hier ook niet voor opzij gaan en willen helpen om dit te bestrijden. (…)”
Bij brief van 18 maart 2006 heeft [eiseressen in conventie] het volgende geschreven aan de [familie S]:
Toen wij hier kwamen wonen wilden twee buren, dat het gemeentegroen voor ons huis en aan de zijkant van onze tuin een grote parkeerplaats zou worden. (…) Normaal reageren mensen, als een dergelijke procedure niet door hen is gewonnen, dat ze zich daarbij neerleggen. Dat was niet in ons geval, wij waren gedwongen tot procederen en toen begonnen de vernielingen toe te nemen en de intimidaties.
[naam ], de teamchef van westenschouwen, zegt dat wij te maken hebben met stalking (belaging) door een paar families en wij zijn niet de eerste slachtoffer. (…) De vernielingen worden waarschijnlijk gedaan door jeugd, die dat gevraagd wordt door onze belagers, veronderstelt de politie. (…) De intimidaties bestonden uit: iedereen uitschelden die bij ons op bezoek kwam, ons uitschelden en proberen aan te rijden, voor je auto gaan lopen zodat je niet door kan rijden etc. (…) De tuin is onder water gezet, de grasmat vernield enz. 60 nieuw aangeplante klimopstruiken werden met gif bespoten. (…) De ruitenwissers van de auto, de banden, de sloten van het huis, de buitenkranen en zo kan ik nog bladzijden volschrijven, zijn allemaal doelwit voor de vernielingen. Ook worden we achtervolgd als we bij mensen op bezoek zijn en dan komt men ons uit staan schelden aan de deur van ons bezoekadres. De mensen worden ook benaderd om niet met ons om te gaan. (…) Stalken, belagen van mensen heeft te maken met een persoonlijkheids probleem van de stalker. (…)”
Op 28 maart 2006 heeft [gedaagden in conventie] aangifte gedaan wegens smaad.
[eiseressen in conventie] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. zal verklaren voor recht dat de grens tussen de erven van partijen loopt zoals is weergegeven in productie 3 bij dagvaarding;
2. [gedaagden in conventie] zal bevelen zich aan die grens te houden en zich derhalve te onthouden van daarmee strijdig gebruik c.q. inbreuken op de eigendomsrechten van [eiseressen in conventie], zulks op straffe van een dwangsom te verbeuren aan [eiseressen in conventie] groot € 100,-- per overtreding en voor iedere dag dat die overtreding na behoorlijke sommatie voortduurt en tot een maximum door de rechtbank in goede justitie te bepalen en met het oog op de gerechtvaardigde belangen van [eiseressen in conventie],
met veroordeling van [gedaagden in conventie] in de kosten van dit geding.
[eiseressen in conventie] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. De kadastrale metingen wijzen uit dat de erfgrens tussen de percelen is gelegen onder de door [gedaagden in conventie] opgeworpen houtwal. Daarmee maakt [gedaagden in conventie] inbreuk op haar eigendomsrecht. Ter hoogte van het atelier handelt [gedaagden in conventie] onrechtmatig doordat de houtwal tegen althans vlakbij de muur van het atelier staat. Daardoor ontstaat een ventilatieprobleem. Daarnaast, zo stelt [eiseressen in conventie], wordt de muur door het aanwezige snoeihout beschadigd. Omdat [gedaagden in conventie] ondanks herhaalde verzoeken weigert de eigendommen van [eiseressen in conventie] te respecteren dient er een dwangsom opgelegd te worden.
[gedaagden in conventie] betwist dat hij de erfgrens niet in acht neemt. De afstand van de buitenste palen van de houtwal tot de zijmuur van het atelier bedraagt minimaal 10 centimeter, zodat deze op zijn eigen perceel staat. De erfgrens loopt voor het overige ter hoogte van het groene hekje dat tussen beide percelen aanwezig is sinds 1976. Indien mocht blijken dat de grens elders loopt, doet hij een beroep op verkrijging door verjaring. De afstand van de houtwal tot aan de muur van het atelier is bovendien voldoende om de muur te kunnen laten ademen, zodat er van enige hinder of schade geen sprake is. Ook overigens brengt hij geen schade toe aan de muur.
[gedaagden in conventie] vordert:
- [eiseressen in conventie] te verbieden zich op smadelijke, lasterlijke, dan wel beledigende wijze uit te laten over [gedaagden in conventie] jegens derden, hetzij in woord, hetzij in geschrift, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,-- voor iedere keer dat zij in strijd met dit verbod handelt;
- te verklaren voor recht dat de grens tussen de percelen van partijen loopt onder het thans tussen beide erven aanwezige groene hek, met dien verstande dat de erfgrens ter hoogte van het atelier zich bevindt op een afstand van 8 centimeter uit de kopzijde van de zijmuur en op 6 centimeter uit de achterzijde van de zijmuur van het atelier;
- [eiseressen in conventie] te veroordelen de aldus vastgestelde grens te respecteren, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,-- voor iedere keer dat zij in strijd met deze veroordeling handelt;
- [eiseressen in conventie] te veroordelen in de kosten van de procedure.
