RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
meervoudige kamer
Parketnummer: 12/715389-07
Datum uitspraak: 19 maart 2008
------------------------------------------------
Datum inverzekeringstelling: 8 oktober 2007
Datum voorlopige hechtenis: 11 oktober 2007
Opheffing voorlopige hechtenis: 9 november 2007
------------------------------------------------
van de rechtbank Middelburg, meervoudige kamer voor strafzaken, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
wonende [adres],
ter terechtzitting verschenen.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting verschenen mr. E.G.M. Smit, advocaat te Middelburg.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
10 maart 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. W.B. Smeenk en van hetgeen door en/of namens de verdachte naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting kenbaar gemaakt dat het openbaar ministerie voornemens is een vordering ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht tegen de verdachte aanhangig te maken.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging luidt als volgt.
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari
2002 tot 8 oktober 2007 te Kruiningen en/of te Tholen en/of (elders) in het
arrondissement Middelburg, in elk geval (elders) in Nederland,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een groot
aantal andere personen heeft bewogen tot de afgifte van één of meer
geldbedrag(en), in totaal ten bedrage van ongeveer 264.169 euro,
immers heeft hij, verdachte, (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met
de waarheid de familie [slachtoffer 3] en/of de familie [slachtoffer 4] en/of de familie
[slachtoffer 5] en/of basisschool [slachtoffer 6] en/of een groot aantal andere
personen voor een goed doel kaarten en/of kalenders, met daarop stickers met
de tekst dat de opbrengst bestemd is voor de Stichting Prins
Willem-Alexanderhoeve, laten verkopen, (zulks terwijl hij, verdachte, in
werkelijkheid (een groot deel van) de opbrengst ten eigen bate aanwendde en
niet afdroeg aan voornoemde Stichting),
waardoor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of andere personen (telkens)
werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
art 326 Wetboek van Strafrecht
De rechtbank overweegt dat verdachte om en nabij de eerste twee jaren van de tenlastegelegde en bewezenverklaarde periode tevens legale verkoop heeft gerealiseerd, zodat de totale omzet geringer moet worden geacht dan het bedrag dat in de tenlastelegging is opgenomen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 januari
2002 tot 8 oktober 2007 te Kruiningen en in Nederland, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en een groot aantal andere personen heeft bewogen tot de afgifte van geldbedrag(en), immers heeft hij, verdachte, (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met
de waarheid de familie [slachtoffer 3] en de familie [slachtoffer 4] en de familie [slachtoffer 5] en basisschool [slachtoffer 6] en/of een groot aantal andere personen voor een goed doel kaarten en/of kalenders, met daarop stickers met
de tekst dat de opbrengst bestemd is voor de Stichting Prins Willem-Alexanderhoeve, laten verkopen, zulks terwijl hij, verdachte, in werkelijkheid (een groot deel van) de opbrengst ten eigen bate aanwendde en
niet afdroeg aan voornoemde Stichting, waardoor die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en andere personen telkens
werden bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier bewezen is verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Oplichting, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het volgende:
- de ernst van het feit en de omstandigheden, waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Voor wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden, waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft ongeveer twintig jaar tegen onkostenvergoeding kaarten en kalenders verkocht, waarvan de opbrengst ten goede kwam aan de instelling Prins Willem-Alexanderhoeve, een vakantieboerderij voor gehandicapte mensen.
Nadat deze instelling gestopt was met het uitgeven van kaarten en kalenders voor verkoop, heeft verdachte gedurende de laatste drie à vier jaren van die periode de verkoop van kaarten en kalenders voortgezet, echter zonder de opbrengsten daadwerkelijk aan het goede doel af te dragen. Verdachte heeft daartoe op eigen rekening ingekocht, zelf stickers laten maken, waarop te lezen was dat de opbrengst voor de instelling was, en legitimatiebewijzen aan zijn wederverkopers uitgegeven. Verdachte heeft kopers en zijn, speciaal voor dat doel aangeworven, wederverkopers doen geloven dat de opbrengsten nog steeds door hem werden afgedragen aan het goede doel, terwijl hij de opbrengsten feitelijk voor zichzelf hield.
Verdachte heeft met zijn strafbare handelen niet alleen het vertrouwen van zijn wederverkopers, waaronder leerlingen van een basisschool, en de vele kopers geschaad, maar ook het vertrouwen dat de samenleving in het algemeen stelt in huis-aan-huiscollectes of verkoop ten behoeve van goede doelen.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 18 februari 2008;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 20 december 2007 van de Stichting Reclassering Nederland, Ressort Den Haag, unit Middelburg.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, die gelijk is aan het voorarrest, een voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Zij zal daaraan verbinden de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, zodat verdachte hulp en steun krijgt bij het structureren van zijn leven en het leren omgaan met de geestelijke en lichamelijke beperkingen die hij ondervindt ten gevolge van zijn alcoholverslaving. Daarnaast zal zij hem het maximum aantal uren werkstraf opleggen.
De rechtbank houdt er rekening mee dat een procedure ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel tegen verdachte is ingezet en dat in het kader daarvan beslag is gelegd op de financiële middelen van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Zij verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven heeft begaan.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Zij bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Zij verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Zij veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden.
Zij bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Zij stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Zij bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt,
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarde niet naleeft:
De veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de aanwijzingen die hem
zullen worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, unit Middelburg, zolang
deze instelling dit noodzakelijk oordeelt.
Zij verstrekt aan genoemde instelling opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de genoemde bijzondere voorwaarde.
Zij beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Zij legt aan de verdachte op een taakstraf, te weten:
een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdenveertig) uren, met bevel dat indien de veroordeelde deze taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdentwintig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door: mr. R.J.G. Lameijer, voorzitter, mrs. J.F.I. Sinack en M.A.V. van Aardenne, rechters, in tegenwoordigheid van A.S. Heberlein-Guiran als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 maart 2008.
Mr. Van Aardenne is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.