[gedaagden in conventie] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Voor wat betreft de verklaring voor recht verwijst hij naar hetgeen daarover in conventie is aangevoerd. Voor het overige stelt hij dat [eiseressen in conventie] vanaf het begin van 2006 probeert [gedaagden in conventie] in een negatief daglicht te zetten. Zij benadert daartoe telefonisch, schriftelijk en zelfs in persoon bekenden van [gedaagden in conventie]. [gedaagden in conventie] heeft ernstig te lijden onder de beeldvorming die door toedoen van [eiseressen in conventie] is ontstaan. Deze situatie dient een halt toegeroepen te worden.
[eiseressen in conventie] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
Om organisatorische redenen wordt dit vonnis gewezen door een andere rechter dan die de comparitie van partijen heeft voorgezeten.
Bij gelegenheid van de comparitie is vast komen te staan dat de erfgrens vanaf de straat tot het atelier ligt op de lijn van het daar aanwezige hekje (groen geplastificeerd gaas van ± 75 cm hoog). Verder zijn partijen het erover eens dat de erfgrens ter hoogte van het atelier loopt vanaf 8 centimeter aan de voorkant van het atelier tot 6 centimeter aan de achterkant, gemeten vanuit de buitengevel van het atelier. Uit de overgelegde foto’s en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, blijkt dat de door [gedaagden in conventie] opgeworpen houtwal zich op in ieder geval 10 centimeter, gemeten vanuit de muur van het atelier, bevindt, derhalve op het perceel van [gedaagden in conventie]. Dat brengt met zich dat [gedaagden in conventie] in ieder geval tot aan de achterkant van het atelier geen inbreuk maakt op het eigendomsrecht van [eiseressen in conventie].
Partijen twisten vervolgens over de erfgrens zoals die loopt vanaf de achterkant van het atelier tot aan de achterkant van het perceel (over ongeveer een lengte van 55 meter).
Uit de kadastrale gegevens blijkt dat de erfgrens niet gelijk is aan de fysiek zichtbare erfgrens: het groene hekje. Derhalve moet beoordeeld worden of sprake is van verkrijgende verjaring door [gedaagden in conventie], nu het hekje enigszins links (gemeten met de rug naar de straat) van de kadastrale erfgrens is geplaatst. Verkrijgende verjaring is aan de orde indien [gedaagden in conventie] dan wel zijn rechtsvoorganger, als bezitter te goeder trouw de bedoelde strook grond gedurende tien jaar onafgebroken in hun bezit hebben gehad (3:99 BW). Door [eiseressen in conventie] is niet, althans onvoldoende weersproken dat het bewuste groene hekje sedert 1976 aanwezig is en dat de percelen vanaf dat moment als zodanig werden gebruikt. Gelet hierop heeft [gedaagden in conventie] naar verkeersopvatting de grond vanaf mei 1995 in zijn bezit. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagden in conventie] niet te goeder trouw is geweest, zodat daarvan uit zal worden gegaan.
Nu [gedaagden in conventie] de grond sinds 4 mei 1995 in zijn bezit heeft, is de verjaringstermijn op 5 mei 1995 aangevangen. Gesteld noch gebleken is dat de verjaringstermijn vóór of uiterlijk op 4 mei 2005 is gestuit. Immers, ook al zou ervan worden uitgegaan dat [eiseressen in conventie] opmerkingen heeft gemaakt over het eventuele afwijken van de erfgrens, niet gesteld of gebleken is dat deze opmerkingen binnen zes maanden zijn gevolgd door een daad van rechtsvervolging, zoals het uitbrengen van een dagvaarding. Dat brengt met zich dat het bezit van [gedaagden in conventie] van de grond tenminste tien jaar heeft geduurd en het als zijn eigendom kan worden beschouwd.
Het vorenoverwogene leidt tot de conclusie dat de vordering van [eiseressen in conventie] terzake dient te worden afgewezen.
[eiseressen in conventie] heeft onder sub 2 gevorderd dat [gedaagden in conventie] moet worden bevolen zich aan de grens te houden en zich te onthouden van daarmee strijdig gebruik. De rechtbank begrijpt deze vordering aldus dat [eiseressen in conventie] wenst dat [gedaagden in conventie] jegens haar niet onrechtmatig handelt (geen hinder veroorzaakt).
In dat kader heeft [eiseressen in conventie] gesteld dat de houtwal wordt gebruikt voor de opslag van nieuw hout, dat vochtig is, waardoor de muur niet voldoende kan ademen. Door het tegen althans vlakbij de muur van [eiseressen in conventie] neer te leggen, raakt de muur bovendien beschadigd. Ter comparitie is voldoende vast komen te staan dat de houtwal op circa 8,5 cm van de muur ligt. Aangenomen moet worden dat deze afstand voldoende is voor ventilatie. Overigens heeft [eiseressen in conventie] haar stelling met betrekking tot beschadiging van de muur niet nader onderbouwd, hoewel dat, gelet op de betwisting door [gedaagden in conventie] wel op haar weg had gelegen. De vordering zal dan ook als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
Het vorenoverwogene leidt tot de conclusie dat de vordering integraal wordt afgewezen. [eiseressen in conventie] wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van deze procedure.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, kan de vordering tot verklaring voor recht, worden toegewezen. De gevorderde dwangsom wordt afgewezen, nu gesteld noch gebleken is dat [eiseressen in conventie] niet voornemens is zich aan deze vastgestelde erfgrens te houden zodat [gedaagden in conventie] geen belang heeft bij dit deel van de vordering.
Het gevorderde uitingsverbod vormt een beperking van het grondrecht op de vrijheid van meningsuiting dat aan [eiseressen in conventie] op grond van artikel 10 lid 1 EVRM toekomt. Uitgangspunt is dat terughoudendheid moet worden betracht bij het beperken van de mogelijkheden om zich door woorden te uiten, ook als die uiting anderen betreft. Het recht om zich uit te laten vindt slechts zijn begrenzing in de zorgvuldigheid en de betamelijkheid die in het maatschappelijk verkeer jegens anderen in acht moeten worden genomen. Als deze zorgvuldigheid of betamelijkheid evident wordt overschreden, is dat onrechtmatig jegens de ander of anderen die het betreft.
Voor het antwoord op de vraag of [eiseressen in conventie] onrechtmatig heeft gehandeld, moeten de wederzijdse belangen van partijen worden afgewogen. Het belang van [gedaagden in conventie] is in het bijzonder gelegen dat hij niet wordt blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen. Het belang van [eiseressen in conventie] bestaat erin dat zij zich in het openbaar kritisch en/of waarschuwend moet kunnen uitlaten. Welke van deze belangen de doorslag behoort te geven, hangt af van de in onderling verband te beschouwen omstandigheden. In dat kader is het volgende van belang. [eiseressen in conventie] heeft niet betwist dat zij de in rechtsoverwegingen 2.6 en 2.7 vermelde brieven heeft verstuurd. Evenmin heeft zij betwist dat zij zich mondeling negatief (met dezelfde inhoud) heeft uitgelaten over [gedaagden in conventie] tegenover derden. Wel heeft zij meegedeeld dat het niet haar bedoeling is om "hiermee" door te gaan. De onderhavige brieven dienen, zo stelt [eiseressen in conventie], beschouwd te worden als een noodkreet omdat zij wilde weten wie haar tuin vernielde. Het was niet de bedoeling om [gedaagden in conventie] zwart te maken.
De rechtbank is van oordeel dat de uitlatingen moeten worden bezien in de context van een reeds jarenlang durend conflict tussen [eiseressen in conventie] en [gedaagden in conventie]. De inhoud van de brieven ziet op beschuldigingen richting [gedaagden in conventie] terzake vergiftiging, bedreiging en stalking. Deze beschuldigingen gaan naar het oordeel van de rechtbank erg ver. Met deze beschuldigingen wordt immers op ongefundeerde wijze strafrechtelijk verwijtbaar optreden door [gedaagden in conventie] gesuggereerd. De rechtbank is van oordeel dat [eiseressen in conventie] door haar mening over [gedaagden in conventie] op deze wijze schriftelijk (en ook mondeling) te uiten, zich onzorgvuldig jegens hem heeft gedragen en wel zodanig dat gesproken kan worden van een onrechtmatige gedraging. Een beperking van het recht om zich op die manier te uiten is in beginsel dan ook passend. Echter, gelet op de omstandigheid dat de brieven dateren van maart 2006, derhalve bijna twee jaar geleden, en niet gebleken is dat [eiseressen in conventie] nadien dergelijke brieven heeft verstuurd, acht de rechtbank geen reële dreiging aanwezig voor toekomstig onrechtmatig handelen. Dat leidt ertoe dat het gevorderde uitingsverbod achterwege kan blijven, zodat de vordering zal worden afgewezen.
[gedaagden in conventie] zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
- wijst de vorderingen van [eiseressen in conventie] af;
veroordeelt [eiseressen in conventie] in de kosten van het geding welke aan de zijde van [eiseressen in conventie] tot aan dit moment worden begroot op € 251,-- wegens griffierecht en € 904,-- wegens procureurssalaris;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
verklaart voor recht dat de grens tussen de percelen van partijen loopt onder het thans tussen beide erven aanwezige groene hek, met dien verstande dat de erfgrens ter hoogte van het atelier zich bevindt op een afstand van 8 centimeter uit de kopzijde van de zijmuur en op 6 centimeter uit de achterzijde van de zijmuur van het atelier;
veroordeelt [gedaagden in conventie] in de kosten van het geding welke aan de zijde van [eiseressen in conventie] tot aan dit moment worden begroot op € 452,-- wegens procureurssalaris;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kuypers en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2008.